Zwarte Piet en de rol van internationaal recht

maandag 7 juli 2014, 17:11, analyse van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

DEN HAAG (PDC) - De VN heeft zich gemengd in de Zwarte Piet discussie, evenals de rechter, de burgemeester, procespartijen en ingezonden brievenschrijvers. De premier verklaart echter dat het niet een zaak voor de politiek is. Dat is het natuurlijk wel. Zowel in de dialoog tot de VN, als als onderdeel van de wetgever.

In haar uitspraak heeft de Rechtbank Amsterdam de vraag naar de toelaatbaarheid van een intocht van Sinterklaas met Zwarte Pieten weer op het bord van de burgemeester gelegd. Die moet zijn besluit van najaar 2013 heroverwegen en, neem ik aan, er voor zorgen dat in 2014 rekening wordt gehouden met de nu gedane uitspraak.

Met die uitspraak is iets interessants aan de hand, namelijk dat de burgemeester gevraagd wordt iets te doen op grond van internationaal recht, wat de burgemeester naar nationaal recht niet mag. In de Grondwet en in de Wet Openbare Manifestaties staat namelijk expliciet dat openbare manifestaties niet mogen worden geweigerd op grond van hun inhoud. De organisatoren mogen wel vervolgd worden als ze iets strafbaars doen, maar dat Zwarte Pieten strafbare feiten opleveren is mij niet gebleken. Als dat wel zo is kan het OM de Zwarte Pieten en de organisatoren vervolgen.

Wat daar van zij: met een beroep op art. 8 EVRM (negatieve stereotypering en mitsdien in strijd met het recht op bescherming van het privé-leven) moet de burgemeester van de rechtbank zijn besluit om de intocht niet te verbieden, respectievelijk regels te stellen over Zwarte Pieten, heroverwegen. Dan gaat het dus over de inhoud. De rechter zet met zijn uitspraak het verbod om vooraf naar de inhoud te kijken zoals neergelegd in Grondwet en wet, opzij. Dat kan, want volgens onze Grondwet prevaleren verdragsverplichtingen boven nationaal recht, inclusief de Grondwet. En bij strijd moet het nationale recht buiten toepassing blijven.

Opvallend is dat de rechtbank dit niet expliciet overweegt en niet aangeeft dat het internationale recht de burgemeester verplicht nationale regels niet toe te passen. De rechtbank verwijst wel naar de plicht het internationale recht te laten prevaleren boven de limitatieve weigeringsgronden in de APV, maar heeft zich denk ik niet gerealiseerd dat die weigeringsgronden conform nationale wetten en grondwet zijn.

En de vraag is verder of het internationale recht inderdaad met een beroep op art. 8 EVRM beoogt censuur mogelijke te maken.

In ieder geval impliceert dit dat de wetgever moet nadenken over de Wet Openbare Manifestaties. Als de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam in stand blijft, moet dan niet de Wet Openbare Manifestaties worden herzien, in die zin dat een burgemeester die van oordeel is dat een betoging internationale regels schendt deze betoging moet reguleren? Want dan valt niet aan te nemen dat een Zwarte Pieten intocht wel mag worden bezien op kwetsendheid en een andere racistische betoging niet.

Ik hoop niet dat het zover komt dat we burgemeesters het recht willen geven naar de inhoud van manifestaties te kijken en die inhoud als maatstaf voor doorgaan te gebruiken. Ik denk ook niet dat het internationale recht, in casu art. 8 EVRM, zoals de rechtbank doet zo kan worden uitgelegd dat het tot censuur van publieke manifestaties moet leiden. Dan zijn we verder van huis. Maar het is wel mede een zaak van de politiek en niet alleen van de rechter.