Toelichting bij COM(2008)159 - Europees jaar van de creativiteit en innovatie (2009)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009)

1.

Inleiding



Europa moet om zowel sociale als economische redenen zijn creativiteit en innovatievermogen vergroten. De Europese Raad heeft verscheidene malen erop gewezen dat innovatie van cruciaal belang is voor Europa om de uitdagingen van de mondialisering aan te kunnen gaan en de geboden kansen te kunnen benutten. In december 2006 verklaarde de Raad bijvoorbeeld het volgende: 'Europa heeft behoefte aan een strategie om een op innovatie gericht klimaat te scheppen, waar kennis wordt omgezet in innovatieve producten en diensten'[1]. In de moderne economie, waarin de nadruk ligt op toegevoegde waarde door een betere toepassing van kennis en snelle innovatie, is een bredere basis van creatieve vaardigheden nodig die over de hele bevolking moet worden verspreid. Met name is er behoefte aan vaardigheden en bekwaamheden waardoor mensen veranderingen als kansen zien en openstaan voor nieuwe ideeën die innovatie en een actieve deelname aan een cultureel gevarieerde kennismaatschappij bevorderen.

Innovatievermogen is nauw verbonden met creativiteit als persoonlijke eigenschap op basis van culturele en intermenselijke vaardigheden en waarden. Dit vermogen kan slechts volledig worden benut wanneer het wijd wordt verspreid over de hele bevolking. De doorslaggevende betekenis van onderwijs en opleiding voor de bevordering van creativiteit, innovatievermogen en concurrentiekracht werd nogmaals benadrukt tijdens de Europese Raad in maart 2007, waar het begrip kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatie) werd geïntroduceerd[2].

Het werkprogramma 'Onderwijs en Opleiding 2010'[3] en de communautaire actieprogramma's binnen de beleidsgebieden levenslang leren en jeugd, en in daarmee samenhangende gebieden zoals cultuur, die op Europees niveau kansen bieden om ervaring en goede praktijken uit te wisselen en belanghebbenden beter inzicht te verschaffen in de wijze waarop creativiteit en het innovatievermogen kunnen worden bevorderd. Met name de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren[4] schept een Europees referentiekader voor acht sleutelcompetenties (gedefinieerd als 'kennis, vaardigheden en attitudes') die een uitgebreide agenda voor onderwijs en opleiding in alle levensstadia omvatten. Veel van deze vaardigheden zijn relevant voor creativiteit en innovatie op persoonlijk, intermenselijk en intercultureel vlak, met inbegrip van 'wiskundige competentie en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie', 'digitale competentie', 'leercompetentie', 'sociale en burgerschapscompetenties', 'ontwikkeling van initiatief en ondernemerszin' en 'cultureel bewustzijn en culturele expressie'.

Het uitroepen van een Europees Jaar is een doeltreffende manier om de uitdagingen aan te gaan door het bewustzijn bij het publiek te vergroten, informatie over goede praktijken te verspreiden, onderzoek, creativiteit en innovatie te stimuleren en beleidsdebatten en verandering te bevorderen. Door maatregelen op communautair, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau te combineren en deelname door belanghebbenden mogelijk te maken, kunnen synergieën in informatie- en bewustmakingsactiviteiten ontstaan en kan het beleidsdebat op een specifieke kwestie worden toegespitst.

Het doel voor 2009 is creativiteit en innovatievermogen als kernvaardigheden voor allen te bevorderen. Dit sluit aan bij de mededeling van de Commissie getiteld 'Een omvattende innovatiestrategie voor de EU', waarin het volgende wordt opgemerkt: 'Zonder onderwijs wordt de innovatie niet geschraagd. Het moet talent en creativiteit al in een vroeg stadium aanmoedigen.'[5] Het programma Levenslang leren is dan ook een belangrijk instrument om dit initiatief te ondersteunen. Ander beleid en programma's op verwante gebieden, zoals ondernemingen, de informatiemaatschappij, onderzoek, cohesie of plattelandsontwikkeling, zullen dit Europese Jaar zo nodig ondersteunen.

2.

