Economische crisis en sociale rechten

Aalt Willem Heringa, hoogleraar vergelijkend constitutioneel en administratief recht Maastricht University

In oktober 2013 deed het European Committee of Social Rights van de Raad van Europa, dat oordeelt over collectieve klachten over de naleving door verdragsstaten van het (Revised) Social Charter, twee uitspraken in tegen Nederland ingediende klachten. Het betrof twee verzoeken om ‘immediate measures’ en om een uitspraak ‘on the merits’.

In deze twee zaken (beide van 25 oktober 2013: Conference of European Churches –CEC-, nr 90/2013; European Federation of National Organisations working with the Homeless –FEANTSA, nr 86/2012) wees het Comité verzoeken om immediate mesures toe en nodigde de Nederlandse regering uit om alle mogelijke maatregelen te nemen “with a view to avoiding serious, irreparable injury to the integrity of persons at immediate risk of destitution, through  the implementation of a co-ordinated approach at national and municipal levels with a view to ensuring that their bais needs (shelter –clothes and food-) are met; and ensure that all the relevant public authorities are made aware of this decision”. In de ene zaak ging het om de Koppelingswet, en oordeelde het Comité dat oplossingen gezicht kunnen en moeten worden om “irregular migrants” niet uit te sluiten van toegang tot voorzieningen voor onderdak, kleding en eten. In de tweede zaak betrof het in algemene zin de toegang tot onderdak omdat gemeenten niet altijd daklozen die geen connectie tot de gemeente of de regio hebben toelaten tot de voorzieningen.

Twee evidente uitspraken: een staat dient aan degenen in nood de basis voorzieningen van onderdak te bieden. Indien die statelijke plicht onder het Sociaal handvest wordt ‘uitbesteed’ aan de gemeenten dient de staat erdoor te zorgen dat die voorziening ook dekkend is en voor een ieder die dakloos is, open staat. Een absolute verplichting van een basisvoorziening! Hadden we in onze grondwet het recht op human dignity erkend, zoals onze oosterburen de Menschenwürde hebben erkend, dan had de nationale rechter dit basisrecht voor een absolute minimumvoorziening eveneens kunnen opleggen.

Deze zaken zijn in politieke commentaren wel afgedaan als een voorlopig oordeel, en inderdaad ze moeten nog ten gronde worden afgehandeld, maar het feit dat ze als voorlopige maatregelen worden gedaan geeft te denken. In een eerdere uitspraak, Defence for Children International (DC) t. Nederland, Nr. 47/2008, 20 oktober 2009, had het Comité Nederland al eens veroordeeld voor schending van art. 31 lid 2 Europees Sociaal Handvest (ESH), vanwege de afwezigheid van een recht op onderdak voor kinderen die illegaal zijn.

Inderdaad, de twee uitspraken van oktober zijn maatregelen die door het Comité getroffen zijn ter voorkoming van onherstelbare schade voor de groepen die het aangaat. Er zal nog ten gronde worden beslist. Maar dat neemt niet weg dat het verzoek helder is. Rechtsstatelijk, de bevordering van de internationale rechtsorde (art. 90 grondwet), de Nederlandse politiek samen te werken met en mee te werken aan internationale geschillenbeslechtings- en toezichtsmechanismes, of ze nu mensenrechten of het zeerecht betreffen, of Nederland verzoeker of verweerder is, ligt het voor de hand de noodzakelijke maatregelen te treffen. Dat past dan ook.

Bemoeienis vanuit de Raad van Europa? Inderdaad, maar wel één die we zelf hebben ingesteld, op grond van een verdrag dat we hebben geratificeerd, op basis van bepalingen waarvan de verplichtingen helder zijn, waarbij het in deze zaken gaat om minimale verplichtingen, en waarbij we zelf grondwettelijk in gebreke zijn gebleven om basisnormen zo vast te leggen dat ze de overheid ook werkelijk binden. Dat we een sociaal grondrechtelijke plicht hebben om minimaal voor zwakke groepen onderdak te verzorgen spreekt toch voor zich. Vooral in tijden van economische crisis is dat nodig en kunnen we ons er niet van afmaken, en illegalen en daklozen buiten laten. De vrees voor aanzuigende werking op illegalen is niet erg gegrond, want deze verplichting geldt Europa breed voor de verdragsluitende staten bij het ESH.

Ik schreef begin 2013 in de Hofvijver over de geringe impact van sociale grondrechten in de sociale crisis. Die impact is inderdaad gering, maar gering is gelukkig niet hetzelfde als afwezig.

Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 37 d.d. 16 december 2013.