Verantwoording als het achter de rug is

maandag 27 april 2020, 13:00, analyse van Prof.Dr. Bert van den Braak

Als op enig moment de coronacrisis achter ons ligt, zal ongetwijfeld de vraag naar een onderzoek opkomen. Daarbij gaat om de aanpak van de crisis, maar ook over het functioneren van de democratie in brede zin. Het staatsnoodrecht kan altijd worden ingeroepen, maar echte 'Noodwetten democratie' ontbreken grotendeels. Wat bijvoorbeeld als een dergelijke crisis uitbreekt in de maanden voor verkiezingen?

Wat laatste betreft zou het zowel om zelfreflectie kunnen gaan als om een extern onderzoek. Hoe moet het nogal terughoudend functioneren van het parlement worden beoordeeld? Qua voortgang van het proces van wetgeving bleken de mogelijkheden misschien wel te beperkt te zijn.

Voor wat de aanpak van de crisis zelf betreft: er is een instantie die daar zeker voor toegerust is, de Onderzoekscommissie voor Veiligheid,. Er zijn echter meer mogelijkheden. Gedacht kan worden aan onderzoek door een breed samengestelde commissie van deskundigen of - dat ligt minder voor de hand - een parlementair onderzoek.

Rampen leiden in ons land sowieso altijd tot onderzoeken geleid. Niet voor niets is in 2005 de Onderzoekscommissie voor veiligheid ingesteld, maar al eerder waren er bijvoorbeeld de Spoorwegongevallenraad, de Raad voor de Verkeersveiligheid en de Luchtvaartinspectie. Recent was er het onderzoek door de OVV naar de ramp met MH17 en eerder onderzocht de Raad de brand in een cellencomplex bij Schiphol (de Schipholbrand). Voordien werd vaak een speciale onderzoekscommissie ingesteld, zoals bij de Vuurwerkramp in Enschede.

Onderzoek heeft altijd twee hoofddoelen: waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Dat eerste is niet altijd eenvoudig en in enkele gevallen (zoals bij de Herculesramp bij Eindhoven) waren zelfs meerdere onderzoeken nodig. Ook over de Vuurwerkramp in Enschede zijn vragen blijven leven.

Bij de meeste van deze onderzoeken was er slechts zijdelings parlementaire bemoeienis. Alleen bij de Herculesramp stelde de Tweede Kamer ook zelf een onderzoek in. Alleen bij de Bijlmerramp was er behalve onderzoek door inspecties tevens een parlementair onderzoek (zelfs in de vorm van een enquête). Het parlement lijkt in het algemeen terughoudend als het gaat om onderzoek naar rampen. De ervaring met de Bijlmerenquête was niet onverdeeld positief.

De grootste rampen die ons land deze eeuw troffen, de Tweede Wereldoorlog en de Watersnoodramp van 1953, werden uiteenlopend onderzocht. Voor de oorlog (Bezetting) kun je zeggen dat er eigenlijk een permanente stroom aan onderzoeken is geweest, met name door het RIOD (tegenwoordig NIOD).

Formeel was er (ook) een parlementair onderzoek in de vorm van de parlementaire enquête regeringsbeleid 1940-1945. Hoewel die enquête interessante (persoonlijke) reconstructies opleverden, waren er flinke beperkingen. De rol van koningin Wilhelmina mocht niet worden onderzocht. Het onderzoek was feitelijk vooral een historische exercitie. Een concrete aanbeveling: voortaan voorkomen dat er, zoals in mei 1940, een parlementair vacuüm ontstaat, haalde het niet.

Na de Watersnoodramp werd uitsluitend ingezet op de vraag hoe een volgende ramp moest worden voorkomen. Er kwam een Deltacommissie, die het Deltaplan ontwierp. De zwak opklinkende vraag vanuit het parlement om de oorzaken van de ramp te onderzoeken werd niet gehonoreerd. Die kwam van de CPN en dat alleen al was reden om de vraag maar uit de weg te gaan.

Na de coronacrisis zal opnieuw vooral de vraag moeten worden gesteld: hoe kunnen we het beste herhaling voorkomen. In het licht daarvan zou een historische reconstructie nuttig zijn. Bij het trekken van politieke conclusies ligt het gevaar op de loer dat wordt geoordeeld op basis van de huidige kennis. De vraag of de nu opgedane ervaringen tot maatregelen moeten leiden (grotere capaciteit in ziekenhuizen, eigen productie van geneesmiddelen en beschermingsmateriaal) moet uiteraard wel aan de orde komen. Dat zijn typisch onderwerpen voor het lijstje aanbevelingen.

Bij het nemen van maatregelen om de (economische) crisis te beteugelen, is er steeds parlementaire betrokkenheid geweest. Parlementair onderzoek daarnaar is dus weinig voor de hand liggend. Maar voor zover dat wordt onderzocht, moet eveneens de vraag leidend zijn: hoe kan het een volgende keer beter.

Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.

Deze bijdrage stond in