Achtergrond



Creativiteit is een menselijke eigenschap die zich op veel gebieden en in veel contexten manifesteert, variërend van kunstwerken, vormgeving en ambachtswerk tot wetenschappelijke doorbraken en ondernemerschap, inclusief sociaal ondernemerschap. Het multidimensionele karakter van creativiteit brengt met zich mee dat kennis op velerlei gebied – zowel technologisch als niet-technologisch – de basis voor creativiteit en innovatie kan zijn. Innovatie is de succesvolle uitvoering van nieuwe ideeën; creativiteit is de noodzakelijke voorwaarde voor innovatie. Voor nieuwe producten, diensten, processen, strategieën en organisaties zijn mensen nodig die nieuwe ideeën genereren en er verbanden tussen leggen. Bekwaamheden zoals creatief denken en het oplossen van complexe problemen zijn daarom zowel op economisch en sociaal als op artistiek gebied van groot belang.

De contacten tussen de twee gemeenschappen waarin creativiteit en innovatie van belang zijn – enerzijds die van de kunsten en anderzijds die van de technologie en het bedrijfsleven – laten vaak te wensen over. In het Jaar zullen tussen deze werelden bruggen worden geslagen door aan de hand van concrete voorbeelden te laten zien hoe belangrijk het is de concepten creativiteit en innovatie in verschillende omgevingen zoals scholen, universiteiten, particuliere en openbare organisaties gezamenlijk te bestuderen.

Een belangrijke en vaak ongebruikte bron van innovatie bevindt zich buiten de organisaties: de gebruiker. De gebruikersbehoeften kunnen het uitgangspunt zijn voor de ontwikkeling, de verbetering en/of het ontwerp van nieuwe, meer concurrerende goederen en diensten. Met de juiste vaardigheden kunnen gebruikers niet alleen als consument een innovatievriendelijke marktomgeving scheppen, maar ook onvoorziene problemen zelf oplossen en bijdragen aan de ontwikkeling van producten en diensten. Het gunstige effect van betrokkenheid van consumenten verklaart waarom producenten van nieuwe technologieën die nauw met de consumenten samenwerken, zoveel succes met innovatie hebben.

De relatie tussen vaardigheden en innovatie is dynamisch: de mentaliteit van de mensen en hun vaardigheden en kennis stimuleren innovatie, terwijl innovatie er weer toe leidt dat de behoeften aan vaardigheden, zowel in de maatschappij als bij bedrijven, voortdurend veranderen. Geen enkele combinatie van vaardigheden is als universeel recept voor succesvolle innovatie te beschouwen. Innovatieprocessen verlopen steeds meer via netwerken, multidisciplinair en probleemgericht, waardoor de vraag naar generieke vaardigheden zoals leercompetentie en het vermogen tot doeltreffende interactie voortdurend toeneemt. Daarom is het belangrijk dat aan competenties zoals kennis, vaardigheden en attitudes belang wordt gehecht zoals dit gebeurt in de aanbeveling over sleutelcompetenties. De mentaliteit ten aanzien van verandering kan even belangrijk zijn als kwalificaties van meer formele aard.

Creativiteit en innovatievermogen zijn niet mogelijk zonder motivatie en zin voor initiatief. De fundamenten voor deze eigenschappen worden al in de eerste fase van de persoonlijke ontwikkeling gelegd. In de eerste schooljaren wordt in de lesprogramma's veel aandacht aan creativiteit besteed, maar dit neemt in de loop van het schoolprogramma sterk af. Een van de belangrijkste uitdagingen voor de onderwijsstelsels is dan ook, de creativiteit van kinderen en jongeren levend te houden. Hiervoor is er onder meer naar gestreefd, meer plaats voor creatieve vakken in te ruimen, nieuwe leerconcepten te ontwikkelen en allerlei buitenschoolse activiteiten te bevorderen.

Tegelijkertijd zijn interculturele en intermenselijke vaardigheden van cruciaal belang om te zorgen dat individuen doeltreffend en constructief kunnen deelnemen aan het sociale en professionele leven, vooral in steeds pluriformere samenlevingen. Burgerschapscompetenties stellen personen in staat volledig deel te nemen aan het leven als burger, dankzij kennis van sociale en politieke begrippen en structuren, en een actieve en democratische participatie. Deze vaardigheden en kennis zijn daarom ook belangrijk om creativiteit en innovatievermogen te bevorderen.

