Recht van interpellatie

Het recht van interpellatie geeft Tweede en Eerste Kamerleden de mogelijkheid om met een bewindspersoon te debatteren over een onderwerp dat niet reeds op de vergaderagenda van de Kamer staat. Daarmee wordt de vastgestelde agenda van de Kamer immers duidelijk doorbroken (interpellatie komt van het Latijnse woord voor 'krachtig onderbreken'). Met het recht van interpellatie kunnen Kamerleden een minister of staatssecretaris in de Kamer ter verantwoording roepen.

Voor het houden van een interpellatie is in beide Kamers toestemming nodig, maar in de Tweede Kamer volstaat steun van dertig leden. Het aantal interpellaties is echter sterk afgenomen. Daarvoor in de plaats worden meer (spoed)debatten gehouden en - minder vaak - dertigledendebatten. Die debatten krijgen echter geen voorrang op de agenda en het lid dat het verzoek heeft gedaan krijgt geen andere rol dan overige woordvoerders.

Eerste en Tweede Kamerleden hebben ook het recht vragen te stellen aan een bewindspersoon. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling geschieden. De mondelinge variant vindt in de Tweede Kamer wekelijks plaats in de vorm van het zogenaamde 'vragenuurtje'.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Procedure

Eerst bepaalt de Kamer of er toestemming wordt gegeven voor het houden van een interpellatie. Indien de toestemming verleend wordt, doet de interpellant zijn vragen zo snel mogelijk toekomen aan de Kamervoorzitter. De voorzitter zendt de vragen, zolang er geen bezwaren zijn over de vorm of inhoud van de vragen, vervolgens door naar de bewindspersonen en de overige leden. Tot slot bepaalt de Kamer, overigens ook op aanraden van de voorzitter, wanneer het debat zal plaatsvinden.

Het lid dat de interpellatie aanvraagt, heeft het recht om als eerste vragen te stellen en deze vragen van een toelichting te voorzien. Daarna is het de beurt aan de minister om een antwoord te formuleren op de gestelde vragen. Vervolgens krijgt de interpellant de mogelijkheid om op het gegeven antwoord te reageren (de 'tweede termijn'), waarna ook andere leden aan het debat mogen meedoen.

Er kunnen tevens moties worden ingediend, waarin de Kamer zich kan uitspreken over het beleid van een bewindspersoon of het kabinet. De interpellant mag dit slechts in zijn tweede termijn doen; de overige deelnemers mogen een motie indienen zodra zij aan het debat deelnemen.

2.

Aantallen Tweede Kamer

Neem contact op met de redactie van PDC voor aantallen in eerdere jaren.

3.

Historische ontwikkeling

Het recht van interpellatie is ontstaan in de tijd dat de parlementen in Frankrijk en Groot-Brittannië als regel alleen na bijeenroeping door de vorst bijeenkwamen. Het parlement kon door dit middel de vorst dwingen om andere onderwerpen dan de vorst wilde, op de agenda te plaatsen.

In 1848 werd het recht van interpellatie, tezamen met de ministeriële verantwoordelijkheid, in de Nederlandse Grondwet opgenomen. Formeel interpelleerde niet één lid, maar de hele Kamer. Lange tijd kwamen bij interpellaties ook ondergeschikte (lokale) kwesties aan de orde (bijvoorbeeld de kantooruren van de rijksontvanger in Winschoten en de oproeping van sollicitanten voor een onderwijzer in Lierop). Dat kwam omdat het individuele vragenrecht tot 1906 nog niet bestond en er ook nog geen vragenuurtje was.

De eis van ondersteuning heeft meer een praktische dan een politieke achtergrond. Verzoeken tot interpellaties werden vooral geweigerd om te voorkomen dat meerdere debatten over hetzelfde onderwerp werden gehouden. Soms werd bijvoorbeeld als argument aangevoerd dat een onderwerp ook al tijdens de behandeling van een begroting aan de orde was geweest of zou komen.

Toch werd in het verleden vrijwel altijd toestemming verleend aan een interpellatieverzoek, ook als een meerderheid van de Tweede Kamer eigenlijk tegen was. Dit geschiedde vanuit de gedachte dat ook een parlementaire minderheid het woord in de Kamer moest kunnen krijgen. De laatste keer dat een interpellatieverzoek werd geweigerd, was in september 1978 toen Jan Pronk zijn opvolger minister De Koning wilde interpelleren. Het verzoek werd met 57 tegen 51 stemmen afgewezen.

Tijdens de grondwetsherziening van 1983 is feitelijk erkend dat er een recht op inlichtingen bestaat voor ieder individueel Kamerlid. Formeel is dat bij de grondwetsherziening van 1987 daadwerkelijk vastgelegd. Dit leidde ertoe dat in 2004 de drempel voor het aanvragen van een interpellatie in de Tweede Kamer is verlaagd.

4.

Interpellaties in de Tweede Kamer

In de Tweede Kamer werden lange tijd geregeld interpellaties gehouden. Tegenwoordig is het aantal sterk gedaald.

Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van deze interpellaties.

5.

Interpellaties in de Eerste Kamer

In de Eerste Kamer wordt slechts sporadisch gebruikgemaakt van het recht van interpellatie. De Eerste Kamer is namelijk, zeker als het om politieke beleidsvragen gaat, erg terughoudend. Ook bestaat in de Eerste Kamer veel minder de noodzaak om te interpelleren. Meestal zal de Tweede Kamer, in het geval dat er daadwerkelijk een reden tot interpellatie is, die al hebben gehouden.

Hoewel het aantal gehouden interpellaties in de Eerste Kamer zeer gering is, geldt er geen enkele beperking bij het kiezen van een onderwerp. Zo is de laatste jaren enkele keer de positie van de Eerste Kamer de reden geweest voor het houden van een interpellatie. Verder werd soms in interpellaties het niet nakomen van toezeggingen aan de orde gesteld. In 2023 was er twee keer een interpellatie over de Omgevingswet.

Ook politiekgevoelige onderwerpen mogen via een interpellatie op de agenda worden gezet. In 1953 werd bijvoorbeeld, naar aanleiding van de ontvluchting van een aantal Duitse oorlogsmisdadigers uit de strafgevangenis van Breda, de interpellatie-In 't Veld gehouden. En ruim dertig jaar later, in 1986, kwam het Nederlandse drugsbeleid in een interpellatie aan de orde toen een Nederlander die in bezit was van drugs aan Duitsland was uitgeleverd.

De eerste interpellatie in de Eerste Kamer was in april 1850 toen het conservatieve lid Hoffmann minister Thorbecke interpelleerde over de wijze van burgemeestersbenoemingen, op grond van de Grondwet van 1848.

Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van deze interpellaties.


Meer over