"Je bent me als karakterkomiek geen rijksdaalder per avond waard"

Na de revolutiepoging van Troelstra in november 1918 kwam het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck met een wetsvoorstel om in het Wetboek van Strafrecht maatregelen op te nemen tegen 'revolutionaire woelingen'. Zo werd het voornemen om de grondwettige regeringsvorm langs onwettige weg te wijzigen, strafbaar gesteld. Ook het voorbereiden van zo'n voornemen, werd met straf bedreigd. Dat werd door sommigen gezien als een aantasting van de politieke vrijheid. Ter linkerzijde (sociaaldemocraten en communisten, maar ook vakbonden) was er veel verzet tegen dit Anti-Revolutiewetje van minister Heemskerk.

De katholieke afgevaardigde Van Sasse van Ysselt zorgde ervoor dat de behandeling van het wetsvoorstel in juni 1920 met voorrang op de Kameragenda werd geplaatst. De gehele linkerzijde (dus inclusief liberalen, onder wie Kamervoorzitter Fock, en vrijzinnig-democraten) had zich daar tegen gekeerd. Rechts vreesde echter dat socialisten en communisten met lange redevoeringen wilden voorkomen dat het voorstel nog voor de zomer zou worden behandeld. Die hadden daarmee gedreigd nadat een voorstel van Troelstra was afgewezen om het wetsvoorstel pas na het reces te bespreken.

Na aanneming van het voorstel-Van Sasse van Ysselt ging de SDAP-fractie echter over tot een veel verdergaande vorm van obstructie. Alle mogelijkheden die het reglement van orde boden, werden uit de kast gehaald: redevoeringen, hoofdelijke stemmingen en ordevoorstellen. Een rede van de SDAP'er Jan Duys bracht het Kamerlid Henri ter Hall (die zelf afkomstig was uit de artiestenwereld) ertoe hem toe te roepen: "Je bent me als karakterkomiek geen rijksdaalder per avond waard"! Dat die rede komisch was, kan echter moeilijk worden ontkend.

1.

Handelingen Tweede Kamer, 4 juni 1920

De Voorzitter: Ik deel aan de Vergadering mede: 1e. dat de heer Bakker bericht heeft, dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen. Ik stel voor dit bericht voor kennisgeving aan te nemen.

De heer Duys (SDAP) : Mijnheer de Voorzitter! Ik vraag over uw voorstel het woord.

De Voorzitter: Krachtens art. 77 van het Reglement van Orde stel ik voor, daarvoor ten hoogste 5 minuten toe te staan.

De heer Duys: Mijnheer de Voorzitter! Ik vraag stemming over uw voorstel om slechts 5 minuten toe te staan.

Het voorstel van den Voorzitter om ten hoogste 5 minuten spreektijd over dit voorstel toe te staan, wordt in stemming gebracht en aangenomen met 63 tegen 13 stemmen. (...)

De Voorzitter: Het woord is aan den heer Duys.

De heer Van Stapele (SDAP) : Ik stel voor, een uur tijd te geven.

De Voorzitter: Dat kunt u niet meer voorstellen. Op mijn voorstel is krachtens art. 77 van het Reglement van Orde besloten, vijf minuten toe te staan.

De heer Van Stapele: Dan vraag ik het woord over de toepassing van het Reglement van Orde.

De Voorzitter: Wenscht de heer Duys het woord of niet? Zoo ja, dan heeft de heer Duys het woord voor twee en een halve minuut.

De heer Duys: Mijnheer de Voorzitter! U hebt voorgesteld, den brief waarin de heer Bakker mededeelt, dat hij verhinderd is deze vergadering bij te wonen, voor kennisgeving aan te nemen. Ik kan mij met dat voorstel niet vereenigen en ik zal zeggen waarom. Ik geloof dat het beter is, dat de Kamer deze zaak ernstig onder de oogen ziet. Ik meen dat de heer Bakker bericht heeft door ongesteldheid hier niet te kunnen zijn en geloof, dat deze ongesteldheid rechtstreeks verband houdt met de wijze, waarop wij allen op het oogenblik ons moeten overwerken om den goeden gang van de parlementaire werkzaamheden te verzekeren. Dit bewijst al, dat de wijze, waarop gewerkt wordt, niet de juiste is.