De toenemende noodzaak om creatieve, innovatieve en kritische vaardigheden te ontwikkelen, brengt met zich mee dat de traditionele frontale onderwijsmethoden niet meer adequaat zijn. Zij worden vervangen door meer op de leerling gerichte modellen die zijn gebaseerd op een actieve betrokkenheid van de leerling in het denk- en interpretatieproces. Leren gebeurt samen met anderen, waarbij sociale gedragingen en gewoonten op creatieve wijze veranderen. Een organisatiecultuur die openheid en creativiteit bevordert, is een doorslaggevende voorwaarde voor succesvol leren en innovatie.

3.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Met leden van het Europees Parlement en met de lidstaten is informeel gediscussieerd over het organiseren van een Europees Jaar van de creativiteit en innovatie, gebaseerd op bestaande programma's. De grondgedachte van het initiatief kreeg alom instemming, en uit het toenemende aantal verzoeken om nadere informatie van veel uiteenlopende belanghebbenden blijkt dat er veel vraag naar is.

3.2. Verwacht effect

Het werkprogramma 'Onderwijs en Opleiding 2010' brengt veel resultaten voort, zoals tweejaarlijkse verslagen over samenwerking in een lange reeks van onderwijs- en opleidingskwesties en aanbevelingen of andere niet-bindende beginselen en instrumenten voor specifieke onderwerpen, zoals de erkenning van niet-formeel en informeel leren of levenslange begeleiding. Veel van deze activiteiten en resultaten zijn echter in de eerste plaats gericht op vakmensen en beleidsmakers en zijn voor een groter publiek onvoldoende zichtbaar.

Een Europees Jaar waarin de nadruk ligt op de ontwikkeling van creativiteit en innovatievermogen is een goede gelegenheid om sommige van die resultaten bekend te maken bij het grote publiek op een toegankelijke manier die tot de verbeelding spreekt, en waarbij wordt teruggegrepen naar resultaten van analyses en beleidsaanbevelingen die reeds op Europees niveau zijn goedgekeurd. Ook zouden belanghebbenden – waaronder instellingen en maatschappelijke organisaties die op Europees, nationaal, regionaal of plaatselijk niveau actief zijn – de kans krijgen om door deelname aan een initiatief op Europees niveau meer effect te sorteren en meer erkenning voor hun inspanningen te krijgen. Het Jaar zal er dan ook toe bijdragen dat het effect van de reeds in gang zijnde processen in het kader van het werkprogramma 'Onderwijs en Opleiding 2010' wordt vergroot en dat de kritische massa voor activiteiten gericht op de ontwikkeling van vaardigheden in verband met creativiteit en innovatie wordt bereikt. Het zal ook voortbouwen op de resultaten van het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008) door nadruk te leggen op het belang van intermenselijke en interculturele vaardigheden bij het bevorderen van creativiteit en innovatievermogen in een cultureel gevarieerde omgeving.

Op die manier zal het Jaar naar verwachting minstens evenveel effect hebben als eerdere soortgelijke initiatieven op onderwijsgebied zoals het Europees Jaar van het levenslang leren (1996) en het Europees Jaar van opvoeding door sport (2004). De huidige aandacht voor concurrentievermogen, kennis en vaardigheden in het kader van de Lissabon-strategie kunnen omstandigheden scheppen waarin belanghebbenden nog meer openstaan voor de resultaten van het Jaar.

Activiteiten in andere relevante beleidsgebieden dan onderwijs, zoals ondernemingen, media, cohesie, plattelandsontwikkeling en onderzoek, dragen reeds direct of indirect bij aan de bevordering van creativiteit en innovatievermogen. De Commissie zal op deze activiteiten voortborduren om het effect van het Jaar te vergroten.

4.

Juridische elementen van het voorstel



4.1. Samenvatting van de doelstellingen van de actie en van de voorgestelde maatregelen

Het algemene doel van het Europees Jaar is het bevorderen van creativiteit als drijvende kracht voor innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van persoonlijke, professionele, ondernemers- en sociale vaardigheden door levenslang leren.

In overeenstemming met het begrip levenslang leren, waaraan de Raad in zijn resolutie van 27 juni 2002 inzake levenslang leren[6] zijn steun heeft verleend, wordt de bevordering van creativiteit en innovatievermogen op maat gemaakt voor alle fasen van levenslang leren: in de voorschoolse leeftijd, tijdens het verplichte en het daarop aansluitende onderwijs, tijdens de hele beroepscarrière en na de pensionering. Dit geldt voor formele, niet-formele en informele leeromgevingen.

