Artikelen bij COM(2008)588 - Strategisch europees kader voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52008DC0588

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Een strategisch europees kader voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie /* COM/2008/0588 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 24.9.2008

COM(2008) 588 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

EEN STRATEGISCH EUROPEES KADER VOOR INTERNATIONALE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE

MEDEDELING VAN DE COMMISSIEAAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

EEN STRATEGISCH EUROPEES KADER VOOR INTERNATIONALE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE

In deze mededeling wordt een strategisch Europees kader voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie (W&T) voorgesteld. De mededeling behelst eveneens de specifieke aspecten van een dergelijke samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën (ICT).

Door het versterken van zijn onderzoeksinspanning en het vergemakkelijken van het gebruik van nieuwe technologieën kan Europa effectiever en efficiënter de grote uitdagingen aangaan waarmee de maatschappij vandaag geconfronteerd wordt. De uitdieping van de Europese Onderzoeksruimte (EOR) door middel van grotere integratie en grensoverschrijdende coördinatie van onderzoeksinvesteringen en -activiteiten zal het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van Europa als een plaats om in onderzoek en innovatie te investeren, verhogen. Het bevorderen van Europese ICT wereldwijd als belangrijke motor van sociaal-economische groei zal eveneens bijdragen tot het realiseren van de Agenda voor groei en werkgelegenheid. Uitdieping van de EOR moet hand in hand gaan met verbreding ervan door versterkte samenwerking met internationale partners.

Strategische sleuteldoelstelling voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie en universele toegang tot ICT

De globalisatie versnelt momenteel en dit heeft een impact op de manier waarop wij kennis produceren, delen en gebruiken. Grote mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering, armoede, besmettelijke ziekten, bedreigingen van de energie-, voedsel- en watervoorziening, veiligheid van de burgers, veiligheid van netwerken en de digitale kloof maken de noodzaak duidelijk van effectieve mondiale W&T-samenwerking om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7) weerspiegelt deze noodzaak in zoverre derde landen eraan kunnen deelnemen en het in verschillende nieuwe instrumenten voor het stimuleren van internationale samenwerking voorziet. KP7 vertegenwoordigt evenwel slecht een klein deel van alle onderzoek in Europa, de meeste onderzoeksinvesteringen worden door de lidstaten gedaan. Alleen door het versterken van het partnerschap tussen de lidstaten en de Europese Gemeenschap (EG) kan Europese internationale W&T-samenwerking effectief bijdragen tot stabiliteit, veiligheid en welvaart in de wereld. Betere samenwerking is eveneens nodig voor het bevorderen van Europese beleidsdoelstellingen en Europese technologieën wereldwijd. Deze mededeling stelt een Europees kader voor internationale W&T-samenwerking voor om de strategie die gebaseerd is op een nieuw partnerschap op lange termijn tussen de lidstaten en de EG te onderbouwen. Zij stelt ook manieren voor om samenwerkingsinstrumenten met strategische partners te verbeteren. Het hoofddoel is bij te dragen tot de mondiale duurzame ontwikkeling en een impuls te geven aan Europa's W&T-excellentie, die op een moment dat de EU-bedrijven steeds sterker met concurrentie uit de opkomende economieën hebben af te rekenen, in toenemende mate als een basis voor economisch concurrentievermogen geldt.

Dit voorgestelde Europese kader bestaat uit een aantal sleutelbeginselen en actielijnen. Acties op grond van dit kader zullen publieke en private spelers sterker maken in de manier waarop zij met hun partners en concurrenten elders in de wereld interageren. Het voorgestelde kader zal bijdragen tot het vrije verkeer van kennis – 'de vijfde vrijheid van de EU' – op mondiaal niveau, zal het W&T-profiel van Europa wereldwijd bevorderen en zal bijdragen tot het verspreiden van Europese ICT-knowhow wereldwijd. Het zal ervoor zorgen dat de Europese Onderzoeksruimte op de mondiale kaart wordt gezet als een ruimte die openstaat voor de wereld, en zal Europa's concurrentievermogen in de mondiale economie stimuleren.

Acties op grond van het kader zullen:

- de coördinatie van de acties van de lidstaten en EG die gericht zijn op het intensiveren van de strategische W&T-samenwerking en dialogen op het gebied van informatiemaatschappij met partners wereldwijd versterken;

- aanvullende synergieën tussen overheden, industrie en maatschappelijk middenveld creëren om de EU-acties op deze beleidsgebieden efficiënter te maken;

- de toegang tot kennis, middelen en markten wereldwijd vergemakkelijken;

- een positieve invloed hebben op de mondiale wetenschaps- en technologieagenda door de bundeling van middelen om kritische massa te creëren en door de benadrukking van democratische waarden in de mondiale informatiemaatschappij, met name vrijheid van meningsuiting en de recht op toegang tot informatie;

- de raamvoorwaarden verbeteren waaronder internationaal onderzoek plaatsvindt en het Europese convergentiemodel voor de versterking van de effectiviteit van beleidslijnen op het gebied van informatiemaatschappij bevorderen;

- het voor Europa's onderzoekers en universiteiten gemakkelijker maken om met de beste wetenschappers en onderzoeksinfrastructuren in de wereld te werken;

- de mondiale positie van de Europese industrie op het gebied van elektronische communicatie en andere geavanceerde technologieën versterken.

Deze mededeling is een antwoord op de conclusies van de Raad van februari 2008 en is een van de vijf Commissie-initiatieven na de publieksdebatten over de toekomst van de EOR en de mondialisering van de informatiemaatschappij. Zij geeft ook een follow-up aan de conclusies van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WTIM) van 2005.

