Fractiediscipline in de Eerste Kamer

Bert van den Braak, Parlementair Documentatie Centrum Universiteit Leiden

Tot zo'n dertig jaar geleden was afwijkend stemgedrag in de Tweede Kamer een vrij algemeen geaccepteerd verschijnsel. In een nog iets verder verleden kende één fractie, die van de CHU, zelfs nauwelijks fractiediscipline. Verdeeld stemmen was in die gelederen een zaak van politieke overtuiging, omdat immers niet de meerderheid (majoriteit) maar de eigen afweging (autoriteit) bepalend moest zijn.

Nu wordt anders stemmen dan de meerderheid als een politiek zwaarwegend feit met vergaande consequenties voorgesteld. Toen er recentelijk afwijkend stemgedrag dreigde door Jacques Monasch (op dat moment nog PvdA-fractielid) had de NOS zelfs als nieuwskop: 'Splitsing dreigt in PvdA'. Gedoe, verdeeldheid, het niet volgen van de politieke leider: het ligt tegenwoordig allemaal heel gevoelig, zeker in de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer lijkt dat minder het geval en vraag is zelfs of ook daar van fractiediscipline kan worden gesproken.

In de Eerste Kamer komt afwijkend van de meerderheid van de fractie stemmen iets vaker voor dan in de Tweede Kamer. Het deed zich overigens iets wel meer voor bij de PvdA voor dan bij bijvoorbeeld VVD, CDA of D66. SP en PVV kenden in de Eerste Kamer in het geheel geen 'dissidenten'.

Oppositiefracties

Bij de PvdA (en in iets mindere mate bij D66) kwam afwijkend stemgedrag met name voor bij wetgeving waarin de rechtsstaat in het geding was. Gedacht kan worden aan het mogelijk aantasten van privacy, het beperken van rechten van verdachten of het verlenen van grotere bevoegdheden aan justitie. Bij andere fracties waren persoonlijke ethische opvattingen soms reden om af te wijken van de lijn van de fractie. Zo stemde CDA-senator Wopke Hoekstra in 2013 als enige van zijn fractie tegen een wetsvoorstel om bij lesbische stellen de vrouwelijke partner juridisch ouderschap te verlenen. Het initiatiefvoorstel-Thieme over een verbod op onverdoofd ritueel slachten leidde bij GroenLinks tot verdeeld stemmen.

Dat lijkt te duiden op minder krampachtigheid, maar daarbij zijn wel twee kanttekeningen te maken. Afwijkend stemgedrag doet zich ook in de Eerste Kamer vooral voor bij oppositiefracties, Verder doet het zich vooral voor in situaties waarin de (tegen)stem toch geen consequenties heeft voor de uitslag. Als door dissident gedrag verwerping van een wetsvoorstel dreigt, dan neemt de politieke druk sterk toe. Het bekendste recente voorbeeld daarvan was de gang van zaken bij het wetsvoorstel over de vrije artsenkeuze in 2014. Zowel in de eigen fractie als vanuit het kabinet werd sterke druk uitgeoefend op leden die tegen wilden stemmen, maar zoals bleek zonder effect. Voor de drie leden die vasthielden aan hun bezwaren, waren er overigens geen directe consequenties.

Of de wetenschap dat alle drie tegenstemmers (Linthorst, Ter Horst en Duivesteijn) na de verkiezingen toch niet zouden terugkeren meespeelde, is speculatie. Er leek echter wel overeenkomst te bestaan met stemgedrag bij VVD en D66 in 1995 over het wetsvoorstel inzake de prestatiebeurs. In beide fracties was toen één dissident en van beiden was bekend dat zij na de verkiezingen toch niet zouden terugkeren. Het besluit om tegen te stemmen was op dat moment voor hen iets eenvoudiger.

Disciplinerend effect

Je zou dan bijna denken dat van mogelijke herverkiezing een disciplinerend effect uitgaat. Dat is in de Tweede Kamer echter niet anders, al zal de druk daar gezien de aard van het Tweede Kamerlidmaatschap groter zijn. Verlies van het Eerste Kamerlidmaatschap is vervelend, maar minder dramatisch dan een afgebroken politieke carrière als Tweede Kamerlid. Fractiediscipline kan in beide in die zin ook worden gerelativeerd. Het is deels 'zelfdisciplinering'. Leden willen hun eigen fractie(voorzitter) niet afvallen en houden rekening met het belang de eenheid te bewaren voor eigen partij of kabinet. En ja, ze zullen ook aan de eigen loopbaan denken. Maar gevaar om een woordvoerderschap te verliezen of om op andere wijze geïsoleerd te komen te staan in partij en fractie kan wel degelijk een belangrijke disciplinerende factor zijn.

De lijn tussen druk (dreigen met consequenties) en een geheel eigen beslissing is dun. In de Eerste Kamer lijkt die lijn alleen iets dikker dan in de Tweede Kamer.