Evenals bij andere Europese jaren zullen de maatregelen informatie- en promotiecampagnes, evenementen en initiatieven op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau omvatten om de belangrijkste boodschappen over te brengen en voorbeelden van goede praktijken te verspreiden. Het Jaar zal ten uitvoer worden gelegd met gebruikmaking van bestaande communautaire programma's, met name het programma Levenslang leren 2007-2013[7]en het Cultuurprogramma (2007-2013)[8] en andere programma's en initiatieven binnen de prioriteiten die voor elk instrument voor de periode tot en met 2009[9] zijn vastgesteld. Tot deze prioriteiten behoren sectoriële doelen zoals het opwekken en versterken van creativiteit en innovatie of het ontwikkelen van innovatieve pedagogische werkwijzen met inbegrip van creatieve vakken en exacte wetenschappen op scholen; bevorderen van de kennisdriehoek door de totstandbrenging van rond universiteiten gecentreerde leergebieden als drijvende kracht voor regionale ontwikkeling; ondersteunen van de ontwikkeling en overdracht van innovatie door middel van beroepsopleiding; bevorderen van persoonlijke ontplooiing van volwassenen door hun cultureel bewustzijn en hun vermogen tot creatieve expressie en innovatie te ontwikkelen door middel van volwassenenonderwijs en, voor alle fasen van het levenslang leren: communicatieactiviteiten en evenementen om de resultaten te verspreiden en toe te passen.

Om te garanderen dat de tijdens het Europese Jaar georganiseerde activiteiten op de behoeften en omstandigheden van elke lidstaat zijn toegesneden en optimaal profijt van de op Europees niveau geleerde lessen wordt getrokken, wordt de lidstaten verzocht een nationale coördinator te benoemen die verantwoordelijk is voor de organisatie van de deelname aan het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie voor zover de Lissabon-coördinator deze rol niet doeltreffend kan vervullen. Een Europese stuurgroep, waarin ook vertegenwoordigers van de nationale coördinatoren zitting hebben, zal de activiteiten op Europees niveau coördineren.

Rechtsgrondslag



De artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag vormen de grondslag voor dit initiatief. Deze twee artikelen worden doorgaans aan elkaar gekoppeld, overeenkomstig het concept van levenslang leren, dat meer dan tien jaar in veel communautaire teksten, waaronder de in de overwegingen genoemde, is steeds opnieuw bekrachtigd.

Subsidiariteitsbeginsel



Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, net als het reeds bestaande programma voor levenslang leren, dat een belangrijk instrument voor de tenuitvoerlegging van het Jaar is. Evenmin als bij dat programma kunnen de doelen van het voorstel voldoende worden verwezenlijkt door maatregelen van de lidstaten alleen, omdat bij maatregelen op uitsluitend nationaal niveau geen profijt kan worden getrokken van de Europese dimensie van uitwisselingen van ervaringen en goede praktijken tussen lidstaten met het oog op de bevordering van competenties op het specifieke gebied van creativiteit en innovatie.

De doelstellingen van het voorstel kunnen beter worden verwezenlijkt door een maatregel van de Gemeenschap omdat Europese Jaren per definitie zijn opgezet om gemeenschappelijke uitdagingen voor Europa aan te gaan door een kritische massa te bereiken door middel van een combinatie van bewustmaking van het publiek en het bevorderen van debat over beleid.

Evenredigheidsbeginsel



De voorgestelde werkwijze is eenvoudig, gebaseerd op reeds bestaande programma's en op een nieuwe oriëntatie van communicatieactiviteiten op de thema's van het Jaar, en vergt geen onevenredige beheerslast van de uitvoerende instanties.

Keuze van instrumenten



Een beschikking van het Europees Parlement en de Raad is het meest geschikte instrument om de volledige betrokkenheid van de wetgevende autoriteit bij de aanwijzing van het Jaar te verzekeren.

5.

Gevolgen voor de begroting



Voor het Jaar zijn geen aanvullende middelen nodig. De flexibiliteit om prioriteiten te stellen op een- of meerjarige basis in het programma Levenslang leren en andere relevante programma's verschaft een afdoende financiële marge om een bewustmakingscampagne op een vergelijkbare schaal als die van eerdere Europese Jaren te ondersteunen. Ook de noodzakelijke middelen om het Jaar ten uitvoer te leggen, zijn binnen de bestaande administratieve budgetten te vinden.