Tussen politiek en publiek. Over politieke prenten.

maandag 29 april 2019, 13:00.
Auteur: Eveline Koolhaas-Grosfeld en Marij Leenders

Politieke tekenaars geven vorm aan het politieke debat!

In tijden van grote veranderingen in de Nederlandse politiek ontstaan vaak nieuwe groeperingen die zich keren tegen de gevestigde orde. Zij verzetten zich tegen de elitaire (‘grachtengordel’) politiek en claimen zelf de ware volkswil te vertegenwoordigen. De gevestigde orde ziet hen vaak als een bedreiging voor het aanzien van de politiek omdat ze de bestaande parlementaire gedragscodes aan hun laars lappen.

Deze andersdenkenden zijn altijd een dankbaar onderwerp voor politieke cartoonisten. Zoals we dat nu zien met de PVV en Forum voor Democratie, zo gebeurde hetzelfde eind negentiende eeuw met de confessionelen en socialisten. Hun komst in de Tweede Kamer bracht verandering in de beperkte openbaarheid zoals de liberalen die voorstonden. Politiek was voor de liberalen een zaak van geprivilegieerde heren die het ‘algemeen belang’ dienden. Contact met ‘het volk’ vonden zij niet nodig. De nieuwkomers daarentegen zochten juist wél contact met de buitenwereld, hielden gloedvolle betogen om hun specifieke achterban te mobiliseren en lieten daarbij hun emoties graag de vrije loop. Zo sloegen zij een bres in het gesloten liberale bolwerk en brachten tegelijkertijd het publieke politieke debat op gang. De spotprenttekenaars van de liberale pers – zij hadden lange tijd het rijk alleen – sprongen daarop in en bewerkten op hun manier de openbare opinie over politiek.

Zoals foto’s en televisie nu onmisbaar zijn voor een bredere herkenbaarheid en zichtbaarheid van politici, zo waren dat in vroegere tijden prenten, ook als zij de spot met je dreven. Vanaf de jaren 1880 nam in Nederland het aantal en de kwaliteit van de politieke prentkunst gestaag toe, evenals het aantal geïllustreerde tijdschriften dat de prenten onder het publiek verspreidde. Etalages en kiosken waar politieke prenten ten toon gesteld werden waren populaire verzamelplaatsen. Op deze manieren nestelden de politieke prenten zich dus in de openbaarheid en konden zijn het politieke bewustzijn van de burgers stimuleren.

Een onderwerp dat de politieke tekenaars eind negentiende eeuw druk bezighield was de strijd voor algemeen kiesrecht. Hierbij kregen de liberaal gezinde cartoonisten voor het eerst felle weerstand van de cartoonisten aan socialistische zijde, Albert Hahn voorop. Als één tekenaar erin slaagde spotprenten als strijdwapen in te zetten dan was hij het wel. De dreiging die uitgaat van zijn prenten van kiesrechtdemonstraties is nog steeds navoelbaar.

 
De Notenkraker

Terwijl ‘het volk’ de straat opging om voor zijn rechten op te komen, debatteerde de parlementariërs in de Tweede Kamer over kiesrechtuitbreiding en de hiervoor noodzakelijke grondwetherziening. De Haagse kunstenaar Pieter de Josselin de Jong was erbij toen in 1887 de grondwetsherziening zijn beslag kreeg. Gezeten op de publieke tribune schetste hij de Tweede Kamerleden zo naturel mogelijk en met een scherp oog voor menselijke trekjes - alsof hij de politiek dichter bij wilde brengen.

 
Portret van Kamerlid

Zijn tekeningen zijn te vergelijken met de snap shots die nu van onze politici worden gemaakt. Humor ontbreekt bij Josselin niet, maar is ingehouden vergeleken bij de politieke spotprenten van die tijd. Dankzij het tijdschrift Eigen Haard dat de tekeningen publiceerde in zijn rubriek ‘Parlementaire portretten’ kwam ook dit gewone, alledaagse beeld van de politiek onder ogen van het publiek.

Uiteindelijk werd in 1917, dertig jaar na de grondwetswijziging, het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd. Vrouwenkiesrecht bleef in veel ogen echter nog een lachwekkend idee. Zoals op deze prent: ‘Mevrouw de Afgevaardigde’ drukt alle mannelijke collega’s weg.

 
Als de nieuwe grondwet...

Als vrouwen in het parlement het woord gaan voeren zijn de mannen nergens meer. Maar de vrouwen gaven niet op. Zij organiseerden hun eigen kiesrechtdemonstraties. Uiteindelijk werd in 1919 in Nederland het vrouwenkiesrecht ingevoerd.

Net als nu waren ook in de late negentiende eeuw beelden niet meer weg te denken uit het politieke leven. Wat de impact ervan is geweest valt natuurlijk niet precies te zeggen; we moeten afgaan op reacties van tijdgenoten. Zo schreef de anti-revolutionaire voorman Abraham Kuyper, een van de meest bespotte politici van zijn tijd, politiek voordeel uit de karikaturen te halen: ‘Ik begreep er mijn tegenstanders door, ook waar zij bleken mij niet te begrijpen. En tactisch gezien was mij dit niet zelden goud waard.’

Strafrechtelijke vervolgingen voor smaad door spotprenten zijn er in de periode 1880-1920 nauwelijks geweest. Personen die zich in het openbare leven begeven mocht men gerust bespotten, vond zelfs het behoudende Algemeen Dagblad in 1893, zolang de cartoonist het particuliere leven maar ongemoeid laat en zijn verantwoordelijkheid kent, want: ‘Wat in beeld gebracht wordt, hindert op geheel andere wijze dan wat beschreven wordt door woorden.’

Uit: Eveline Koolhaas-Grosfeld, Marij Leenders, Tussen Politiek en Publiek. Politieke prenten uit een opstandige tijd 1880-1919. Nu te verkrijgen in boekhandel of te bestellen via internet.

Deze bijdrage stond in