Afscheid van Jean-Claude Juncker

maandag 16 december 2019, 13:00, analyse van Dr. Sebastiaan Princen

Bij zijn afscheid als voorzitter van de Europese Commissie roept Jean-Claude Juncker opmerkelijk warme gevoelens op in de Nederlandse pers. Daarbij ligt de nadruk vooral op de persoon Juncker. Zo denkt Hilbrand Rozema in het Nederlands Dagblad met enige weemoed terug aan de ‘knuffelkoning van Europa’, karakteriseert Carolien de Gruyter Juncker in het NRC als ‘een echt ‘Mensch’’, heeft het Financieel Dagblad het in een kop over het afscheid van ‘de Europese überknuffelaar’ en noemt Trouw hem samen met Donald Tusk als een van twee ‘romantici’. Dit heeft wel wat weg van de manier waarop door voetballiefhebbers werd gereageerd op het vertrek van Leonid Sloetski bij Vitesse: ook een man die vertederde door zijn soms wat ongepolijste maar altijd intens-betrokken gedrag.

Dit is niet altijd het dominante beeld geweest van Juncker als commissievoorzitter. Nog zo’n twee à drie jaar geleden werd hij door velen toch vooral gezien als een roepende in de woestijn, die mooie plannen ontvouwde terwijl de echte beslissingen elders (lees: in de Europese Raad) werden genomen. Daar kwam kritiek bij op zijn optreden tijdens en rond vergaderingen en topontmoetingen, dat soms ongepast werd gevonden en waarbij menigeen een verband legde met Junckers (al dan niet vermeende) alcoholgebruik. Misschien is het bij Junckers afscheid als in de woorden van Willem Elsschot over weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avond komt, wanneer men slapen gaat.

De aandacht voor de persoon Juncker is misschien ook tekenend voor de beperkte ruimte die hij heeft gehad om inhoudelijk sturing te geven aan de Europese Unie. Nu is de EU sowieso geen organisatie die zich gemakkelijk laat sturen en al helemaal niet door één persoon, maar Juncker had in zijn termijn als Commissievoorzitter wel met heel veel tegenwind te maken.

Om te beginnen was hij niet de gewenste kandidaat van de regeringsleiders, maar als Spitzenkandidat naar voren geschoven door het Europees Parlement. Door omstandigheden voelden de regeringsleiders zich in 2014 gedwongen zijn benoeming te accepteren. Dit jaar werd echter nog eens duidelijk wat de Europese Raad van deze procedure vindt, toen korte metten werd gemaakt met de nieuwste lichting Spitzenkandidaten.

Dit gebrek aan steun was des te problematischer omdat de Europese Raad de afgelopen decennia een steeds centralere rol is gaan spelen in de Europese besluitvorming. Met name in de jaren na de financiële crisis heeft de Europese Raad feitelijk de rol aangenomen van ‘EU-regering’, die actief aan het roer staat als het gaat om de richting van de EU. De speelruimte van de Commissievoorzitter wordt daarmee voor een nog groter deel dan voorheen bepaald door de relatie met de Europese Raad.

Daarnaast werd Juncker geconfronteerd met twee crises die de EU op haar grondvesten deden schudden: vanaf 2015 de vluchtelingencrisis en na het Britse referendum in 2016 de Brexit. In een interview in de Volkskrant afgelopen oktober zei Juncker het als zijn grootste fout te zien dat hij zich niet had bemoeid met de Brexitcampagne in het Verenigd Koninkrijk. Het is de vraag of interventie van een geharnast Eurocraat het ‘Remain’-kamp veel goed had gedaan, maar hoe dat ook zij, de Brexit heeft Juncker in ieder geval geen goed gedaan. Behalve dat deze twee crises bij uitstek ‘Chefsache’ waren en dus voer voor de Europese Raad, hebben zij lange tijd de EU-agenda bepaald en de ruimte voor andere initiatieven beperkt.

Het is dan ook niet verbazingwekkend dat veel van de prioriteiten die Juncker aan het begin van zijn termijn presenteerde, niet goed uit de verf zijn gekomen. Bij zijn aantreden formuleerde Juncker tien speerpunten, die leidend zouden worden voor zijn Commissie. Op de meeste daarvan is weinig voortgang geboekt. Zo heeft het idee om te komen tot een EU met meer aandacht voor sociale bescherming, vooralsnog vooral geleid tot symbolische verklaringen. De poging om een effectiever migratiebeleid te formuleren is gekapseisd onder het gewicht van de vluchtelingencrisis en het daaropvolgende verzet van sommige lidstaten tegen herverdeling van vluchtelingen. Het vrijhandelsverdrag met de VS is er niet gekomen. Ook kan moeilijk worden volgehouden dat de EU een sterkere mondiale speler is geworden in de afgelopen vijf jaar of dat er grote stappen zijn gezet in het creëren van een sterkere energieunie; de controverse rond de Nord Stream 2-gasleiding illustreert beide.

In alle eerlijkheid moet daarbij worden aangetekend, dat het behalen van dit soort ambitieuze doelen door geen enkele Europese Commissie afgedwongen had kunnen worden. Maar zelfs dan is het pijnlijk om te zien hoe weinig ruimte er blijkbaar was om verdere stappen te zetten.

Misschien ligt Junckers grootste verdienste daarom bij de zaken waarop hij directer greep had. Een andere kernambitie bij zijn aantreden was om ‘groter en ambitieuzer te zijn op grote onderwerpen en kleiner en bescheidener op kleine onderwerpen.’ Hiervan kan, met alle mitsen en maren die daarbij horen, gezegd worden dat Juncker woord heeft gehouden. De Commissie heeft zich duidelijker geprofileerd op een aantal kernthema’s en is kritisch door lopende en potentieel nieuwe wetgevingsvoorstellen gegaan. Hiertoe is de coördinatie binnen de Commissie aangetrokken, onder andere door het aanstellen van een aantal vice-voorzitters met bredere coördinerende bevoegdheden dan voorheen.

Daarbij springt in het oog dat Juncker niet bang was om ruimte te geven aan sterke personen om zich heen. Frans Timmermans en Margrethe Vestager mochten zich als vice-voorzitters sterk profileren. Junckers rechterhand Martin Selmayr kreeg de vrije hand om de Commissiebureaucratie in het gareel te houden (overigens niet tot ieders genoegen). En in de Brexitbesprekingen mocht Michel Barnier zowel binnenskamers als voor het oog van het camera de EU vertegenwoordigen.

Zo komen we dan toch weer uit bij de persoon Juncker: een door de wol geverfd politicus en Europeaan, die meer herinnerd wordt om hoe hij met anderen omging dan om de inhoudelijke koers die hij uitzette. Het is de vraag of iemand anders het beter had kunnen doen in de huidige Europese (en mondiale) constellatie.

Sebastiaan Princen is Universitair Hoofddocent op het gebied van bestuur en beleid in de Europese Unie aan de Universiteit Utrecht.