1. AAN HET EUROPEES KADER VOOR INTERNATIONALE W&T-SAMENWERKING EN DE NIEUWE PARTNERSCHAPPEN OP HET GEBIED VAN INFORMATIEMAATSCHAPPIJ TEN GRONDSLAG LIGGENDE BEGINSELEN

Verbreding van de EOR en verdere openstelling voor de wereld

Excellentie in onderzoek komt voort uit concurrentie tussen onderzoekers en uit concurrentie en samenwerking tussen de besten.

Een belangrijke manier om dit te realiseren is grensoverschrijdende samenwerking tussen overheden, onderzoek financierende agentschappen, publieke en private onderzoeksinstituten en universiteiten. Dergelijke samenwerking ligt precies aan de basis van de EOR. In een steeds mondialer wordende wetenschapsarena moeten de grenzen van de EOR worden uitgebreid tot onze buren, en moet samenwerking met belangrijke internationale partners worden aangemoedigd en vergemakkelijkt.

Zorg voor coherentie van beleid en complementariteit van programma's

Onderzoek wordt niet in een vacuüm uitgevoerd. Het draagt bij tot en wordt beïnvloed door een bredere maatschappelijke agenda.

Europa's internationale W&T-strategie moet de hoofdbeleidsdoelstellingen van de EU, zoals bestrijding van klimaatverandering, overbrugging van de digitale kloof, verzekering van duurzaamheid van energievoorraden, biodiversiteit en ecosystemen en verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, ondersteunen. Grotere coherentie tussen onderzoeksactiviteiten en ander beleid en financieringsinstrumenten zal de impact en invloed van W&T op deze beleidslijnen versterken.

Bevorderen van strategische W&T-samenwerking met belangrijke derde landen

Europa kan niet met alle landen rond alle thema's samenwerken.

Er moeten keuzes worden gemaakt uit onderzoeksthema's en partners uit derde landen. Een kritieke massa aan middelen ter ondersteuning van deze keuzes moet worden gegarandeerd. Het karakter van de samenwerking met wetenschappelijk geavanceerde partners zal verschillen van dat met landen die nu hun wetenschapsbasis ontwikkelen, maar beide soorten samenwerking zijn nodig. Een effectieve internationale samenwerkingsstrategie vereist een langetermijnverbintenis van de EG en de lidstaten en een nieuwe aanpak voor het gezamenlijk bepalen van prioritaire onderzoeksgebieden voor samenwerking met belangrijke derde landen.

De EOR die momenteel door de lidstaten en geassocieerde staten wordt opgebouwd, illustreert het potentieel van nauwe samenwerking tussen landen . Daar waar groepen landen in een geografische regio (bv. ASEAN, Afrikaanse Unie) met de EG op het gebied van W&T willen gaan samenwerken en daar waar kritieke massa in W&T het beste tot stand kan worden gebracht om essentiële mondiale uitdagingen aan te gaan, moet een biregionale aanpak worden bevorderd.

Op geavanceerde technologiegebieden, zoals ICT, moeten geografische en sectorale onderzoeksprioriteiten voor samenwerking geïnspireerd zijn op gezamenlijke inbreng van industrie, academische wereld en onderzoeksinstituten, bijvoorbeeld in het kader van de strategische onderzoeksagenda's (SRA's) van Europese technologieplatforms, de dialogen op het gebied van informatiemaatschappij en andere bilaterale en regionale contacten. Dit zou de deelname van partners uit derde landen vanaf het begin van de onderzoekswerkzaamheden vergemakkelijken.

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het ondervangen van divergente normen tussen landen, aangezien dit vaak een hinderpaal is voor de verspreiding van informatie- en communicatietechnologieën en interconnectie en interoperabiliteit kan belemmeren.

Ontwikkelen van de aantrekkelijkheid van Europa als onderzoekspartner

Om de onderzoeksexcellentie in stand te houden en banden tussen onderzoekers en instellingen in Europa en wereldwijd te ontwikkelen, moet Europa een bevoorrechte partner voor onderzoek zijn. Hiertoe hebben wij toereikende competitieve en institutionele onderzoeksfinanciering, infrastructuren van wereldklasse, versterkte mobiliteit voor onderzoekers in en buiten Europa en adequate IER-regels nodig.

In de opeenvolgende kaderprogramma's is het belang van internationale W&T-samenwerkingsactiviteiten gegroeid, en de oprichting van de Europese Onderzoeksraad heeft Europa's reputatie inzake hoogkwalitatief grensverleggend onderzoek versterkt. De werkzaamheden van het Europees strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) hebben mondiale interesse en bereidheid van internationale partners om samen te werken gewekt.

Een open EOR is de beste manier om Europese W&T mondiaal aantrekkelijker te maken. Uiteindelijk hangt het succes van de EOR af van de beschikbaarheid van hooggekwalificeerde onderzoekers om de ontwikkeling van een concurrerende kennisgebaseerde economie te onderbouwen. Onderzoekers die zowel in Europa als derde landen zijn opgeleid, of door middel van netwerken verbonden zijn, zullen ambassadeurs voor internationale samenwerking worden.

Opstarten van resultaatgerichte partnerschappen inzake regulering van de informatiemaatschappij

Een eerste stap is het meer resultaatgericht maken van lopende beleidsdialogen door vroege aanwijzing van prioriteiten voor samenwerking op het gebied van regulering en gezamenlijk onderzoek. Voor zover nodig moeten deze dialogen worden uitgebreid tot de convergentie van de telecom- en mediasector. Zakelijke dialogen (bv. zakelijke rondetafelgesprekken) en consumentendialogen moeten eveneens resultaatgericht zijn.

