De Partij van de Arbeid: klem tussen regering en kiezers

Tom van der Meer is universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit van Amsterdam

Niet voor de eerste keer staat de PvdA slecht in de peilingen. Of we nu kijken naar de meest pessimistische peiling (8 zetels) of naar het gewogen gemiddelde (11 zetels), de forse daling van de PvdA is onmiskenbaar. Die daling is niet alleen te wijten aan structurele ontwikkelingen; ook strategische keuzes spelen een rol.

Voor geen enkele partij is een structureel hoge kiezersschare nog vanzelfsprekend. Sinds de jaren 70 is de aanhang van de PvdA en het CDA gestaag afgenomen. We zien een normalisering van partijverhoudingen. Sinds de tijd van de verzuiling zijn kiezers steeds beter hun werk gaan doen: Ze kiezen tussen gelijkaardige alternatieven. Tegelijkertijd zijn politieke partijen in jacht op de mediane kiezer programmatisch steeds meer naar elkaar toe gekropen, zeker in de perceptie van diezelfde kiezer. Door de toegenomen electorale competitie is de PvdA nu één van zes of zeven middelgrote partijen die op korte termijn kunnen pieken maar ook flink kunnen inzakken.

PvdA nam electoraal risico 

Die nieuwe structurele verhoudingen hebben belangrijke strategische implicaties. Enerzijds staat regeren in toenemende mate op gespannen voet met electoraal succes. In 2012 nam de PvdA dan ook een electoraal risico door te gaan regeren. Ten eerste werden de 38 Kamerzetels die de PvdA in 2012 voor een groot deel in de laatste campagnemaand gewonnen. Die kiezers vormen geen loyale aanhang, maar bestaat uit twijfelaars en strategische stemmers die na afloop van de verkiezingen vaak spijt hebben en hun weg snel weer terugvinden naar hun oorspronkelijke voorkeur. Wie die strategische kiezers als vaste achterban ziet, rekent zich ten onrechte rijk. Ten tweede hangt er een electoraal prijskaartje aan regeren, dat de laatste decennia gestegen is. Regeren in economisch slecht weer schaadt over het algemeen de populariteit van de regerende partijen. Vooral linkse partijen in de regering worden afgerekend op een hoge werkloosheid. Bovendien zit de PvdA – zoals gebruikelijk in de afgelopen 30 jaar – in een kabinet zonder de belangrijkste electorale concurrenten. Al deze electorale risico’s moeten in 2012 ingecalculeerd zijn.

Anderzijds noopte de verkiezingsuitslag de PvdA er in 2012 toe dat ze moest regeren met de VVD, de grootste tegenpool op economisch gebied. Een meerderheidscoalitie zonder beide partijen zou moeten bestaan uit minstens 4 partijen in eveneens vrij onlogische combinaties. De meest voor de hand liggende alternatieven – een coalitie van VVD of PvdA met zowel D66 en CDA en daarnaast ofwel de SP of de PVV – waren hoogst onwaarschijnlijk. Hoe goed de partijleiders het ook met elkaar konden vinden, strategisch gezien was het kabinet een ‘moetje’: VVD en PvdA waren tot elkaar veroordeeld. Dat was niet omdat de kiezer zo graag een VVD-PvdA-coalitie wilde - ‘de’ kiezer bestaat immers niet - maar omdat de verkiezingsuitslag weinig andere opties overliet. Sowieso hebben linkse partijen in Nederland een structurele minderheidspositie. Als links wil regeren kan dat dus alleen maar door samen te werken met rechtse partijen, en aanzienlijke concessies te doen aan coalitiepartners.

Aan de eigen haren uit het moeras

De PvdA heeft sinds 2012 echter nagelaten dat verhaal consequent uit te dragen. Het is electoraal uiteraard veiliger om te regeren met de voornaamste electorale concurrenten. Maar dat is voor linkse partijen – anders dan voor de rechtse - eigenlijk nooit een serieuze mogelijkheid; zeker niet in 2012.

Het is niet de eerste keer dat de PvdA er slecht voor staat in de peilingen. In eerdere gevallen wisten de sociaaldemocraten zichzelf aan de eigen haren uit het moeras te trekken. Steevast ging dat gepaard met een nieuwe partijleider (Bos in 2003, Cohen in 2010, Samsom in 2012). De PvdA kon zich profileren doordat ze in de oppositie zaten (als 2003, 2012) of door te breken met een impopulair kabinet (2010). Bovendien profiteerde de PvdA in die Tweede Kamerverkiezingen van zogenaamd strategisch stemgedrag van linkse kiezers.

Het zijn evenwel geen structurele oplossingen voor de electorale uitdagingen waar de PvdA voor staat.