Opmars van partijleiders

Gerrit Voerman: Paradox van democratisering partijen

Hoe partijleden steeds meer te zeggen krijgen en de partijleider zich steeds meer greep op de gang van zaken verwerft. Gerrit Voerman, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen van de Rijksuniversiteit van Groningen, over een ‘paradox’ van de democratisering’ van het partijwezen.

‘De partijleider komt steeds meer voor de partij te staan.’

Gerrit Voerman, kenner van het Nederlands partijwezen, voorziet een ‘voortgaande personalisering’ binnen politieke partijen.

‘De direct door de leden gekozen partijleider zal waarschijnlijk een steeds grotere greep krijgen, de partijorganisatie zal meer dienend worden’, voorspelt Voerman, gevraagd naar de toekomst van politieke partijen. ‘De ontwikkeling van partijen richting campagne-organisaties lijkt moeilijk te stoppen.’

Die ‘personalisering’ kan zo ver doorschieten, signaleert Voerman, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen in Groningen, dat er vaker ‘één persoons-partijen’ ontstaan, partijen die helemaal rondom een persoon zijn opgetrokken. 'Wilders’ PVV is er een voorbeeld van, Fortuyn was in Nederland de eerste. In het buitenland – Berlusconi, Poetin – zijn er meer van die partijen.’

‘Misschien is de toekomst wel aan politieke entrepreneurs die zich met behulp van kapitaal en media toegang tot het Binnenhof verschaffen?’ Voerman: ‘Doordat de kiezers losser raken van de partij, is er meer ruimte ontstaan. Als een BN’er het probeert, maakt hij of zij een grote kans. Misdaadverslaggever Peter R. de Vries heeft het in 2005 met zijn PRDV even overwogen en stond in de peilingen meteen op vijf zetels.’

Politieke partijen maken een 'overgangsperiode' door, meent Voerman. ‘We komen van een periode van massapartijen, partijen met relatief veel leden, diep geworteld in de samenleving, dragers van ideologische opvattingen. Dat is geërodeerd. Met name de grote volkspartijen, de PvdA en het CDA en zijn voorlopers, zijn nog maar een schim van wat ze vlak na de oorlog waren. Het aantal leden is drastisch teruggelopen, het kader is verzwakt, de organisatie is veel minder hiërarisch geworden.’

Voerman: ‘Misschien wel het belangrijkste: de vaste, stevig verankerde basis is ondermijnd. Partijen kunnen niet meer rekenen op een min of meer stabiele aanhang. Kijk naar de verkiezingsuitslagen van de laatste tijd, met name vanaf 1994. Het is ‘hodie mihi cras tibi’: de winnaar van vandaag kan de verliezer van morgen zijn. De beweeglijkheid van het electoraat is een vast kenmerk geworden. Abonnementen op een vast deel van de macht zijn niet meer te koop.’

'Partijen', analyseert Voerman, 'raken in hoog tempo hun draagvlak kwijt. En dat kan hun legitimiteit aantasten. Vooral gevestigde partijen als PvdA, VVD en CDA zijn er kwetsbaar voor.'

Alle partijen doen vanaf ‘Fortuyn’ pogingen om ‘het contact met de samenleving’ te herstellen, signaleert Voerman. ‘Er worden allerlei initiatieven genomen om de leden er meer bij te betrekken. Op alle mogelijke manieren zetten partijen de luiken open. Het meest in het oog springende voorbeeld zijn de leiderschapsverkiezingen. Zelfs het CDA doet er sinds dit jaar aan mee. Binnen de PvdA gaan er zelfs al stemmen op om niet-leden een stem bij die verkiezingen te geven. Geruisloze, voorgekookte machtswissels als die van Lubbers op Brinkman, Den Uyl op Kok en Kok op Melkert zijn bijna niet meer denkbaar, alhoewel het bij de PvdA begin 2010 zo nog wel ging. Het gaat soms zo ver dat je praktisch uit het niets - neem Mona Keijzer bij het CDA - een greep naar het leiderschap kunt doen.'

Voerman: 'Die interne democratisering van de partijorganisatie is een van de opvallende aanpassingen van het Nederlands partijwezen in de laatste tien jaar.'

'De paradox van die democratsering is', vervolgt Voerman, 'dat de partijleider potentieel een steeds sterkere positie krijgt. Hij kan zich steeds beroepen op een rechtstreeks mandaat. Dat weegt op tegen de macht van de klassieke partijorganen, de partijvoorzitter voorop. Eenmaal gekozen, is het bijna ondoenlijk voor de partij om zich van hem te ontdoen. En zijn macht wordt nog groter, als hij - zoals na de verkiezing van Pechtold tot leider van D66 gebeurde - vertrouwelingen op enkele sleutelposities in de partij benoemd weet te krijgen.'

Politieke leiders kunnen volgens Voerman gaandeweg zo gezichtsbepalend worden dat ze een partij bijna letterlijk naar hun beeld en gelijkenis kunnen maken. 'Stel dat Rita Verdonk de leiderschapsverkiezing van Mark Rutte had gewonnen. De kans was dan groot geweest dat er een meer populistische VVD zou zijn ontstaan. Zo veel ruimte, zo veel macht - dat is iets voor partijen om over na te denken. Het vraagt om checks & balances.'

Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 23 d.d. 17 december 2012.