Prioriteit voor regulatieve samenwerking dienen onder meer te krijgen de bevordering van de oprichting van onafhankelijke en effectieve regulerende overheden, de niet-discriminerende allocatie van schaarse hulpbronnen, publiek beschikbare licentiecriteria en transparante gunningsprocedures, niet-discriminerende en kostengeoriënteerde interconnectie en gebruik van open technologieën. De monitoring van non-tarifaire belemmeringen en regulatieve hinderpalen voor EU-spelers op derde markten moet worden opgevoerd.

Samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten

Door samenwerking zullen de lidstaten en de EG zowel binnen de EU als wereldwijd veel meer bereiken. Dit geldt voor beleidsgebieden als het milieu of energie en geldt eveneens voor de beleidssectoren onderzoek en informatiemaatschappij.

Samenwerking zal de aantrekkelijkheid van Europa's onderzoek vergroten en betere voorwaarden voor investeringen en acquisities op sleutelmarkten bevorderen. Betere coördinatie speelt ook in op de belangstelling van veel partners wereldwijd om van onze regulatieve aanpak inzake kwestie zoals convergentie te leren. Tegelijk zal bundeling van onze inspanningen voor Europa betere economische informatie over belangrijke landen/regio's in de sectoren onderzoek en informatiemaatschappij opleveren.

De lidstaten en de EG dienen samen prioritaire sleutelgebieden voor onderzoek met derde landen te bepalen om maximaal te profiteren van gecoördineerde initiatieven en acties.

Het project voor de Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor (ITER) laat, op grote schaal, zien wat binnen het bereik ligt wanneer de politiek wil aanwezig is om internationaal samen te werken en de middelen te bundelen. Maar op kleinere schaal zijn er tal van voorbeelden van de grote impact van gecoördineerde Europese onderzoeksagenda's en gezamenlijke financiering, zoals het Europees initiatief voor landbouwkundig onderzoek ten behoeve van ontwikkeling.

Een coherenter gebruik van middelen van de lidstaten en de EG voor internationale W&T-samenwerking zal helpen om de kritieke massa te verzamelen die nodig is om effectief in te spelen op beleidsuitdagingen die in toenemende mate mondiaal zijn.

Een versterkt partnerschap tussen de EG en Europese intergouvernementele initiatieven (zoals EUREKA en COST) en onderzoeksorganisaties, met name EIROforum en de individuele leden ervan, kan eveneens een belangrijke bijdrage tot de realisatie van dit doel leveren.

Een goed gecoördineerde en effectief gecommuniceerde internationale W&T-strategie zal Europa in staat stellen om over essentiële mondiale uitdagingen 'één stem' te ontwikkelen en zal de EU helpen effectiever mee de agenda te bepalen in internationale fora zoals de OESO, en vooral de fora die VN-georiënteerd zijn zoals de UNESCO, WHO en de ITU.

2. ACTIELIJNEN OM DE EOR VERDER OPEN TE STELLEN VOOR DE WERELD

Het ontwikkelen van een hecht langetermijnpartnerschap tussen de lidstaten en met de EG op basis van de bovengeschetste beginselen is essentieel wil de EOR haar volledige internationale potentieel bereiken.

Het delen van doelstellingen, formuleren en uitvoeren van gemeenschappelijke Europese onderzoeksagenda's en -standpunten ten opzichte van derde landen en in internationale fora, het opstarten van gezamenlijke activiteiten en het bundelen van inspanningen en middelen zal essentieel zijn voor het succes van dit partnerschap.

Dit proces creëert verkeer naar en van Europa. Het trekt onderzoekers aan van overal ter wereld en verbetert ook Europa's technologiepotentieel op de markten wereldwijd, zoals bijvoorbeeld de ICT-markt.

Voor maximale resultaten dienen de volgende voorstellen in nauwe samenwerking met derde landen zowel op EG- als op lidstaatniveau te worden uitgevoerd. Een adequaat institutioneel kader is nodig om dit proces te bevorderen.

2.1. Versterken van de internationale dimensie van de EOR

- Integreren van Europa's buren in de EOR

Associatie met het KP7 is de meest intensieve vorm van samenwerking op communautair niveau. De kans voor Europese nabuurschapspartnerlanden om deel te nemen aan bepaalde beleidslijnen en programma's van de EG, inclusief KP7, is een belangrijk aspect van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB).

Bijna alle landen van de Westelijke Balkan zijn nu met KP7 geassocieerd. Associatie is eveneens mogelijk voor de zuidelijke en oostelijke buren van de EU. Verbreding van de geografische reikwijdte van de EOR tot de ENB-partnerlanden zal een belangrijke bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU ten aanzien van deze landen en vooral voor duurzame economische welvaart zorgen. Het associatieproces zal geleidelijk aan geval per geval verlopen rekening houdend met de endogene W&T-capaciteiten, huidige en potentiële niveaus van samenwerking en de wederzijdse belangen van de EG en de ENB-partnerlanden. ENB-landen verdienen, zowel vanwege het feit dat zij ernaar verlangen EU-patronen over te nemen als omdat sommige ervan belangrijke markten voor EU-technologiebedrijven uitmaken, eveneens speciale aandacht in verband met de bevordering van internationale samenwerking rond ICT.

Om de wetenschappelijke banden met deze landen hechter te maken en associatie met het KP7 voor te bereiden, zullen door de EG door middel van de Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrumenten en gerichte KP7-activiteiten (bv. specifieke acties voor internationale samenwerking) initiatieven voor W&T-capaciteitsopbouw en onderzoekssamenwerking worden ondernomen.

