Artikelen bij COM(2008)468 - Naar een gezamenlijke programmering van het onderzoek: samenwerken om gemeenschappelijke uitdagingen doeltreffender aan te pakken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52008DC0468

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Naar een gezamenlijke programmering van het onderzoek: samenwerken om gemeenschappelijke uitdagingen doeltreffender aan te pakken {SEC(2008) 2281} {SEC(2008) 2282} /* COM/2008/0468 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 15.7.2008

COM(2008)468 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

NAAR EEN GEZAMENLIJKE PROGRAMMERING VAN HET ONDERZOEK: Samenwerken om gemeenschappelijke uitdagingen doeltreffender aan te pakken {SEC(2008) 2281} {SEC(2008) 2282}

(DOOR DE COMMISSIE INGEDIEND)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

NAAR EEN GEZAMENLIJKE PROGRAMMERING VAN HET ONDERZOEK: Samenwerken om gemeenschappelijke uitdagingen doeltreffender aan te pakken

Inleiding |

Door vandaag te investeren in onderzoek stellen we een betere toekomst veilig, zowel voor onszelf als voor de toekomstige generaties. Europa moet niet alleen meer investeren in onderzoek, maar moet dat ook efficiënter doen, tenminste als het zijn zelfverklaarde doelstellingen wil bereiken: een evenwichtige en duurzame ontwikkeling, verzoenen van economische groei en concurrentie met een hoog niveau van levenskwaliteit en kwaliteit van het ons omringende milieu en uitbouw van een doeltreffende EU ten bate van de burgers van alle lidstaten.

Bij de vaststelling van de Lissabon-strategie werd dit erkend en werd als meest urgente doelstelling de overgang genoemd naar een op kennis gebaseerde samenleving, waarin wetenschap, technologie en innovatie centraal staan, en werd opgeroepen tot meer en betere investeringen in onderzoek. Als Europa wil slagen, moet het zijn inspanningen verdubbelen. Vóór alles moet het bereid zijn op moedige en innovatieve wijze na te denken over de wijze waarop het zijn onderzoek wil organiseren.

In deze mededeling wordt een ambitieuze nieuwe aanpak voorgesteld om Europa's beperkte O&O-middelen beter te benutten via versterkte samenwerking. Het voorgestelde nieuwe initiatief – namelijk gezamenlijke programmering – markeert een wijziging van de Europese onderzoekssamenwerking. Gezamenlijke programmering is een proces op basis van vrijwilligheid voor een met nieuwe kracht bezield partnerschap tussen de lidstaten, gebaseerd op duidelijke beginselen en transparant beheer op het hoogste niveau. Door de samenwerking tussen de architecten en beheerders van onderzoekprogramma's te versterken, moeten efficiëntie en impact van het nationale met overheidsgeld gefinancierde onderzoek op strategische gebieden worden versterkt. Gezamenlijke programmering is eerst en vooral gericht op openbare onderzoeksprogramma's en houdt dus onderlinge samenwerking tussen de overheden van verschillende landen in. Het verschilt dus wezenlijk van de publiek-private samenwerking die tot uitdrukking komt in onder meer de gezamenlijke technologie-initiatieven. Desondanks moeten de industrie en andere belanghebbenden een rol spelen in het raadplegingsproces en bij de tenuitvoerlegging van specifieke initiatieven van gezamenlijke programmering. De industrie zal dan ook veel baat hebben bij gezamenlijke programmering.

Gezamenlijke programmering heeft het potentieel een mechanisme te worden dat in het Europese onderzoekslandschap ten minste zo belangrijk zal zijn als de kaderprogramma's en uiteindelijk de manier zal veranderen waarop Europeanen over onderzoek nadenken. Door deze nieuwe aanpak voor te stellen biedt deze mededeling een antwoord op de herhaalde verzoeken in de afgelopen jaren van de Europese Raad, de Raad en het Europees Parlement om een sterkere en betere gezamenlijke programmering op te zetten. Hiermee wordt ook een antwoord gegeven op de verzoeken van belanghebbenden om op basis van vrijwilligheid en zeker niet op eenvormige wijze een vanuit de basis vertrekkende aanpak te ontwikkelen in combinatie met strategische sturing op hoog niveau.

