Naar een Europees parlementair stelsel

dinsdag 8 juli 2014, 10:03, analyse van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

De verdragsregels over de benoeming van de President van de Commissie zijn in de loop der jaren veelvuldig gewijzigd. Hoewel het Verdrag van Maastricht nog geen 25 jaren achter ons ligt, is de rol van het Europees Parlement (EP) langzaam aan nadien versterkt door een aantal verdragswijzigingen.

De verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice

In het Verdrag van Maastricht lag het primaat nog bij de regeringen van de lidstaten: art. 158 lid 2 bepaalde dat de regeringen van de lidstaten na raadpleging van het Europees Parlement, in onderlinge overeenstemming de persoon voordragen die zij voornemens zijn tot voorzitter van de Commissie te benoemen. Het EP werd dus geraadpleegd. Dat nam niet weg dat de voorzitter en de leden van de Commissie als college ter goedkeuring werden onderworpen aan een stemming van het EP. En pas na die goedkeuring werden de voorzitter en de leden benoemd!

In het Verdrag van Amsterdam werd deze regeling al weer ten faveure van het EP aangescherpt. Er werd toen aangegeven dat de lidstaten in onderlinge overeenstemming een voorzitter voordragen. Alsmede dat de voordracht door het EP wordt goedgekeurd.

Tot dan toe dus onderlinge overeenstemming tussen de lidstaten alsmede na Maastricht raadpleging van het EP en sinds Amsterdam goedkeuring door het EP.

Die onderlinge overeenstemming verdwijnt met het Verdrag van Nice. Toen werd de voordracht-bevoegdheid toegekend aan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid. De goedkeuring door het EP bleef gehandhaafd.

Het verdrag van Lissabon

Sinds het Verdrag van Lissabon is er weer een iets grotere rol aan het EP toegekend. Volgens art. 17 lid 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is de procedure het volgende:

 

Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement, draagt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Parlement bij meerderheid van stemmen gekozen. Indien de kandidaat bij de stemming geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen een maand een nieuwe kandidaat voor, die volgens dezelfde procedure door het Parlement wordt gekozen.

Nieuw is dat de Europese Raad rekening moet houden met de verkiezingen, en aan te nemen valt dat dat betekent dat rekening moet worden gehouden met de uitslag van de verkiezingen, dat wil zeggen de nieuwe samenstelling van het parlement. Dat ligt te meer voor de hand omdat het parlement bij meerderheid de kandidaat moet kiezen. Er is geen mogelijkheid om een kandidaat door de strot van de meerderheid te duwen. En daar heeft het EP met de Spitzenkandidaten en het vasthouden aan de afspraak dat de lijsttrekker van de grootste fractie de enige kandidaat is waar men mee zal instemmen, strak gebruik van gemaakt. Of anders gezegd, men is daarin door de Raad en de lidstaten onderschat.

In de tweede plaats is het nu voor het eerst voorgekomen dat de nieuwe voorzitter niet kan rekenen op de eenstemmigheid in de Raad, maar dat gebruik gemaakt is van de formulering van gekwalificeerde meerderheid, met de tegenstemmen van Hongarije en het Verenigd Koninkrijk.

De benoeming van de eurocommissarissen

Hoe nu verder? Wel, nu zal de Raad in overeenstemming met de verkozen voorzitter de lijst vaststellen van de overige personen die de Raad voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen. De kandidaten voor lidmaatschap van de Commissie worden gekozen op voordracht van de lidstaten. Vervolgens wordt de Commissie als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. En daarna, als het parlement in meerderheid instemt, volgt benoeming door de Raad met gekwalificeerde meerderheid.

Moet het Parlement dan maar afwachten en de gehele Commissie stikken of slikken? Formeel wel, maar al eerder heeft het Parlement gebruik gemaakt van de materiële mogelijkheid aan de Raad te laten weten als men een specifiek lid van de Commissie niet aanvaardbaar acht. Dat heeft er toen toe geleid dat deze leden niet zijn voorgedragen en zijn vervangen. Het Parlement heeft in 2009 eveneens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hoorzittingen te houden met kandidaatleden, als voorbereiding op de besluitvorming over de Commissie als geheel. Dat zal in september gebeuren, waarna de besluitvorming over de Commissie gepland staat voor oktober.

Het waren die hoorzittingen die hadden geleid tot het terugtrekken van kandidaat Commissarissen of tot de wijziging van portefeuilles. Een voorbeeld was de terugtrekking in 2010 van de Bulgaarse Rumiana Jeleva, vanwege vragen over haar financiele belangen en geschiktheid, In 2004 verzetten parlementariërs zich tegen de kandidatuur van de Italiaan Buttiglione. Daardoor trok Barrosso zijn voorstel voor samenstelling van de Commissie in en is er een andere kandidaat gekomen.

Moties van afkeuring

Kan het Parlement (leden van) de Commissie vervolgens ook weer ontslaan? Volgens art. 234 VWEU kan het Parlement een motie van afkeuring tegen de Commissie aannemen. Als dat gebeurt neemt de Commissie collectief ontslag. Uiteraard kan het ook zo zijn dat individuele leden aldus gedwongen worden om ontslag te nemen. Op 15 maart 1999 trad de toenmalige Commissie Santer af, na een beschuldiging van corruptie tegen een van haar leden, de Franse Commissaris Cresson. Na het ontslag kwam er een nieuwe interim Commissie, onder leiding van Marin. Waarna in 2000 een nieuwe Commissie aantrad. Tegen de Commissie Santer werd een vertrouwensmotie ingediend maar niet aanvaard. Uit een rapport van enkele deskundigen bleek dat de meeste leden van de Commissie konden worden verschoond van de grieven van mismanagement, behalve Cresson. Toen verdween de politieke steun in het parlement voor de Commissie. Cresson weigerde af te treden, hetgeen er toe leidde dat de Commissie als geheel aftrad. Cresson werd vervolgens door het Hof van Justitie schuldig bevonden.

Een lid van de Commissie kan onder de huidige regels ook door de voorzitter verzocht worden om ontslag te nemen, en dient dan af te treden.

Het programma

Hoe zit het met het programma van de Commissie? Is dat ook iets dat het Parlement in ogenschouw neemt, vooral nu de Raad eind juni niet alleen had ingestemd met Juncker maar ook enkele hoofdregels van het beleid voor de Commissie had geformuleerd? Volgens het Unieverdrag stelt de voorzitter de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar taak vervult. Het parlement kan ook aan de Commissie vragen om passende voorstellen in te dienen voor wetgeving. En de Commissie wordt door het parlement gehoord en beantwoordt vragen. En ultimo, als de Commissie niet doet wat het parlement wil, is er de sanctie van het vertrouwensvotum (een motie van afkeuring betreffende het beleid van de commissie), aldus art. 234 VWEU.

Kleine stapjes, maar toch grote consequenties en met toenemende trekken van een parlementair stelsel! Weliswaar wordt de Commissie formeel benoemd door de Raad, maar in veel landen wordt de nationale regering formeel benoemd door het staatshoofd...., zij het met de facto de macht bij het parlement. Daar gaat het ten aanzien van het EP dus nu ook op lijken.