'Al te voorzichtig advies'. Over het Reglement van Orde van de Tweede Kamer.

maandag 27 januari 2020, 13:00, Prof.Dr. Joop van den Berg

De commissie uit de Tweede Kamer die, onder leiding van Kees van der Staaij, heeft gewerkt aan een algehele herziening van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (RvOTK) heeft een zorgvuldig maar ook al te voorzichtig rapport afgeleverd. De commissie diende een voorstel tot herziening in, een kwart eeuw nadat het RvOTK voor het laatst systematisch was herzien.

Op zichzelf is drastische herziening geen vereiste, maar het functioneren van de Tweede Kamer geeft voldoende aanleiding systematisch na te denken over mogelijke hervormingen van het reglement. Het ontembare aantal aangevraagde debatten, de onmatige hoeveelheid ingediende moties zijn al voldoende aanleiding. Maar, wat zich minstens zozeer leent voor herziening is de verhouding tussen een plenaire vergadering die totaal overbelast is en vaste commissies die veel minder doen dan zij, internationaal vergeleken, zouden kunnen.

In drie columns zet prof. dr. J.Th.J. van den Berg uiteen waar de schoen wringt en wat er zou kunnen worden gedaan.

  • Overbelast plenum, zwakke commissies (Column 20 december 2019)

    Het dissertatie-onderzoek van de Leidse politicoloog Tim Mickler1) heeft een paar jaar geleden al laten zien dat geen parlement in Europa zulke zwakke commissies kent als het Nederlandse. Er mag daar over van alles worden gepraat, maar beslissen kan een commissie vrijwel niets.

  • Theater van verantwoording (Column 3 januari 2020)

    Een belangrijk probleem van de Nederlandse Tweede Kamer is haar gebrek aan 'theatraal bewustzijn'. Daarmee bedoel ik dat de Kamer niet alleen werkplaats is waar gewerkt wordt aan beleid en wetgeving, maar ook het centrale podium van de Nederlandse politiek. Dit podium is er om burgers duidelijk te maken dat het zijn belangrijkste zorgen en verlangens daadwerkelijk vertegenwoordigt. Het demonstreert ook dat het de strijd om die zorgen serieus neemt, onder andere door het conflict daarover te laten zien. Dit betekent dat parlementaire routines niet alleen moeten worden beoordeeld op hun effectiviteit (laat staan, efficiency) maar ook op hun verstaanbaarheid voor de belangstellende burgers.

Deze bijdrage stond in