In deze context levert het Europees strategisch plan voor energietechnologie (het SET-plan) proefondervindelijk ervaring op inzake de gezamenlijke Europese aanpak van een belangrijke Europese maatschappelijke uitdaging. Als belangrijke steunpilaar van het Europese beleid inzake energie en klimaatverandering heeft het SET-plan tot doel de ontwikkeling en toepassing van technologieën met geringe koolstofinhoud te versnellen dankzij een samenhangende reeks maatregelen, inclusief gezamenlijke programmering.

Deze mededeling is één van de vijf beleidsinitiatieven die door de Commissie in 2008 zijn gepland als follow-up van het groenboek 'De Europese onderzoeksruimte: Nieuwe perspectieven'. Zij heeft met name betrekking op de dimensie "Optimalisering van de onderzoeksprogramma's en prioriteiten" en is een verdere stap naar de verwezenlijking van de vijfde vrijheid, meer bepaald door het wegwerken van belemmeringen voor het vrije verkeer van kennis.

1. DE NOODZAAK VAN EEN NIEUWE AANPAK VOOR SAMENWERKING TUSSEN DE LIDSTATEN OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK

Wetenschap en technologie (W&T) moeten een groter belang krijgen bij de aanpak van Europa's grote maatschappelijke uitdagingen

Hoe Europa zal reageren op een aantal belangrijke maatschappelijke uitdagingen zal in de komende decennia onze toekomst bepalen. Tot die uitdagingen behoren de instandhouding van Europa's welvaart in een omgeving met toenemende mondiale concurrentie, een antwoord bieden op de behoeften van een verouderende bevolking en de uitdagingen van immigratie, en bevordering van duurzame ontwikkeling, met name in een context van klimaatverandering, continuïteit van de energievoorziening, bescherming van volksgezondheid en milieu, verzekering van de voedselkwaliteit en instandhouding en bescherming van de veiligheid van de burger.

Tezelfdertijd verwacht de Europese burger steeds vaker dat een antwoord op die uitdagingen wordt gevonden dankzij wetenschap en technologie (W&T).

Onze niet-Europese partners, zowel de traditionele (VS, Japan) als de opkomende landen (China, India, enz.), hebben de boodschap begrepen. Zij zetten grootschalige gerichte onderzoeksprogramma's op en werken onderling samen. Europa en de EU-lidstaten moeten een krachtiger en meer gecoördineerd en samenhangend antwoord bieden op deze uitdagingen, waar passend in samenwerking met internationale partners.

Vergeleken met zijn voornaamste partners investeert Europa nog steeds te weinig in onderzoek. De middelen voor O&O, zowel verstrekt door de overheid als door de privésector, zijn het afgelopen decennium niet of nauwelijks toegenomen. Als het niet in staat is de desbetreffende uitgaven snel en aanzienlijk op te trekken, zal Europa nieuwe en innovatieve manieren moeten vinden om zijn schaarse O&O-middelen op een efficiëntere en meer gerichte wijze aan te wenden. Om de maatschappelijke return en baten van openbare O&O-middelen te vergroten, moet Europa ook zijn capaciteit versterken om onderzoeksresultaten om te zetten in voordelen voor de samenleving en de economie, met name via de innovatieve capaciteit van de Europese industrie en door de vraag naar resulterende innovaties te bevorderen.

Gemiste voordelen ten gevolge van de compartimentering van het onderzoek

In de afgelopen jaren hebben de lidstaten en de Gemeenschap talrijke initiatieven ontwikkeld om het effect en de efficiëntie van publiek onderzoek te vergroten. Eén van de duidelijkste oorzaken van suboptimale return bij O&O is echter onvoldoende aangepakt, namelijk het gebrek aan samenwerking en coördinatie tussen de nationale openbare O&O-programma's. De betrokkenen beseffen al lang dat dit een zwak punt is in het O&O-systeem van de EU. Ondanks de inspanningen van de afgelopen jaren om dit probleem te verhelpen, blijft het Europese onderzoekslandschap echter hopeloos gecompartimenteerd.

85% van het openbaar O&O wordt vandaag nog steeds geprogrammeerd, gemonitord en geëvalueerd op nationaal niveau, met weinig of geen samenwerking of coördinatie tussen de onderscheiden landen. Minder dan 6 percent van de totale O&O-investering en slechts 15 percent van het Europees door de overheid gefinancierd civiel O&O (waarbij 10% van de middelen afkomstig zijn van intergouvernementele organisaties en regelingen en 5% van het kaderprogramma) wordt op grensoverschrijdende manier in het kader van samenwerkingsovereenkomsten gefinancierd.