Een beleidsdialoog met deze landen is belangrijk. Bilaterale W&T-overeenkomsten van de EG met een aantal daarvan (zoals Egypte, Marokko, Tunesië en Oekraïne) zijn een goed kader voor dialoog. Daarnaast zullen bilaterale beleidsdialogen over W&T worden opgestart met landen die duidelijk te kennen geven geïnteresseerd te zijn in associatie met het KP7, maar geen bilaterale W&T-overeenkomst met de EG hebben gesloten.

De onlangs opgestarte INCO-Net projecten van KP7 ondersteunen regionale platforms voor W&T-beleidsdialoog en prioriteitenstelling op biregionaal niveau; in het kader hiervan worden de lidstaten en ENB-partnerlanden betrokken bij het aanwijzen van toekomstige onderzoeksprioriteiten en gecoördineerde acties.

Rusland, een buurland met belangrijke W&T-capaciteiten, is al een belangrijke partner, en heeft duidelijk gemaakt dat het de EU als zijn langetermijnprioriteit inzake W&T-samenwerking ziet. De W&T-samenwerking tussen de EU en Rusland zou kunnen worden versterkt door middel van een KP-associatieovereenkomst, zoals door beide partijen erkend tijdens de Permanente Partnerschapsraad EU-Rusland over onderzoek in mei 2008. Een en ander zou bijdragen tot de implementatie van de gemeenschappelijke ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van de culturele aspecten, tussen de EU en Rusland. Het vooruitzicht van een mogelijke associatie met het KP moet echter gezien worden in de bredere context van de betrekkingen tussen de EU en Rusland en de nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland, waarvoor tijdens de top EU-Rusland in juni 2008 onderhandelingen werden opgestart.

De lidstaten en de Commissie dienen:

- te zorgen voor gecoördineerde en/of complementaire uitvoering van de in de diverse beleidsdialogen met de ENB-partnerlanden aangewezen W&T-prioriteiten om een mogelijke associatie met KP7 te vergemakkelijken;

- de regionale dialogen over kwesties in verband met de informatiemaatschappij te versterken;

- Europese regulatieve beginselen te bevorderen door het ontwikkelen van betere synergieën met Europese reguleerders.

De Europese Commissie dient:

- beleidsdialogen met belangstellende ENB-partnerlanden die geen bilaterale W&T-overeenkomst met de EG hebben gesloten tot stand te brengen met het oog op hun mogelijke associatie met KP7;

- de verspreiding van beste praktijken en de afstemming van beleidslijnen in ENB-landen te versnellen door de geleidelijke openstelling voor hen van het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid (PSP) in de context van het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP).

- Bevorderen van strategische samenwerking met belangrijke derde landen door middel van geografische en thematische targeting

De lidstaten en de EG zijn betrokken bij een groot aantal activiteiten voor onderzoekssamenwerking met derde landen. Het ontbreken van een gemeenschappelijke strategie op Europees niveau heeft geleid tot overlapping bij deze samenwerking, met verspilling van middelen en verminderde impact van dien.

Voor zover er sprake is van een gemeenschappelijk belang, en wederzijds voordeel, excellente personele middelen en capaciteit op het gebied van W&T aanwijsbaar zijn en een collectieve reactie op internationale verbintenissen nodig is, zou een meer gecoördineerde aanpak in het voordeel zijn van Europa en de partner(s) uit een derde land. De EG en de lidstaten moeten bijgevolg samen strategische prioriteiten voor W&T-samenwerking met belangrijke derde landen vaststellen en deze prioriteiten op coherente wijze nastreven.

Met geïndustrialiseerde en grote opkomende economieën moeten de prioriteiten voor gecoördineerde W&T-samenwerking zich richten op gebieden van wederzijds belang die brede internationale inspanningen vereisen om mondiale W&T- en maatschappelijke uitdagingen aan te gaan. Aangezien de internationale W&T-arena een gebied van scherpe concurrentie tussen de EU-lidstaten en derde landen blijft, moet een gezond evenwicht tussen samenwerking en concurrentie worden gevonden. In dit verband moet de prioriteit gaan naar het ontwikkelen van gezamenlijke infrastructuren, grensverleggend en preconcurrentieel onderzoek en onderzoek dat leidt tot gemeenschappelijke of compatibele normen die markttoegang vergemakkelijken. Met name op het gebied van ICT zal onderzoekssamenwerking het probleem van divergente normen ondervangen, die vaak een hinderpaal zijn voor de verspreiding van technologieën en interconnectie en interoperabiliteit belemmeren. Onderzoekssamenwerking moet zich ook richten op gebieden die nuttig zijn voor het concurrentievermogen van EU-ondernemingen, waarbij voorkomen dient te worden dat deze voordelen door bijvoorbeeld een gebrekkige bescherming van intellectueel eigendom worden ondermijnd.

Voor ontwikkelingslanden moet de onderzoekssamenwerking aansluiten bij de beleidslijnen inzake ontwikkelingssamenwerking en de millenniumdoelstellingen. Sommige onderzoeksgebieden zijn bijzonder relevant, zoals de ontwikkeling van duurzame voorraden van schoon water, voedsel en energie, de bestrijding van besmettelijke ziekten, de aanpak van de impact van de klimaatverandering, de verkleining van de digitale kloof en de vermindering van de bedreigingen van de biodiversiteit en ecosystemen op het land en op zee. Behalve op collaboratieve W&T-projecten moet internationale samenwerking met ontwikkelingslanden ook betrekking hebben op W&T-capaciteitsopbouw (bv. infrastructuur, personeel, onderzoeksbeleid, netwerken van onderzoekers en onderzoeksinstituten). Daardoor zullen onderzoekers in deze landen in de mogelijkheid worden gesteld bij te dragen tot de oplossing van lokale, regionale en mondiale problemen en tot de economische en sociale ontwikkeling. Versterkte onderzoekscapaciteit zal onderzoekers ook stimuleren om internationaal te concurreren op het gebied van wetenschappelijke excellentie en hen meer prikkelen om hun onderzoeksactiviteiten in ontwikkelingslanden te blijven verrichten.

