WAO-crisis PvdA 1991

Bert van den Braak, Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit van Leiden

In de vakantiemaanden gebeurt in de politiek vaak niet veel, behalve als er een formatie is. In 1991 was dat anders, toen het kabinet-Lubbers III half juli een pijnlijk besluit nam over de WAO. Dat was één van de lastigste kwesties voor dat kabinet-Lubbers van CDA en PvdA. In 1990 waren er op iedere 100 werkenden 86 niet-actieven. Het aantal WAO'ers en mensen in de Ziektewet steeg tot 1,2 miljoen. Premier Ruud Lubbers dreigde met opstappen als het aantal mensen in de WAO boven de 1 miljoen zou komen.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

De WAO-problematiek

In het kabinet had PvdA-leider Wim Kok als vicepremier de portefeuille Financiën. Ook hij was doordrongen van de noodzaak om iets te doen aan het aantal WAO'ers (het volume) en aan het terugdringen van ziekteverzuim. Het CDA overwoog echter de WAO op te heffen en CDA-minister Bert de Vries van Sociale Zaken was eveneens voor zo'n krachtige aanpak. Gedacht werd bijvoorbeeld aan afschaffing van de uitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. PvdA-staatssecretaris Elske ter Veld van Sociale Zaken keerde zich daar even krachtig tegen. De PvdA had zich evenwel gebonden aan een (extra) bezuinigingen in de sociale zekerheid.

2.

Kabinetsbesluit

De moeizame besluitvorming in het derde kabinet-Lubbers over het terugdringen van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim leidden in 1991 eerst bijna tot een kabinetscrisis en daarna bijna tot een leiderschapscrisis in de PvdA. Na lange onderhandelingen besloot het kabinet in de nacht van 13 op 14 juli tot een ingreep in de WAO.

Arbeidsgeschikten tot vijftig jaar, behielden, afhankelijk van hun leeftijd, slechts voor een beperkte tijd recht op een WAO-uitkering (minimaal een jaar). Die uitkering was gekoppeld aan hun eerdere inkomen. Na het einde van de periode waarin er recht was op een uitkering vielen zij terug op een veel lagere AAW-uitkering. Verder werd besloten dat werknemers ziekte vrije dagen moesten inleveren. WAO'ers van boven de vijftig zouden wel geheel worden ontzien. Voor de groep onder de 50 jaar die al een WAO-uitkering ontving, kwam er een overgangsregeling. Verder kwam er een bonus-malus-systeem. Werkgevers die arbeidsongeschikten in dienst namen konden rekenen op een bonus. Zij die arbeidsongeschikten ontsloegen kregen een boete.

Er ontstond onmiddellijk veel maatschappelijk verzet, waarin de vakbonden voorop liepen. Maar ook de Jonge Socialisten en bestuurders van PvdA-gewesten liet veel kritiek horen. In IJsselstein richtten partijleden de 'Aktiegroep PvdA weer sociaal' op. De PvdA-Tweede Kamerfractie reageerde voorzichtiger, al was fractievoorzitter Bert Middel kritisch.

Fractievoorzitter Thijs Wöltgens eiste wel dat de koppeling tussen lonen en uitkeringen gehandhaafd bleef. Onder invloed van de kritiek ging hij evenwel steeds meer afstand nemen van het kabinetsbesluit en ook Kok bracht nuances aan. Zo moesten uitzichtloze arbeidsongeschikten hun uitkering toch behouden. De spanning liep op toen de PvdA in de peilingen kelderde naar 14 procent (21 zetels)

Er ontstond een crisissfeer. Onder die druk stelde minister Kok het WAO-compromis opnieuw in het kabinet op 18 juli opnieuw ter discussie in de ministerraad. Dat was nodig vanwege het vaststellen van de begroting voor 1991. Mits de f 4,4 miljard aan bezuinigen werd gehaald, was er wel ruimte. Grotere maatschappelijke aanvaardbaarheid was in het belang van het kabinet.

3.

Nieuw compromis

Het kabinet bereikte op 23 augustus een nieuw compromis. De WAO-maatregel zou alleen gelden voor nieuwe gevallen. Wie jonger was dan 50 jaar en al een WAO-uitkering had, zou die behouden, maar de hoogte ervan werd bevroren. De PvdA moest wel slikken dat er toch ontkoppeld zou worden. De relatieve achteruitgang voor uitkeringsgerechtigden en ambtenaren werd echter via de belastingen deels gecompenseerd. Het was niettemin een bittere pil voor Kok, die eerder over ontkoppelen had verklaard 'Dat maak ik niet mee'.

4.

Problemen in de PvdA

In de PvdA-fractie keerden twee leden zich tegen het kabinetsbesluit: Frans Moor en Piet de Visser. Zij waren eerder al kritisch geweest over sommige compromissen, maar besloten nu uit de fractie te stappen en hun zetel op te geven. Beiden verlieten later ook de PvdA.

Kritiek kwam er op partijvoorzitter Marjanne Sint. Zij keerde op 9 augustus terug van een fietsvakantie in Toscane en was gedurende de voor de PvdA zo moeizame weken onbereikbaar geweest. Weliswaar had zij dat afgestemd met vicefractievoorzitter Frits Castricum, maar in de partij viel dat slecht.

Er kwamen verder geruchten dat enkele prominente leden, onder wie oud-voorzitter André van der Louw, uit waren op het afzetten van Kok als partijleider. Hoewel dat in werkelijkheid minder spannend was dan het leek, versterkte dit het beeld van een partij en partijleider in nood.

De Tweede Kamerfractie hechtte haar goedkeuring aan de nieuwe plannen en ook het partijbestuur ging in meerderheid akkoord met de opstelling van de fractie. Kok vroeg echter ook vertrouwen van de gewone partijleden en om daarover duidelijkheid te krijgen, kwam er een buitengewoon congres. Als het partijcongres zijn beleid afwees dan zou hij aftreden.

5.

Buitengewoon congres in Nijmegen

Hoewel er op 28 september op dat congres kritiek was te horen op Kok en het kabinetsbeleid bleek een ruime meerderheid hem toch te steunen. Met ruim 80% van de stemmen werd een resolutie aangenomen waarin de herziene WAO- en Ziektewetvoorstellen werden aanvaard, al moesten de fracties proberen daarin nog verbeteringen aan te brengen. Tevens werd vertrouwen in Kok en de overige PvdA-bewindspersonen uitgesproken.

6.

Aftreden partijvoorzitter Sint

Partijvoorzitter Sint was wel afgetreden. Vicevoorzitter Frits Castricum nam haar functie over tot een volgend congres in maart 1992 een nieuwe voorzitter zou kiezen. Gesteld werd wel dat Sint 'barbertje' was, die moest hangen. Zij zelf liet weten dat zij vond dat discussie over haar persoon de partij niet moesten belasten.

In de PvdA ging een commissie aan de slag met voorstellen voor de sociale zekerheid, kwam er een nieuw voorzittersduo (Felix Rottenberg en Ruud Vreeman) en versterkte Wim Kok zijn positie. Bij de verkiezingen van 1994 leed de PvdA opnieuw een grote nederlaag, maar zij zou wel de grootste worden. Wim Kok kon daardoor in augustus premier worden van het eerste paarse kabinet.