Het punt is niet dat alle onderzoeksprogrammering via samenwerkingsovereenkomsten zou moeten worden uitgevoerd en dat de zuiver nationale programmering moet worden stopgezet. Nationale programmering heeft zeker haar plaats in het Europese onderzoekslandschap, vooral wanneer ze een antwoord biedt op bepaalde nationale behoeften en prioriteiten, alsook waar samenwerking op Europees niveau geen significante schaalvoordelen oplevert.

Waar het wél op aan komt is dat op gebieden van strategisch belang voor het geheel of een groot deel van Europa de compartimentering van de openbare onderzoeksprogramma's resulteert in een suboptimale return, wat Europa duur te staan komt en verwezenlijking van de Europese maatschappelijke doelstellingen verhindert.

- De nationale onderzoeksprogramma's resulteren vanuit een pan-Europees perspectief vaak in dubbel werk en missen daarbij schaalgrootte en diepte.

- De veelheid van nationale procedures maakt grensoverschrijdende programmering ingewikkeld en ontmoedigt internationaal georiënteerde onderzoekers en organisaties om een beroep te doen op onderzoeksfinanciering over de grenzen heen.

- Het gebrek aan grensoverschrijdende programmasamenwerking maakt het moeilijk om gemeenschappelijke uitdagingen gezamenlijk aan te pakken, bemoeilijkt de bundeling van over Europa verspreide gegevens en deskundigheid, belemmert de grensoverschrijdende mobiliteit van onderzoekers en opleidingen en vertraagt de internationale verspreiding van onderzoeksresultaten.

- Ten slotte, en wat cruciaal is, deze toestand belemmert de opstelling van een pan-Europese strategische onderzoeksagenda en een horizontale beleidscoördinatie.

Kader 1: Versnipperd publiek gefinancierd onderzoek in de Europese onderzoeksruimte

Wat de omvang van O&O, de bestaande coördinatie - of versnippering - en de prestaties betreft, bestaan er enorme verschillen tussen de diverse W&T-gebieden en is er geen duidelijk lineair verband tussen deze factoren. In onderstaande grafiek wordt de omvang getoond van de openbare financiering, een beoordeling van de graad van coördinatie/versnippering op Europees niveau en de relatieve omvang van de Europese publieke financiering, vergeleken bij die in de VS voor sommige W&T-gebieden. Deze grafiek is zeker niet exhaustief, maar illustreert dat elk W&T-gebied uniek is en qua gezamenlijke programmering een aanpak op maat vergt, waarbij die programmering moet ontwikkeld worden op basis van de relevante gegevens en gegrondvest moet zijn op de strategische analyse van gedetailleerde informatie over het desbetreffende W&T-gebied. Dit vergt een volledige betrokkenheid van de lidstaten. [pic] X-as: Een raming van de graad van coördinatie tussen de onderzoeksprogramma's van de lidstaten en van de financierings- en institutionele versnippering , gebaseerd op een kwalitatieve evaluatie van wetenschappelijke publicaties, strategische rapporten, enz. Y-as: De verhouding (op logaritmische schaal) van de openbare O&O-investeringen in Europa (lidstaten + Europese Commissie (EC)) ten opzichte van de VS. Grootte van de cirkels: De grootte staat direct in verhouding tot de omvang van de Europese publieke financiering (lidstaten+EC), gebaseerd op New Cronos (bv. GBAORD) en gegevens van de VS-regering, alsmede wetenschappelijke publicaties. Idealiter zouden bepaalde onderzoeksgebieden verder moeten worden opgesplitst. De biotechnologiecirkel bijvoorbeeld moet in beginsel verder worden onderverdeeld in de aspecten gezondheid, industrie&milieu en plantenrijk, dierenwereld en levensmiddelen. Gezien het gebrek aan vergelijkbare data was dit niet altijd mogelijk. |

Waarom een nieuwe aanpak vereist is

Om vooruit te gaan moet Europa voortbouwen op zijn successen op het gebied van grensoverschrijdend publiek gefinancierd onderzoek, maar het moet tevens de beperkingen van de bestaande aanpak erkennen en daaraan verhelpen.

