Masterclass 2012: Nationale Parlementen en de Europese Unie: Nieuwe verhoudingen moeten nog wennen.

vrijdag 30 maart 2012, 9:34

Op vrijdag 8 maart waren de studenten van de Montesquieu Masterclass 2012 de gast van de Tweede Kamer. In het college werd aandacht besteed aan de rol van de Tweede Kamer en andere nationale parlementen binnen de Europese Unie. Hans van Baalen, lid van het Europees Parlement, was een van de politici die zich zorgen maakte over de kloof tussen de Europese politici en de Nederlandse burgers.

Er zou een noodzaak zijn tot meer invloed van de nationale parlementen op het Europese beleid. Dit, zo werd verondersteld, zou bijdragen aan een verkleining van deze kloof. Er moet een publiek debat komen en meer controle op het Europese beleid waardoor de legitimiteit van de Europese politiek zal toenemen, zo wordt verondersteld.

De rol van nationale parlementen in de Europese Unie is door het Verdrag van Lissabon toegenomen.  Nationale parlementen kunnen voortaan een 'gele' of 'oranje kaart' trekken als zij vinden dat voorgestelde Europese wetgeving niet in overeenstemming is met het principe van subsidiariteit. Nationale parlementen hebben daarmee een middel om aan de bel trekken wanneer ze menen dat een maatregel op Europees niveau niet doeltreffender is dan een maatregel op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau.

De Europese Commissie stelt nationale parlementen van al haar wetgevingsvoorstellen op de hoogte. Binnen acht weken moet een parlement een standpunt innemen. In het geval een nationaal parlement samen met andere nationale parlementen in de EU over een onderwerp zaken aan de orde wil stellen of wil reageren op een voorgenomen wijziging in Europese wetgeving, is het lastig dit binnen 8 weken te regelen.

Er is niet veel tijd om eerst als nationaal parlement alles goed te analyseren en vervolgens binnen de EU steun te verwerven zodat meerdere nationale parlementen samen kunnen optrekken. Door gezamenlijk optreden zou de kans op succesvolle beïnvloeding aanzienlijk toenemen. Een andere invloed die de Tweede Kamer heeft is de bespreking van onderwerpern die op de agenda staan voor ieder ECOFIN-raad. De minister krijgt te horen wat de kamerleden van de diverse onderwerpen vinden.

Vraag is: hoe snel gaat dit proces in het geval er een crisis is? Is er dan nog voldoende tijd en menskracht om zaken effectief en efficiënt aan de orde te stellen? Voorts doet het probleem zich voor dat de agenda’s in Den Haag en Brussel niet parallel lopen. Dit alles betekent dat er nog veel is af te stemmen en dat de nieuwe macht van de nationale parlementen wel een verbetering zou kunnen zijn. Tegelijkertijd is er een spanning tussen het snel moeten reageren in geval van crisis en het handhaven van zorgvuldigheid in beleid en wetgeving. Als beide onvoldoende kwaliteit hebben, is dit desastreus voor de legitimiteit.

In de discussie kwam opnieuw de legitimiteit van het beleid aan de orde. De vraag die aan de orde kwam, was naar de reikwijdte van de invloed van de Europese Unie. Conclusie was dat onafhankelijk van die reikwijdte legitimiteit altijd zoveel mogelijk gewaarborgd moet zijn. Als dit niet voortdurend wordt benadrukt zal de kloof tussen de burger en de politicus, of de laatste nu in Den Haag of Brussel en Straatsburg werkt, niet verkleinen, maar juist vergroten.

De gewenning aan de nieuwe rollen, de macht van de Europese Commissie en de nieuwe tegenmacht van de nationale parlementen moet nog plaatsvinden. Het lijkt nog een beetje op een wedstrijd en de nieuwe regels en verhoudingen zullen nog in het spel in de praktijk gebracht moeten worden.