Europa heeft geen senaat maar een Raad van State nodig!

Tweede en Eerste Kamer worstelen met invloed van en op 'Brussel' stelt Maartje Bakker in de Volkskrant van 13 april. Tweede en Eerste Kamer voelen zich vaak buiten spel gezet. Soms wordt een Europese senaat genoemd als oplossing voor deze onvrede. Maar wetenschapper Philipp Kiiver uit Maastricht vindt dat overbodig: 'Europa heeft geen senaat maar een Raad van State nodig'. En dat kan al door de bestaande instrumenten beter te gebruiken.


Uiteraard heeft de EU al een soort senaat, namelijk de Raad van Ministers. Samen met het Europees Parlement vormt de Raad in feite een tweekamerstelsel. Dus als we het over een nieuwe senaat voor Europa hebben, hebben we het eigenlijk over iets extra’s: een Derde Kamer. Maar wat zou dat dan kunnen zijn?

Tijdens de Europese Grondwetsconventie van 2002-2003 werd het voorstel geopperd om leden van nationale parlementen in een aparte Europese assemblee te laten vergaderen. Deze zou dan bijvoorbeeld de Europese Commissie benoemen of Europese wetsvoorstellen kritisch onder de loep nemen. Al deze ideeën werden toen echter verworpen, en terecht. Voor de vertegenwoordiging van politieke kleuren hebben wij immers al het Europees Parlement, en de lidstaten zitten al in de Raad.

Maar een senaat kan ook nog andere rollen vervullen behalve (deel)staten te vertegenwoordigen. De senaten van Ierland en Slovenië vertegenwoordigen bijvoorbeeld maatschappelijke belangengroepen. Maar ook dat heeft de EU al: het Economisch en Sociaal Comité. De Britse House of Lords is van oorsprong een adelskamer, maar op een Europese adelskamer met allerlei Habsburgers en Bourbonners zit ook niemand te wachten. De senaten van Tsjechië, Polen, Frankrijk en ook Nederland zijn er eigenlijk vooral omdat men vindt dat twee kamers beter zijn dan eentje. Daar zit wel iets in, maar dat hoeft niet per se een nieuwe instelling met vetorecht in het Europese wetgevingsproces te zijn. Ook hoeft het geen nieuw orgaan met eigen gebouw, vlagstok en portier te betekenen.

Sinds het Verdrag van Lissabon hebben wij een nieuw mechanisme waarbij nationale parlementen bezwaren tegen nieuwe Europese wetsvoorstellen mogen uiten. Het heet subsidiariteitstoets en de parlementen hebben er al sinds 2004 stiekem mee geoefend. In feite vormen de nationale parlementen hierdoor een soort virtuele Raad van State die adviezen over wetsvoorstellen uitbrengt voordat zij officieel worden ingediend. (1) De adviezen zijn niet bindend, maar als er genoeg stemmen zijn, mag er alleen gemotiveerd van worden afgeweken – dat is meer dan de Nederlandse Raad van State kan claimen.

Een Europees Parlement hebben we dus al, een senaat ook. Wat we eerder nog niet hadden, maar nu kunnen krijgen mits iedereen meedoet, is een adviesorgaan dat over de toelaatbaarheid van Europese wetsvoorstellen oordeelt. Dus geen über-senaat bestaand uit nationale parlementsleden, maar een samengestelde, virtuele Raad van State!

Philipp Kiiver, april 2011

 

(1) Zie Ph. Kiiver, ‘Nationale parlementen en Europese wetgeving: De Staten-Generaal als de Raad van State van Europa’, RegelMaat 4/2010, pp. 182-201.