Bepaalde van de grootste wetenschappelijke succesverhalen van Europa zijn gerealiseerd via een grensoverschrijdende pooling van O&O-middelen. In de afgelopen 50 jaar hebben verscheidene intergouvernementele organisaties het licht gezien, zoals het Europees laboratorium voor deeltjesfysica (CERN), het Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie (EMBL) en de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA). In de jaren 70 en 80 zijn intergouvernementele samenwerkingsverbanden zoals COST en EUREKA opgezet en is het Europese kaderprogramma voor onderzoek van start gegaan. Er zijn steeds meer bilaterale samenwerkingsovereenkomsten tussen lidstaten gekomen en sinds 2005 heeft de Gemeenschap een aantal veelbelovende nieuwe instrumenten voor coördinatie en samenwerking ontwikkeld, zoals de ERA-NET-regeling en de artikel 169-initiatieven.

Het effect van deze communautaire initiatieven had echter groter kunnen zijn als er een meer algemene strategische focus zou zijn geweest, alsook een groter politiek engagement vanwege de lidstaten, meer transparantie bij de nationale stelsels voor onderzoek en een minder rigide instrumentarium. Het heeft weinig zin de hierboven genoemde initiatieven te versterken en de werkingssfeer van het zevende kaderprogramma (KP7) te vergroten wanneer het gebrek aan strategische programmering tussen de lidstaten niet wordt geremedieerd. Bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en tussen intergouvernementele onderzoeksorganisaties en regelingen hebben een beperkte impact. Hoewel de zogenaamde open coördinatiemethode een vruchtbare uitwisseling van ideeën mogelijk heeft gemaakt, heeft zij niet geresulteerd in concrete initiatieven ter coördinatie van het nationale onderzoeksbeleid van de lidstaten of in de vaststelling van een gemeenschappelijke agenda voor gebieden van strategisch belang.

Er kunnen echter lessen worden getrokken uit de recente communautaire initiatieven ter bevordering van programmacoördinatie en samenwerking, en daarmee kunnen de grondvesten worden gelegd van vooruitgang op het gebied van gezamenlijke programmering.

Er bestaat nu een unieke kans om een sprong voorwaarts te maken naar pan-Europese onderzoekssamenwerking die net zo belangrijk kan zijn dan de invoering van de kaderprogramma's. Met deze mededeling wil de Commissie de uitwerking van een oplossing vergemakkelijken door een strategisch en gestructureerd proces op te starten.

Kader 2: Gezamenlijke programmering om een antwoord te bieden op een verouderende samenleving

Een van de meest tot bezorgdheid strekkende aspecten van onze ouder wordende samenleving is de gestage toename van het aantal gevallen van Alzheimer en andere vormen van dementie. De ziekte van Alzheimer is een degeneratieve aandoening die traag maar zeker de hersencellen vernietigt en het geheugen, het denken, het beoordelingsvermogen en de gehele persoonlijkheid aantast. Op lange termijn leidt de ziekte vaak tot extra problemen, zoals mentale verwarring, spraakstoornissen, bruuske omslagen van de gemoedstoestand en desoriëntatie in ruimte en tijd. Ongeveer één persoon op 20 boven de leeftijd van 65 lijdt aan dementie. Het aantal mensen met dementie in Europa, waarvan tussen 50% en 70% Alzheimer heeft, bedraagt ongeveer 5,5 miljoen, een aantal dat voor personen boven de 60 in 2040 naar verwachting zal zijn opgelopen tot 10,7 miljoen. De gezondheidszorgkosten in verband met dementie overschrijden in de EU reeds het enorme bedrag van 80 miljard euro. Tot nog toe bestaat er geen preventieve of curatieve behandeling van de ziekte van Alzheimer. De hoeveelheid openbare middelen die in de EU expliciet worden besteed voor Alzheimer-onderzoek zinkt echter in het niet met die in de VS. Bovendien is er geen grote institutionele drijvende kracht voor Alzheimer-onderzoek in Europa. De middelen zijn breed verspreid over talrijke en zeer diverse financieringsagentschappen, verspreid over de 27 EU-lidstaten. Dit doet het risico ontstaan van verspilling door dubbele onderzoeksfinanciering op EU-niveau. Een dergelijk probleem, dat in alle lidstaten wordt gevoeld, vergt een gezamenlijke Europese inspanning om een gemeenschappelijke oplossing te vinden. In de VS zijn het National Institute of Health en het National Institute on Aging krachtige drijvende krachten van het Alzheimer-onderzoek. De vraag is wat Europa gaat doen om deze belangrijke maatschappelijke uitdaging het hoofd te bieden. |