Wat Afrika betreft ligt de prioriteit voor een gecoördineerde inspanning van de EG en de lidstaten bij de uitvoering van het tijdens de Lissabon-top in 2007 overeengekomen gezamenlijk strategisch partnerschap tussen Afrika en de EU. Het specifieke partnerschap tussen Afrika en de EU inzake 'wetenschap, informatiemaatschappij en ruimte' is gebaseerd op de erkenning dat wetenschap, technologie en innovatie essentieel zijn voor het uitroeien van armoede, bestrijden van ziekte en ondervoeding, stopzetten van de milieuverloedering en opbouwen van duurzame landbouw en economische groei in Afrika. Het overbruggen van de wetenschappelijke en digitale kloof is essentieel wil Afrika zelf antwoorden op deze uitdagingen kunnen formuleren.

Capaciteitsopbouw valt gewoonlijk binnen de opdracht ontwikkelingsbeleid en -financiering, hetgeen de reden is waarom de coherentie en complementariteit van de W&T-instrumenten met andere instrumenten en programma's voor externe acties en bijstand zowel op communautair als op lidstaatniveau moeten worden versterkt. Voor zover derde landen daarmee instemmen, moet het gerichte gebruik van dergelijke instrumenten en programma's voor het opbouwen van W&T-capaciteiten worden gestimuleerd. Eveneens moet complementariteit met andere financieringsinstellingen, inclusief de internationale financiële instellingen, en mondiale onderzoeksinitiatieven (bv. Adviesgroep Internationaal Landbouwonderzoek) worden nagestreefd. Een eerste vereiste is bewustmaking van de beleidsstakeholders in ontwikkelingslanden van het belang van W&T voor een betere levenskwaliteit. Speciale aandacht moet worden besteed aan het bevorderen en vergemakkelijken van gendergelijkheid en de rol van investeringen van de private sector in W&T in ontwikkelingslanden.

De strategische onderzoeksprioriteiten moeten door de lidstaten en de EG coherent en gecoördineerd worden uitgevoerd. Momenteel maken de afzonderlijke lidstaten gebruik van bilaterale overeenkomsten en nationale programma's voor samenwerking met derde landen. Evenzo bevordert de EG strategische samenwerking met belangrijke derde landen, met name in het kader van bilaterale W&T-overeenkomsten van de EG. Deze overeenkomsten zijn onder KP7 versterkt met specifieke instrumenten om bij de uitvoering ervan te helpen en een gerichte aanpak te ondersteunen (bv. de specifieke acties voor internationale samenwerking en gecoördineerde uitnodigingen). Het delen van informatie over toekomstige initiatieven op grond van deze overeenkomsten bevordert nauwere coördinatie tussen de EG en de lidstaten.

Een biregionale aanpak ten opzichte van landengroeperingen (bv. ASEAN, Afrikaanse Unie) is nuttiger dan een voortdurende uitbreiding van het aantal bilaterale W&T-overeenkomsten van de EG. Maar een dergelijke biregionale W&T-dialoog kan niet effectief zijn zonder een regionale structuur die kan zorgen voor coördinatie met en binnen de landengroepering en die een belangrijke rol kan spelen bij de prioriteitenstelling en onderzoeksfinanciering op het gebied van W&T. Op lange termijn zou een dergelijke beleidsdialoog kunnen leiden tot de sluiting van biregionale W&T-overeenkomsten. De lopende INCO-Net-projecten van KP7 effenen het pad voor dergelijke biregionale platforms en luiden een nieuwe aanpak in voor het betrekken van lidstaten en derde landen bij de aanwijzing van toekomstige W&T-prioriteitsgebieden.

Voor zover volwaardige bilaterale of biregionale W&T-overeenkomsten van de EG niet gerechtvaardigd zijn, zal de EG ervoor zorgen dat de specifieke W&T-componenten van alle partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten die door de EG en haar lidstaten met derde landen worden gesloten, worden versterkt.

De lidstaten en de Commissie dienen:

- samen W&T-samenwerkingsprioriteiten met belangrijke partners uit derde landen aan te wijzen en overeen te komen, voor zover samenwerking bij het aanpakken van essentiële mondiale uitdagingen duidelijke toegevoegde waarde voor Europa inhoudt, en gezamenlijke initiatieven op te starten. Dit moet voor zover mogelijk gebeuren in overeenstemming met de aanpak die naar voren wordt gebracht in de Commissiemededeling 'Naar een gezamenlijke programmering van het onderzoek - Samenwerken om gemeenschappelijke uitdagingen doeltreffender aan te pakken' en, wat ICT- en mediabeleid betreft, in het actieplan i2010;

- de in het kader van bilaterale W&T-overeenkomsten opgedane ervaring en geplande initiatieven te delen en een efficiënt netwerk van adviseurs op het gebied van wetenschap, ICT en media van de EG en de lidstaten in de EG-delegaties en ambassades van de lidstaten in derde landen te bevorderen;

- ervoor te zorgen dat internationale W&T- en ontwikkelingsbeleidslijnen samenhang vertonen en dat financieringsmechanismen op EG- (zowel KP-middelen en –instrumenten voor externe acties als bijstand) en lidstaatniveau elkaar aanvullen;

- de samenwerking op het gebied van W&T tussen de EU en de Afrikaanse Unie te versterken door middel van de uitvoering van het gezamenlijke strategische partnerschap tussen de EU en Afrika, vooral het 8e partnerschap over wetenschap, informatiemaatschappij en ruimte; dit zal middelen van zowel de EG als de lidstaten en de actieve deelname van de Commissie van de Afrikaanse Unie, regionale economische gemeenschappen en relevante publieke en private stakeholders vereisen.

