Een ‘nieuwe’ Eerste Kamer

maandag 25 maart 2019, 13:00, Prof.Dr. Bert van den Braak

Het Forum voor Democratie van Thierry Baudet maakt een LPF-achtige binnenkomst in de Eerste Kamer. Weliswaar zit de partij natuurlijk al in de Tweede Kamer, maar vrijwel in één keer de grootste worden bij verkiezingen is uitzonderlijk.

Dat plaatst die partij direct ook voor grote opgaven. Dertien zetels in de Eerste Kamer zijn mooi, maar hoe vaak en luid de leden daar ook zullen spreken, de publiciteit zullen ze er nauwelijks mee halen. Wie kent, uitgezonderd wellicht Marjolein Faber, bijvoorbeeld Eerste Kamerleden van de PVV?

De nieuwe FvD-senatoren zijn allemaal 'vreemdelingen in Jeruzalem'. Bij de LPF waren er in 2002 enkelen met 'Haagse' ervaring, zoals Ferry Hoogendijk en Jim Janssen van Raaij. Spoedig zullen de FvD-Eerste Kamerleden zich in de stukken moeten verdiepen en hun inbreng moeten voorbereiden voor debatten over wetsvoorstellen. Hoe zij zich daarbij handhaven en opstellen, is bepalender voor hun 'aanzien' dan het zeteltal. Een kleine fractie met goede inbreng kan meer voor elkaar krijgen dan een grote met meer zetels.

Dat de komst van FvD in de Eerste Kamer daar tot enorme veranderingen zal leiden, valt sterk te betwijfelen. Ook samen met de PVV is er bij lange na geen meerderheid om invloed te hebben op procedures. De heersende mores zijn heel sterk en de kans om op nieuwe paden in te slaan is klein.

Het 'vuurwerk' zal nog altijd moeten komen van het duo Baudet en Hiddema. De electorale winst zal de belangstelling van de media voor hen ongetwijfeld doen toenemen, maar ook voor hen geldt dat hun parlementaire mogelijkheden beperkt blijven. Baudet zal bovendien zijn partij verder moeten uitbouwen en dat vergt de nodige inspanning, want met veel nieuwkomers zijn er risico's. Misschien helpt het wel dat nu de hele partijtop (penningmeester Henk Otten, secretaris Rob Rooken en voorlichter Jeroen de Vries) in het parlement zit.

Bert van den Braak is hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel aan de Universiteit van Maastricht. Tevens is hij als onderzoeker verbonden aan het Parlementair Documentatiecentrum (PDC).

Deze bijdrage stond in