2. GEZAMENLIJKE PROGRAMMERING – SAMENWERKEN OM GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN DOELTREFFENDER AAN TE PAKKEN

Gezamenlijke programmering: het begrip

Gezamenlijke programmering wordt toegepast door lidstaten die op vrijwillige basis en in een variabele configuratie zich ertoe verbinden gemeenschappelijke strategische onderzoeksagenda's te omschrijven, uit te werken en ten uitvoer te leggen, gebaseerd op een gemeenschappelijke visie in verband met de manier waarop grote maatschappelijke uitdagingen moeten worden aangepakt. Het kan gaan om een strategische samenwerking tussen bestaande nationale programma's of om gezamenlijke planning en uitwerking van volledig nieuwe programma's. In beide gevallen houdt dit in dat de middelen worden samengebracht, het meest geschikte instrumentarium wordt gekozen en de programma's op gecoördineerde wijze ten uitvoer worden gelegd en collectief worden gemonitord en geëvalueerd. Met gezamenlijke programmering wordt ernaar gestreefd om op een beperkt aantal strategische gebieden de grensoverschrijdende samenwerking, coördinatie en integratie van de door de lidstaten met overheidsmiddelen gefinancierde programma's te versterken en te verbeteren. Het is de bedoeling om zo de efficiëntie van de Europese publieke onderzoeksinspanning een nieuwe impuls te geven teneinde de grote maatschappelijke uitdagingen beter het hoofd te bieden.

Gezamenlijke programmering: een ambitieuze structureringsdoelstelling

- Gezamenlijke programmering is gericht op omvorming van de structuur van het Europese onderzoekslandschap. Het is een alomvattend langetermijnproces van strategische aard met als doel een nieuwe impuls te geven aan Europa's vermogen om grote economische en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken waarvan de oplossing op een cruciale wijze afhangt van onderzoek. Gezamenlijke programmering behelst de vaststelling van gemeenschappelijke visies en strategische onderzoeksagenda's, de optimale tenuitvoerlegging daarvan en het bereiken van meetbare maatschappelijke effecten. In het kader daarvan moeten realistische doelstellingen en streefcijfers worden vastgelegd met het doel belangrijke doorbraken te realiseren op de gebieden waarop die gezamenlijke programmering ten uitvoer wordt gelegd.

- Gezamenlijk programmeren betekent meer dan het groeperen, losjes coördineren of min of meer op elkaar afstemmen van bestaande nationale onderzoeksprogramma's over hetzelfde onderwerp onder een andere overkoepelend benaming. Het is ook niet de bedoeling een starre arbeidsverdeling tussen landen tot stand te brengen voor de onderzoeksactiviteiten op een bepaald gebied, of nationale onderzoeksbegrotingen over te hevelen naar Brussel. Gezamenlijke programmering heeft ten doel structurerende effecten te bereiken teneinde de doeltreffendheid en impact van de aan onderzoek bestede openbare middelen te vergroten.

- De belanghebbenden moeten echter goed beseffen wat dit inhoudt. In zijn meest ambitieuze vorm vereist gezamenlijke programmering dat de lidstaten bereid zijn stappen te zetten in de richting van de opstelling en tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke onderzoeksagenda's met gezamenlijk vastgelegde over meerdere jaren lopende activiteiten (planning, lancering en evaluatie) en financieringsmechanismen.

…met een pragmatische en flexibele aanpak

- Gezamenlijke programmering vergt een nieuwe geesteshouding van de lidstaten. Boven alles vergt het een concreet engagement van en acties door de lidstaten en het herdenken en reorganiseren van de manier waarop de nationale onderzoeksprogramma's worden vastgesteld en ten uitvoer gelegd door hen meer en scherper te richten op gemeenschappelijke doelstellingen.

- Dat is waarom gezamenlijke programmering een proces op basis van vrijwilligheid moet zijn, gebaseerd op het beginsel van variabele geometrie en open toegang. Het is niet nodig dat alle lidstaten bij een specifiek initiatief worden betrokken, maar de partners moeten in staat zijn om gezamenlijk de vereiste kritische massa aan middelen te leveren.

- Daarom is het ook essentieel dat voor gezamenlijke programmering een realistische, soepele en stapsgewijze aanpak wordt ontwikkeld (zie hoofdstuk 3) waardoor het structurerend effect en de maatschappelijke impact kunnen worden gemaximaliseerd.