De Europese Commissie dient:

- de verschillende KP7-instrumenten te blijven evalueren om ervoor te zorgen dat het volledige potentieel ervan voor het bevorderen van strategische samenwerking met belangrijke derde landen wordt gerealiseerd;

- W&T-samenwerking (inclusief ICT-samenwerking) op het niveau van regionale landengroeperingen (bv. ASEAN, Afrikaanse Unie) te intensiveren, een beleidsdialoog met passende regionale structuren te ontwikkelen en voor zover nodig over biregionale W&T-overeenkomsten te onderhandelen;

- derde landen aan te moedigen in hun nationale of regionale indicatieve programma's voor externe bijstandsfondsen van de EG en samenwerkingprogramma's de W&T-capaciteitsopbouw, inclusief het aspect gendergelijkheid, en het gebruik van ICT te regelen;

- verder technische bijstand inzake beleid op het gebied van informatiemaatschappij aan derde landen te blijven verlenen waarbij geprofiteerd wordt van de ervaring die is opgedaan met dergelijke bijstandsprogramma's en geografisch gerichte projecten, zoals @LIS voor Latijns-Amerika, EUMEDIS voor het Euro-Mediterrane gebied, en EU-Asia IT&C voor Azië.

2.2. Verbeteren van de raamvoorwaarden voor internationale W&T-samenwerking

- Aangaan van wetenschappelijke uitdagingen door middel van mondiale onderzoeksinfrastructuren

Een essentieel wetenschapsgebied dat een mondiale dimensie heeft en zich bijzonder goed tot internationale samenwerking leent, is de gezamenlijke ontwikkeling en het gebruik van onderzoeksinfrastructuren. Veel W&T-disciplines vereisen belangrijke infrastructuurinvesteringen willen grote wetenschappelijke vorderingen worden gemaakt.

Er zijn goede voorbeelden van lidstaten, de EG, intergouvernementele onderzoeksorganisaties en derde landen die effectief samenwerken om onderzoeksinfrastructuren te ontwikkelen (bv. GEOSS, GEANT). GEANT, een communicatienetwerk met een grote capaciteit en hoge snelheid dat de Europese nationale onderzoeks- en onderwijsnetwerken onderling verbindt, verbond eerst onderzoeksnetwerken in geïndustrialiseerde landen (Noord-Amerika en Japan). Het heeft nu nieuwe koppelingen met China, India, Latijns-Amerika, Zuidoost-Azië, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de Balkanlanden. Deze uitbreiding helpt de onderzoeks- en onderwijsgemeenschappen in de verschillende regio's van de wereld en heeft platforms van samenwerking op veel gebieden in deze regio's en met Europa mogelijk gemaakt. Deze initiatieven zullen de komende jaren in termen van tijd, geografisch bereik en werkingssfeer verder worden uitgebreid.

Een meer gestructureerde aanpak van de gezamenlijke ontwikkeling van mondiale onderzoeksinfrastructuren, inclusief e-infrastructuren, is echter nodig. In Europa heeft het ESFRI de eerste stappen in die richting gezet door een Europese routekaart voor nieuwe onderzoeksinfrastructuren die al een mondiaal karakter hebben of het potentieel daartoe hebben, samen te stellen.

Op internationaal niveau gaan besprekingen voort over mondiale onderzoeksinfrastructuurprojecten die internationale samenwerking vereisen om in verschillende disciplines en onderzoeksdomeinen te worden gerealiseerd (bv. LIFEWATCH over biodiversiteit, het Integrated Carbon Observation System en de Square Kilometre Global Radio Astronomy Array).

In de ICT-sector bevordert de EG momenteel samen met de VS, Australië en Japan een mondiale onderzoeksagenda inzake vertrouwenswaardige infrastructuren, inclusief deling van kennis en beste onderzoekspraktijken voor het verbeteren van de veerkracht van huidige en toekomstige mondiale netwerken en infrastructuren.

De lidstaten en de Commissie dienen:

- internationale samenwerking in verband met grootschalige onderzoeksinfrastructuren te bevorderen om voor zover nodig kostendeling te vergemakkelijken;

- nieuwe manieren te verkennen om de digitale kloof in ontwikkelingslanden, inclusief publiek-private partnerschappen, te verkleinen.

- deel te nemen aan de ad-hocgroep van hogere ambtenaren, bestaande uit vertegenwoordigers van G8-leden alsook individuele landen, en voort te bouwen op de werkzaamheden van bestaande fora, zoals het Global Science Forum van de OESO, om de dialoog op dit gebied voort te zetten;

- de samenwerking te intensifiëren betreffende de mondiale onderzoeksagenda-infrastructuren in de ICT-sector in de periode 2009-2010 inclusief inspanningen om onderzoek en ander beleid te coördineren;

- veiligheids- en vertrouwenskwesties prioritair aan bod te laten komen in elke lopende en toekomstige dialoog op het gebied van informatiemaatschappij met derde landen en regio's.

