Het Reglement van Orde

Joris Oddensuniversitair docent vroeg-moderne en moderne geschiedenis, Universiteit van Amsterdam

De Tweede Kamer gaat over haar eigen werkwijze en legt die vast in het Reglement van Orde. Ook de vertegenwoordigende vergaderingen van voor 1815 hadden al reglementen van orde gemaakt: in 1796 volstond de Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek met een bondig document van maar elf pagina’s, met het gevolg dat tijdens de zittingen eindeloos werd gedebatteerd over de procedures. Het eerste reglement van de Tweede Kamer, dat vier dagen na de eerste buitengewone zitting van 21 september 1815 werd vastgesteld, leek op dat van de Staten-Generaal van 1814. Het bevatte twintig artikelen, die gingen over onder meer vergaderdagen, ordehandhaving en het indienen van initiatiefvoorstellen door Kamerleden. Het twintigste artikel bepaalde dat de Kamer haar eigen reglement te allen tijde kon veranderen.

In de twee eeuwen die volgden zou dit met regelmaat gebeuren. Meestal ging het om kleine aanpassingen, maar een paar keer achtte de Kamer grondige herziening nodig. Voor het eerst gebeurde dit in 1842, toen een ordereglement werd vastgesteld met 111 artikelen, verdeeld over elf hoofdstukken. Tot dat moment schiep het Reglement voor buitenstaanders niet veel duidelijkheid over de wijze waarop het er in de Kamer aan toeging; hoe een wetsvoorstel werd ingediend en behandeld stond er bijvoorbeeld niet in. Vanaf 1842 was het streven om de praktijk in woorden te vatten en verder te reguleren. Bij de grondwetswijziging van 1983 werd een aantal bepalingen over de werkwijze van de Tweede Kamer verwijderd. Deze kwamen terecht in het Reglement van Orde, waarnaar nu ook expliciet werd verwezen in de grondwet, zoals voor het laatst was gebeurd in de Staatsregeling van 1798.

De geschiedenis van het Reglement laat zich lezen als een geschiedenis van de Kamer zelf. Belangrijke aanpassingen vonden verplicht plaats na grondwetsherzieningen, zoals de opname van de rechten van amendement, interpellatie en enquête na 1848. Wijzigingen op initiatief van de Kamer zelf strekten tot vergroting van de efficiëntie of tot verlevendiging van het debat: vanaf 1909 kon stemmen niet langer alleen hoofdelijk, maar ook door zitten en opstaan, en vanaf 1983 door handopsteking; in 1906 werd het vragenuurtje ingevoerd. Ze konden echter ook betrekking hebben op handhaving van de orde in enge zin, zoals toen in 1933 werd vastgelegd dat zich misdragende Kamerleden voor een dag van de zitting konden worden uitgesloten.

Tegenwoordig is het Reglement van Orde een bureaucratisch vademecum van bijna tweehonderd pagina’s, dat ervoor zorgt dat het tijdens debatten vooral over de inhoud gaat.