- Gezamenlijke programmering houdt niet a priori in dat ook communautaire middelen worden uitgetrokken. Het komt er vóór alles op aan dat de lidstaten gemeenschappelijke strategieën vaststellen en hun nationale middelen poolen. Tezelfdertijd wordt ook niet uitgesloten dat er aanvullende Gemeenschapsmiddelen worden verstrekt, naar gelang van de toegevoegde waarde, de Europese dimensie en de potentiële structureringseffecten van de betrokken initiatieven.

De voordelen van gezamenlijke programmering

Gezamenlijke programmering levert voordelen op voor de lidstaten, beheerders van Europese onderzoekprogramma's, Europese wetenschappers en het bedrijfsleven.

- Gezamenlijke programmering maakt het gemakkelijker om gemeenschappelijke uitdagingen samen aan te pakken, gemeenschappelijke oplossingen uit te werken en met één stem te spreken in de internationale arena.

- Zij helpt toegangsbarrières te slechten, zoals hoge aanloop- en exploitatiekosten op sommige W&T-gebieden.

- Zij helpt het bereik van onderzoeksprogramma's in het geheel van Europa te optimaliseren, verspillend dubbel werk in over Europa versnipperde programma's te voorkomen en de programmadiepgang te vergroten.

- Zij bevordert de wetenschappelijke uitmuntendheid aan de hand van gezamenlijk aanbestedingen met gemeenschappelijke financiering en peer review , wat de concurrentie voor financiële middelen aanscherpt en de kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen doet toenemen.

- Door grensoverschrijdende projectsamenwerking te versterken, vergemakkelijkt gezamenlijke programmering de bundeling van over verscheidene landen of in geheel Europa verstrooide gegevens en deskundigheid, maakt zij een snelle verspreiding van de onderzoeksresultaten mogelijk, bevordert zij de grensoverschrijdende mobiliteit en opleiding van personele middelen en vergroot zij het wetenschappelijke, technologische en innovatieve effect van elke euro die in publiek onderzoek wordt geïnvesteerd.

- Gezamenlijke programmering draagt ten slotte bij tot een versterking van de coördinatie met andere verwante beleidsterreinen dankzij een grotere zichtbaarheid van de programma's, een vermindering van de kosten voor programmabeheer, betere grensoverschrijdende beleidsuitwisseling en grotere toerekenbaarheid en transparantie van de openbare onderzoeksprogramma's.

Bovengenoemde voordelen zijn ook van bijzonder belang voor de regio's en landen die aan een inhaaloperatie bezig zijn wat hun onderzoeksinvesteringen en -prestaties betreft. Als gevolg van de belangrijke voordelen die gezamenlijke programmering voor W&T oplevert en de aanzienlijke structurerende effecten ervan zullen de Europese burgers kunnen genieten van een sterkere economische groei, grotere concurrentiekracht en betere oplossingen voor sociale en milieuproblemen.

Om deze voordelen nog beter te belichten, wordt een voorbeeld gegeven van hoe gezamenlijke programmering kan bijdragen om de uitdagingen ten gevolge van een verouderende bevolking het hoofd te bieden (zie kader 2). Dit voorbeeld is louter illustratief en hypothetisch. Het is slechts de bedoeling de potentiële kracht en impact van gezamenlijke programmering, als mechanisme voor grensoverschrijdende programmasamenwerking op strategische gebieden, concreter en zichtbaarder te maken. Een meer gedetailleerde analyse van het potentieel van gezamenlijke programmering voor andere maatschappelijke uitdagingen en technologiegebieden is gegeven in het bij deze mededeling behorende werkdocument van de Commissie.

3. GEZAMENLIJKE PROGRAMMERING OPERATIONEEL MAKEN |

In deze mededeling stelt de Commissie een pragmatische methodologie voor om te komen tot gezamenlijke programmering op een beperkt aantal belangrijke overeengekomen gebieden. Het proces om deze specifieke gebieden te selecteren, wordt beschreven in het volgende hoofdstuk. In dit hoofdstuk 3 wordt de methodologie voorgesteld die moet worden gebruikt om een en ander operationeel te maken. Bedoelde methodologie is gebaseerd op de ervaring die is opgedaan met de Europese technologieplatforms, maar dan aangepast aan openbare onderzoeksprogramma's. Het is een proces in verschillende fasen, die parallel lopen met de levenscyclus van een onderzoeksprogramma, namelijk van de vaststelling van het programma, over de tenuitvoerlegging ervan tot de monitoring en evaluatie.