Wij moeten voorkomen dat niet slechts de heer Bakker, maar dat ook de heer Schokking, de heer Rutgers, de heer Koolen, de heer Duymaer van Twist (die misschien al op weg is om ongesteld te worden), de heer Swane, de heer Deckers, en al die leden, die gisteren, toen arbeidersbelangen aan de orde waren, hem gesmeerd hadden, maar die nu het over de revolutie gaat wel tegenwoordig zijn, ook ziek worden.

Om dat te voorkomen is het wenschelijk, te overwegen of wij de wijze waarop wij op het oogenblik werken, niet hebben te herzien. Ik geloof dat de waardigheid van het Parlement daarbij in buitengewoon groote mate zou zijn gebaat. Ik geloof dat het Nederlandsche volk ons met belangstelling gadeslaat en verontwaardigd is over de wijze, waarop de parlementaire werkzaamheden worden gesaboteerd. Ik geloof daarom, dat ik geheel in uw geest handel, Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik voorstel dit bericht niet eenvoudig voor kennisgeving aan te nemen, maar een commissie van onderzoek uit ons midden te benoemen, bestaande in de eerste plaats natuurlijk uit dr. Scheurer, die als medicus natuurlijk in de eerste plaats de aangewezene is om in dit geval de diagnose to stellen. Dan (...) behoort ook de heer Engels ongetwijfeld in die commissie thuis. Verder behoort ook de heer Haazevoet er in, die door de wijze waarop hij ons zooeven uitschold voor ploertendom, wel nog geen onmiddellijk blijk gaf van dementie paralytica, maar die toch al een stap op den weg naar het verongelukken heeft gezet.

De commissie moet geen politieke strekking hebben en ik zou dus ongetwijfeld onrecht doen aan den heer Dresselhuys, die zitting heeft in zoowat alle commissies, die in ons land bestaan, als ik niet voorstelde ook hem er in te benoemen. Ook als voorzitter van het Roode Kruis, dat in dit geval uitmuntende diensten zou kunnen bewijzen, zal de heer Dresselhuys ook een schitterend figuur maken. Ik hoop echter, dat het hem niet zal overkomen, dat de dossiers omtrent de zaak-Bakker uit de archieven zullen verdwijnen, vóór de commissie haar onderzoek heeft verricht, zooals geschied is met het dossier-Sijthoff, maar in elk geval meen ik, dat hij daarin een plaats behoort te bekleeden.

Er wordt mij hier gezegd, dat ook de heer Ter Hall in die commissie hoort. Ik laat graag aan den heer Kleerekoper, die mij dit advies geeft, over om dan afzonderlijk voor te stellen, den heer Ter Hall aan die commissie toe te voegen.

De heer Ter Hall (Neutrale Partij) : Je bent me als karakterkomiek geen rijksdaalder per avond waard!

De Voorzitter: Ik verzoek niet te interrumpeeren.

De heer van Stapele: Mijnheer de Voorzitter! Ik zie van het woord af, want ik heb aan 2,5 minuut lang niet genoeg.

De Voorzitter: Ik zal nu het voorstel-Duys in stemming brengen.

De heer J. ter Laan (SDAP): Mijnheer de Voorzitter! Ik vraag daarover het woord.

De Voorzitter: Ik kan u daarover het woord niet meer geven; de beraadslaging is gesloten.