- Mobiliteit van onderzoekers en mondiale netwerkvorming

Mobiliteit van onderzoekers is een wezenskenmerk van internationale W&T-samenwerking, en de concurrentie om de beste onderzoekers is groot. In dit verband is het van cruciaal belang dat Europese onderzoekers die in een derde land werkzaam zijn deel blijven uitmaken van de EOR, een waardevol hulpmiddel in binnen- en buitenland. Evenzo moeten onderzoekers uit opkomende economieën of ontwikkelingslanden die naar Europa komen in staat worden gesteld aan de ontwikkeling van hun eigen land bij te dragen. Een dergelijke connectiviteit, door middel van netwerkvorming of 'terugkeer'subsidies, zal de mobiliteit van kenniswerkers tot een realiteit maken. Voorts moet de mogelijkheid tot het creëren van gezamenlijke fysieke of virtuele onderzoekslaboratoria tussen de EU en derde landen worden bevorderd.

Er worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat onderzoekers die in de EU werkzaam zijn, kunnen profiteren van excellente opleiding, attractieve loopbanen en grenzeloze mobiliteit. Het progamma Mensen van KP7 biedt velerlei kansen voor de mobiliteit van onderzoekers tussen Europa en de rest van de wereld. De volledige uitvoering van het 'pakket wetenschappelijk visum' door alle lidstaten zal de toegang tot Europa voor onderzoekers uit derde landen vergemakkelijken. Toch kan en moet er meer gedaan worden.

De lidstaten en de Commissie dienen:

- in nauwe samenwerking met derde landen door te gaan met de ontwikkeling van netwerken voor Europese onderzoekers die in het buitenland werkzaam zijn en voor niet-Europese onderzoekers in Europa.

De lidstaten dienen:

- het 'pakket wetenschappelijk visum' (inclusief de EG-Aanbeveling inzake visa voor een verblijf van korte duur voor onderzoekers) in hun nationale wetgeving om te zetten en in lichte administratieve procedures voor visumgoedkeuring te voorzien;

- specifieke financieringsmechanismen en/of herintegratiesubsidies voor Europese onderzoekers die naar Europa terugkeren en onderzoekers uit derde landen die naar hun thuisland terugkeren, uit te breiden.

De Commissie dient:

bestaande EG-instrumenten voor internationale mobiliteit, inclusief het KP7-programma Mensen, te optimaliseren.

- Opener onderzoeksprogramma's

De bilaterale W&T-overeenkomsten van de EG zijn gebaseerd op de beginselen van billijk partnerschap, gemeenschappelijke eigendom, wederzijds voordeel, gedeelde doelstellingen en wederkerigheid. Terwijl deze beginselen niet altijd ten volle zijn gevolgd, moet wederkerige toegang tot onderzoeksprogamma's en -fondsen worden nagestreefd om het wederzijdse voordeel van internationale W&T-samenwerking te verhogen.

KP7 staat open voor partners uit derde landen. Financiering wordt normaal enkel verstrekt aan deelnemers uit partnerlanden voor internationale samenwerking. Aangezien open concurrentie excellentie in onderzoek echter bevordert, zou de financiering van collaboratieve projecten kunnen worden uitgebreid tot onderzoeksorganisaties en onderzoekers die gevestigd zijn in geïndustrialiseerde derde landen waar wederkerige financiering aan Europese onderzoekers beschikbaar wordt gesteld.

De lidstaten ontwikkelen momenteel financieringsregelingen om internationale samenwerking te vergemakkelijken; sommige beginnen deze systemen open te stellen om financiering van in het buitenland verrichte O&O-werkzaamheden mogelijk te maken. De lidstaten dienen hun inspanningen op te voeren om onderzoeksinitiatieven in samenwerkingsverband met derde landen over welomschreven onderzoeksthema's op te starten en geleidelijk aan hun respectieve regelingen (inclusief financieringsregelingen) op bepaalde gebieden open te stellen voor landen die bereid zijn wederkerige toegang te bieden.

De lidstaten en de Commissie dienen:

- het gebruik van KP7-coördinatie-instrumenten (bv. ERA-NET-regelingen) te intensiveren om prikkels te geven voor het koppelen van EG- en nationale middelen voor samenwerking met derde landen.

De lidstaten dienen:

- stappen te ondernemen in de richting van een stapsgewijze openstelling, op wederkerige basis, van nationale onderzoeksprogramma's op welbepaalde onderzoeksgebieden met belangrijke derde landen; gezamenlijke initiatieven en programma's met derde landen te ontwikkelen en uit te voeren voor zover in de programma's van partnerlanden wederkerige voorwaarden bestaan of kunnen worden ontwikkeld.

De Commissie dient:

- binnen de context van de bilaterale W&T-overeenkomsten van de EG het wederkerigheidsbeginsel te vertalen in wederzijdse toegang tot publieke onderzoeksprogramma's en samenwerkingskansen in derde landen. Bijgevolg geleidelijk aan financiering voor wetenschappers uit geïndustrialiseerde derde landen in het kader van uitnodigingen op grond van KP7 in te voeren, behoudens wederkerige voorwaarden in de onderzoeksprogramma's van partnerlanden.

- Kwesties in verband met intellectueel eigendom

Goed beheer van kwesties in verband met intellectueel eigendom (IE) is een belangrijk vereiste voor succesvolle en duurzame internationale W&T-samenwerking, waarbij vertrouwen en het delen en benutten van kennis in het kader van onderzoeksactiviteiten in samenwerkingsverband worden bevorderd.

