Waarom 19 maart geen referendum kan zijn voor de landelijke politiek

Simon Otjes, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Rijksuniversiteit Groningen

Volgens veel commentatoren zijn de gemeenteraadsverkiezingen belangrijke peilingen voor het kabinet. Peilingen zijn paling. Die winst of verlies is maar virtueel. Nu bijna alle kiezers naar de stembus gaan kunnen zij een belangrijk signaal sturen naar Den Haag. Maar is dat ook zo? Wat zeggen gemeenteraadsuitslagen over landelijke verkiezingen?

Nederlandse kiezers zijn weinig loyaal. De tijd dat partijen een vaste achterban hebben die altijd op ze stemt, is een ver verleden. Kiezers gaan niet als stuifzand het hele spectrum over, maar ze zijn wel notoire twijfelaars. Tom van der Meer van de Universiteit van Amsterdam heeft hier indrukwekkend onderzoek naar gedaan. Hij ziet dat partijen tussen een beperkt aantal partijen wisselen. Ze twijfelen tussen linkse partijen (PvdA, GL, D66 of SP) of tussen Christelijke partijen (CDA, ChristenUnie, SGP) of tussen rechtse partijen (D66, CDA, VVD of PVV). D66 is de enige partij die kiezers trekt zowel het linker- als het rechterblok.

Bij lokale verkiezingen is de situatie net anders: een aantal partijen doet niet of nauwelijks mee. Het was een zware domper voor sommige 50Plussers dat hun partij niet mee doet aan lokale verkiezingen. De PVV doet maar in twee gemeenten. De Partij voor de Dieren doet mee in een handvol gemeenten De SP in ongeveer de helft van de gemeenten mee. Dat maakt de keuze voor kiezers misschien wel makkelijker. Waar ze normaal moeten kiezen tussen twee partijen doet nu misschien maar één partij van hun voorkeur mee.  Maar de keuze wordt ook lastiger gemaakt door de deelname van lokale partijen. Een linkse kiezer in Amsterdam kan nu ook Red Amsterdam overwegen en voor een rechtse kiezers in Rotterdam is de PVV misschien weggevallen maar Leefbaar Rotterdam is daarvoor in de plaats gekomen.

Tom Louwerse (Trinity College Dublin) heeft in deze blog de uitslag van gemeenteraadsverkiezingen 2010 vergeleken met de peilingen uit diezelfde periode. Je kan hierbij zien dat het verschil in aanbod de situatie eigenlijk onvergelijkbaar maakt. Hij laat zien dat meer dan 20% van de stemmen naar lokale partijen gaat, terwijl die in de landelijke peilingen logischerwijs niet opgenomen zijn. Het tegenovergesteld komt ook voor de PVV stond in de landelijke peilingen er prima voor, terwijl ze maar in twee gemeenten stemmen kon halen. De SP haalde ongeveer 4% van de stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen, terwijl ze op meer dan 6% in de peilingen stond. Er is dus sprake van een ander aanbod. Dat maakt uitslagen onvergelijkbaar.

Maar bovendien ligt de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen structureel zo'n 10-20% lager dan bij Tweede Kamerverkiezingen. Een groep kiezers interesseert zich niet voor lokale politiek, kan geen keuze maken of heeft toch het gevoel dat het niet uitmaakt wat hij stemt. Hierdoor is de vraagkant van de politiek ook anders.

Wie zijn die niet-stemmers? 2010 was een handig jaar voor kiezersonderzoek. In dat jaar waren er zowel gemeenteraads- als Tweede Kamerverkiezingen in de periode voor een paar maanden. Dus is in het Nationaal kiezersonderzoek aan kiezers gevraagd wat ze gestemd hadden bij beiden verkiezingen. De mensen die aangaven niet gestemd te hebben bij de gemeenteraadsverkiezingen, zeiden voor 25% ook bij Tweede Kamerverkiezingen niet te stemmen. Eén-vijfde van de niet-stemmers kleurde later het vakje van de VVD rood en één op de zes stemmers koos voor de PVV. Daarop volgde PvdA en SP (beiden 10%). Dit betekent in de eerste plaats dat niet opkomen ongelijk verdeeld is tussen partijen. De Christelijke partijen (CDA, CU en SGP) hebben een veel plichtsgetrouwer electoraat, terwijl de rechtse partijen VVD en PVV hun achterban vinden bij kiezers die de gemeenteraadsverkiezingen links laten liggen. Dit verschil in politieke vraag maakt deze uitslagen wederom niet te vergelijken.

Dan is de laatste vraag of ondanks deze caveats de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen misschien als indicatie gebruikt kan worden. Hoe staat een partij ervoor in een bepaalde gemeente? Is het een rood PvdA-bolwerk of een blauw VVD-gebied? We kunnen de uitslagen van de gemeenteraads- en Tweede Kamerverkiezingen uit het verkiezingsjaar 2010 met elkaar vergelijken. Zo kunnen we zien dat of lokale uitslagen landelijke uitslagen voorspellen. In de figuren kunnen we zien dat dit maar zeer ten dele het geval is. Gemeenteraadsuitslagen staan op de horizontale as, Tweede Kameruitslagen op de verticale as. Iedere punt is een gemeente. Als gemeenteraadsuitslagen een indicatie zouden zijn voor lokale verkiezingen zouden verkiezingsuitslagen mooi op lijn moeten liggen, maar in plaats daarvan is er een amorfe blob. Dat betekent dat er gemeenten zijn waar de PvdA bij de gemeenteraadsverkiezingen 40% van de stemmen haalt maar bij de Tweede Kamerverkiezingen maar 20%. Evenzeer zijn er gemeenten waar de VVD bij de Tweede Kamerverkiezingen bijna 50% van de stemmen haalt terwijl bij de gemeenteraadsverkiezingen de partij maar 30% was (zie ook GroenLinks en CDA). Mogelijke verklaringen hiervoor zijn verschillen in opkomst, de afwezigheid van bepaalde partijen in bepaalde gemeenten en verschillen in lokale omstandigheden (denk aan collegedeelname, bekende lokale lijsttrekkers of politieke thema's 'het bebouwen van de laatste groene polder van de stad').

De gemeenteraadsverkiezingen zijn geen referendum voor de landelijke politiek. Een vergelijking tussen de uitslag van de gemeenteraadsuitslag en de Tweede Kamerverkiezingen is lastig te maken vanwege het verschil in opkomst, de afwezigheid van landelijke partijen in veel gemeenten en de verschillen in lokale omstandigheden.

Deze bijdrage verscheen in ‘De Hofvijver’ nr. 39, d.d. 24 februari 2014.