Het voorstel van den heer Duys wordt verworpen met 63 tegen 14 stemmen. Tegen hebben gestemd de heeren Swane, Poels, Teenstra, Nierstrasz, Beumer, Nolens, Juten, Treub, van Wijnbergen, Rutgers, Visser van IJzendoorn, Weitkamp, van Sasse van Ysselt, Bulten, de Monté verLoren, Braat, Wintermans, van de Laar, Dresselhuys, Kuiper, van der Voort van Zijp, Schokking, Fleskens, van Rijzewijk, Reymer, Bomans, A.P. Staalman, Colijn, de Buisonjé, de Groot, Abr. Staalman, Gerhard, Engels, Haazevoet, van Dijk, Kolkman, Oud, Henri Hermans, Deckers, van Veen, van Stapele, van Doorn, Zijlstra, Ter Hall, van den Tempel, Bongaerts, van Schaik, van Rijckevorsel, Koolen, Smeenk, Stulemeijer, Heemskerk, Lely, Schouten, Snoeck Henkemans, Fruytier, Hugenholtz, van de Bilt, van Rappard, Duymaer van Twist, van Vuuren, Scheurer en de Voorzitter.

Vóór hebben gestemd de heeren Rugge, L.M. Hermans, de Jonge, Duys. Kleerekoper, K. ter Laan, Ossendorp, Schaper, mevrouw Groeneweg, de heeren van Ravesteijn, Brautigam, J. ter Laan, Albarda en Troelstra.

Het voorstel van den Voorzitter, om het bericht van verhindering van den heer Bakker om de vergadering bij te wonen voor kennisgeving aan te nemen, wordt in stemming gebracht en aangenomen met 71 tegen 7 stemmen.

Vóór hebben gestemd de heeren Bomans, A.P. Staalman, Colijn, de Buisonjé, de Groot, Abr. Staalman, Gerhard, Engels, Haazevoet, van Dijk, Kolkman, Oud, Henri Hermans, Deckers, van Veen, van Doorn, van Zadelhoff, Zijlstra, Schaper, mevrouw Groeneweg, de heeren Ter Hall, van den Tempel, Bongaerts, van Schaik, van Rijckevorsel, Koolen, Smeenk, Stulemeijer, Heemskerk, Lely, Schouten, Snoeck Henkemans, Brautigam, Fruytier, Hugenholtz, van de Bilt, van Rappard, Duymaer van Twist, van Vuuren, Albarda, Troelstra, Scheurer, Swane, Poels, Rugge, Teenstra, Nierstrasz, Beumer, Nolens, Juten, Treub, van Wijnbergen, Rutgers, Visser van IJzendoorn, Weitkamp, van Sasse van Ysselt, Bulten, L.M. Hermans, de Monté verLoren, de Jonge, Braat, Wintermans, van de Laar, Dresselhuys, Kuiper, van der Voort van Zijp, Schokking, Fleskens, van Rijzewijk, Reijmer en de Voorzitter.

Tegen hebben gestemd de heeren Duys, Kleerekoper, K. ter Laan, Ossendorp, van Stapele, van Ravesteijn, J. ter Laan.

De Voorzitter: Ik deel verder mede, dat zijn ingekomen: 2e. een missive van den Minister van Arbeid, ten geleide van een Nota van Inlichtingen op het adres van burgemeester en wethouders van Woensdrecht, houdende verzoek om restitutie van de door de huurcommissie der gemeenten Woensdrecht en Ossendrecht gemaakte kosten.

De heer Duys: Mijnheer de Voorzitter! Ik vraag het woord.

De Voorzitter: Ik moet volgens het Reglement van Orde mededeeling doen van de ingekomen stukken.

De heer J. ter Laan: Daar kan ieder toch het woord over vragen.

De Voorzitter: Ik zal de stukken eerst voorlezen.

De heer Duys: Dat is iets anders.

Handelingen Tweede Kamer 1919/20, p. 2553 e.v.


Deze bijdrage verscheen in de Hofvijver van 25 juni 2012.