Er kunnen drie stadia worden omschreven:

1. Uitwerking van een gemeenschappelijke visie voor het overeengekomen gebied: deze visie moet de langetermijndoelstellingen omvatten die door gezaghebbende deskundigen op dit gebied worden vastgelegd en door de overheid worden bekrachtigd. Die visie moet worden ontwikkeld op basis van geloofwaardige aanwijzingen (eventueel aan de hand van (gezamenlijk) uitgevoerde prognoses) en brede (openbare) raadplegingen van de belanghebbenden, met name de betrokken wetenschappelijke en industriële gemeenschappen. Zij kan ook worden gebaseerd op een voorafgaande (gezamenlijke) evaluatie van bestaande programma's en capaciteiten.

2. Zodra die visie is uitgewerkt, moet zij worden vertaald in een strategische onderzoeksagenda (SOA) die specifieke, meetbare, bereikbare, realistische en van een termijn voorziene doelstellingen moet omvatten, de zogenaamde SMART-doelstellingen. De strategische onderzoeksagenda moet die visie operationeel maken en moet de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van die visie verbinden met bestaande of nieuw te ontwikkelen deskundigheid in Europa. Een goede kennis van de bestaande programma's en competenties in het geheel van Europa (en verder) is essentieel.

3. Tenuitvoerlegging van de SOA: alle deelnemende overheidinstanties oriënteren hun programma's en fondsen op dergelijke manier dat zij op samenhangende wijze bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de SOA. Het volledige arsenaal van publieke onderzoeksinstrumenten (nationale en regionale onderzoeksprogramma's, intergouvernementele onderzoeksorganisaties en samenwerkingsregelingen, onderzoeksfaciliteiten, mobiliteitsstelsels, enz.) moet worden benut om de gezamenlijke programmeringsinitiatieven ten uitvoer te leggen. Die tenuitvoerlegging kan al dan niet EU-financiering en -instrumenten via het kaderprogramma omvatten. Er moet worden gezorgd voor geregelde monitoring en evaluatie van de voortgang bij de verwezenlijking van de SMART-doelstellingen en over de resultaten moet op beleidniveau worden gerapporteerd.

Gezamenlijke programmering kan vlotter verlopen als aan een aantal algemene voorwaarden wordt voldaan:

- overeenstemming over een aantal gedeelde beginselen en procedures voor peer review ("de wetenschappelijke spelregels");

- ontwikkeling van gemeenschappelijke methodologieën voor prognoseactiviteiten en voor de gezamenlijke evaluatie van nationale of regionale programma's of investeringen op specifieke onderzoeksgebieden;

- omschrijving van gemeenschappelijke beginselen voor grensoverschrijdende financiering van onderzoek door nationale of regionale autoriteiten ("de financiële spelregels");

- effectieve maatregelen om de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen en de verspreiding en optimale benutting van onderzoeksresultaten te vergemakkelijken.

4. EEN PROCEDURE OM SPECIFIEKE TOEPASSINGSGEBIEDEN VOOR GEZAMENLIJKE PROGRAMMERING TE SELECTEREN |

Zoals uiteengezet in deze mededeling is het doel van gezamenlijke programmering dat de lidstaten gemeenschappelijke visies ontwikkelen en strategische onderzoeksagenda's opstellen om specifieke maatschappelijke uitdagingen aan te pakken.

Er is reeds opgemerkt dat dit een proces op basis van vrijwilligheid is, gebaseerd op het beginsel van variabele geometrie en open toegang. In het kader van het bredere Ljubljana-proces heeft het voor de EU-instellingen echter zin om een rol te spelen bij het beheer van dit proces, hoewel moet worden onderstreept dat het aan de lidstaten is om het geheel in goede banen te leiden en te besturen. De Commissie kan optreden als katalysator en staat klaar om bijstand te leveren wanneer de bij gezamenlijkeprogrammeringsinitiatieven betrokken lidstaten daarom verzoeken. Zij zal tevens de Raad op de hoogte houden van de ontwikkelingen, zodat die laatste een effectieve monitoring en tenuitvoerlegging kan waarborgen. Dit zal ook een open toegang garanderen door alle lidstaten op de hoogte te houden van geplande of van start gegane initiatieven, zodat zij daartoe op elk moment kunnen toetreden.