Een en ander moet gebaseerd zijn op gedeelde beginselen en praktijken om wederkerigheid, billijke behandeling en wederzijdse voordelen te verzekeren. De EU en derde landen moeten adequate regels toepassen en elkaars juridische entiteiten gelijk behandelen. De IE-beginselen en -praktijken zullen verder worden bevorderd door middel van bilaterale W&T-samenwerkingsovereenkomsten, en de adequate toegang van minst ontwikkelde landen (MOL's) tot de resultaten van onderzoek zal worden vergemakkelijkt.

- De lidstaten en de Commissie dienen:

- mondiaal, inclusief door middel van bilaterale internationale W&T-samenwerkingsovereenkomsten van de EG en de lidstaten de in de Aanbeveling en bijbehorende code van goede praktijken inzake het beheer van IE neergelegde beginselen te bevorderen. Zij dienen deze, rekening houdend met de behoeften van MOL's, verder te ontwikkelen om eerlijke en wederzijds gunstige voorwaarden voor alle partijen te garanderen.

- Prenormalisatie

Op het gebied van ICT-onderzoekssamenwerking zal speciale aandacht worden geschonken aan het probleem van divergente normen, die vaak een hinderpaal zijn voor de verspreiding van technologieën, en interconnectie en interoperabiliteit belemmeren.

De Commissie dient:

- versterking van de band tussen resultaten van onderzoeksprogramma's en normalisatie te bevorderen, meer nadruk te leggen op internationale preconcurrentiële industriële onderzoekssamenwerking en meer aandacht te besteden aan prenormalisatie-samenwerking op basis van open normen.

3. UITVOEREN VAN EEN DUURZAAM PARTNERSCHAP

Zoals in deze mededeling voorgesteld, zullen de EG en de lidstaten hun strategische W&T-samenwerking met belangrijke partners wereldwijd moeten versterken. Daartoe kan het beste een sterk partnerschap tussen de lidstaten en de EG worden gevormd. Momenteel is er geen specifiek institutioneel kader dat als stimulans en richtsnoer voor een dergelijk partnerschap kan dienen.

Het is daarom essentieel dat:

- de lidstaten, de Raad en de Commissie zich ertoe verbinden zich in te zetten voor het voorgestelde strategische Europese kader voor internationale W&T-samenwerking, inclusief het partnerschap voor acties, zoals in deze mededeling geschetst;

- de Raad de passende institutionele kaders vaststelt om, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de beleidslijnen op het gebied van informatiemaatschappij, de effectieve uitvoering van het strategische Europese kader voor internationale W&T-samenwerking te verzekeren;

- de Raad toezicht houdt op en de voortgang controleert van de verdere openstelling van de EOR voor de wereld en desnoods verdere stappen onderzoekt om de effectieve uitvoering van de voorgestelde acties te verzekeren;

- het Europees Parlement zijn steun verleent aan een coherent kader voor internationale W&T-samenwerking en doorgaat met de follow-up, in nauwe samenwerking met de Commissie, van besprekingen betreffende mondiale kwesties, met name in fora zoals het Forum voor internetbeheer.


De EU neemt meer dan 15% van de wereldhandel in ICT-goederen en -diensten voor haar rekening. ICT-goederen nemen ook een belangrijk deel van de totale handel tussen de EU en haar economische partners voor hun rekening. Zij zijn goed voor 10,2% van alle extra EU-export van goederen en 14,4% van alle import.

De Europese Onderzoeksruimte: Nieuwe perspectieven (COM(2007) 161 van 4.4.2007.

In haar Mededeling van 27.4.2006 - 'Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij', heeft de Commissie een beroep gedaan op de industrie om gedragscodes te ontwikkelen betreffende het misbruik van ICT voor de beperking van de vrijheid van meningsuiting. Tot dusver is deze oproep tot acties niet opgevolgd.

SEC(2008) 430 van 2.4.2008.

Tussen 18 juni en 1 oktober 2007 vond een publieksraadpleging over EU-strategie voor internationale samenwerking op het gebied van ICT plaats.

In zijn resolutie over de informatiemaatschappij (2004/2204) roept het Parlement de Unie en de lidstaten ertoe op "de WSIS te beschouwen als een versneller van samenwerking in de traditionele kaders van geografische of historische nabijheid (…), alsmede in het kader van nieuwe samenwerkingsverbanden met ontwikkelingslanden". In zijn resolutie over het Forum voor internetbeheer (B6-/2008) roept het Parlement de betrokken EU-instellingen op de Tunis-Agenda in overweging te nemen bij hun wetgevingswerk.

EIROforum omvat: Europese Organisatie voor kernonderzoek, European Fusion Development Agreement, Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie, Europees Ruimteagentschap, Europese zuidelijke sterrenwacht, European Synchrotron Radiation Facility, Institut Laue-Langevin.

COM(2006) 724 definitief van 4.12.2006, Raad van de Europese Unie, 10657/07 van 18.6.2007.

CREST-verslag 1207/07 van 13.12.2007.

SEC(2008) 434, Raad van de EU 9907/08 van 27.5.2008.

ec.europa.eu/development/eu-africa-summit-2007.

Het betreft: het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), het Europees Ontwikkelingsfonds (EDF), het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI).

www.ec.europa.eu/research/inco.

COM(2008) 468 definitief van 15.7.2008.

COM(2005) 229 definitief van 1/6/2005.

European Strategy Forum on Research Infrastructures, http://cordis.europa.eu/esfri/home.html

COM 317 definitief van 23.5.2008.

Richtlijn 2005/71/EG van de Raad, PB L 289 van 3.11.2005, blz. 15; Aanbeveling 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005, PB L 289 van 3.11.2005, blz. 23.

Verordening (EG) nr. 1906/2006 van 18.12.2006.

C(2008) 1329 van 10.4.2008.