De Commissie:

- verzoekt de Raad om tegen eind 2008 het begrip en de doelstellingen van gezamenlijke programmering te onderschrijven;

- verzoekt de Raad de ministers te vragen vertegenwoordigers op hoog niveau aan te wijzen die tegen medio 2009 op gemotiveerde wijze specifieke gebieden voor gezamenlijke programmering moeten selecteren, op basis van duidelijke criteria (zie kader 3) en raadpleging van de betrokken partijen. De Commissie stelt voor dat zij het secretariaat van die groep verzorgt;

- zal eind 2009 ter vaststelling door de Raad ontwerp-aanbevelingen indienen, gericht op het opstarten van initiatieven voor gezamenlijke programmering op de specifieke gebieden die de vertegenwoordigers van hoog niveau hebben geselecteerd. Deze aanbevelingen omvatten meer gedetailleerde voorstellen voor het beheer en de tenuitvoerlegging van dergelijke initiatieven voor gezamenlijke programmering, rekening houdend met de feedback van de Raad en van de lidstaten die zich ertoe hebben verbonden aan de diverse afzonderlijke initiatieven mee te werken;

- zal de aanzet geven tot samenwerking tussen belangstellende organisaties en autoriteiten met het oog op een verbetering van de algemene voorwaarden voor gezamenlijke programmering;

- verzoekt de Raad toe te zien op de voortgang van de initiatieven voor gezamenlijke programmering, die voortgang op geregelde wijze te monitoren en zo nodig verdere maatregelen te overwegen om de effectieve tenuitvoerlegging van die initiatieven te waarborgen.

Kader 3: Criteria voor de selectie van specifieke gebieden voor gezamenlijke programmering

- Het gebied heeft betrekking op een pan-Europese/mondiale sociaaleconomische uitdaging of uitdaging op milieugebied;

- publiek gefinancierd onderzoek is essentieel om deze uitdaging het hoofd te bieden;

- op het desbetreffende gebied biedt gezamenlijke programmering een duidelijke toegevoegde waarde, bv. er is behoefte aan publiek gefinancierd onderzoek van een schaal en met een reikwijdte die het vermogen van afzonderlijke lidstaten overstijgt;

- het gebied is voldoende goed afgebakend zodat duidelijke en realistische doelstellingen kunnen worden vastgesteld.

Voorts moet een initiatief voor gezamenlijke programmering op het geselecteerde gebied:

- bijdragen tot het te boven komen van versnippering en verspillend dubbel werk bij publiek gefinancierd onderzoek en bijdragen tot een doeltreffender en effectiever gebruik van openbare middelen;

- de cruciale overheidsinitiatieven op dit gebied bij de zaak betrekken en volledig en met vol engagement worden ondersteund door de deelnemende lidstaten.


Er moet worden opgemerkt dat de gezamenlijke technologie-initiatieven die op ICT-gebied ten uitvoer worden gelegd (ENIAC en ARTEMIS op het gebied van respectievelijk nano-elektronica en ingebedde computersystemen) een beroep doen op financiering door de industrie, de Gemeenschap en nationale overheden.

Zie de effectbeoordeling die aan deze mededeling vooraf is gegaan.

COM(2007) 723 van 22.11.2007.

Afgezien van deze mededeling heeft de Commissie dit jaar vastgesteld:- een mededeling over 'het beheer van intellectuele eigendom bij kennisoverdracht alsook een code van goede praktijken bestemd voor universiteiten en andere publieke onderzoeksinstellingen', COM(2008) 1329 van 10.4.2008;- een mededeling 'Betere loopbanen en meer mobiliteit: een Europees partnerschap voor onderzoekers', COM(2008) 317 van 23.5.2008.- Voorts werkt de Commissie aan een verordening van de Raad betreffende een 'Communautair juridisch kader voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (EOI)' en een mededeling inzake een 'Een strategisch Europees kader voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie'.

Dit begrip heeft betrekking op zowel economische als maatschappelijke en milieu-uitdagingen.

Creating an Innovative Europe, verslag aan de Commissie van de door Esko Aho voorgezeten werkgroep, januari 2006

In deze context wordt in de verwachte mededeling van de Commissie 'Een mariene en maritieme onderzoeksstrategie voor Europa' een meer strategische aanpak voorgesteld die verder gaat dan de huidige coördinatie van de diverse ERA-NET-acties met betrekking tot marien onderzoek, wat concrete kansen zal bieden voor gezamenlijke programmering.