Hoe onze Grondwet te herzien?

dinsdag 19 juni 2018, 14:40, column van Prof.Mr. Erik Jurgens

De column van Bert van den Braak van 15 juni wijst op een verwaarloosd element bij de laatste herzieningen van de Grondwet: de procedure van die herziening.

Terecht stelt Van den Braak dat het element van volksraadpleging in die procedure geen rol meer speelt. Ontbinding van de Tweede Kamer na aanneming in eerste lezing valt samen met de periodieke Kamerontbinding. De kiezers hebben geen idee dat het ook gaat om een voorstel tot herziening van de Grondwet. Tenzij het natuurlijk zou gaan over iets heel wezenlijks, zoals opheffing van de monarchie of afschaffing van evenredige vertegenwoordiging bij verkiezingen. En als daarover nog forse meningsverschillen bestaan in de bevolking. Terecht stelt Van en Braak dat meestal over een herziening eerder al een consensus is bereikt.

Maar dit hoeft niet altijd. De poging in 2004 om verkiezing van de burgemeester mogelijk te maken mislukte. Daarover was dan ook geenszins een consensus. Velen vonden, en vinden, dat een gekozen burgemeester tegenover een gekozen gemeenteraad vraagt om problemen. Wie is dan het meest democratisch gelegitimeerd? Hoe los je een conflict op? Nu heeft de raad, ik vind terecht, het laatste word.

Van den Braak pleit voor een procedure waarbij een meerderheid in beide Kamers van twee-derden voldoende is. Geen twee lezingen meer. Dus ook geen bedenkpauze meer tussen twee lezingen. Die bedenkpauze kan echter van grote betekenis zijn. Je ziet hoe in Hongarije Victor Orban, met de vereiste meerderheid in het parlement in één keer vergaande constitutionele veranderingen kan doordrukken, inclusief wijziging van het kiesstelsel te zijnen gunste. Dito in Polen. In beide gevallen zijn het de Europese Unie en de Raad van Europa die proberen rechtsstaat en democratie te redden.

En het voorbeeld van Van den Braak, de regeling van de communicatievrijheid. Die lag in 1998 al voor bij de Eerste Kamer. Maar wij vonden het voorstel krakkemikkig. Er is toen op suggestie van de senaat een commissie-Franken op los gelaten ("Grondrechten in het digitale tijdperk). Dat leverde ook blijkbaar onvoldoende op. En intussen?

Ik ben daarom niet zo ongelukkig met onze twee lezingen, met verkiezingen er tussen door. Maar dan moet die tweede lezing plaats vinden meteen na die verkiezingen. In december 2004 heb ik in de Eerste Kamer een debat uitgelokt over de toepassing van art. 137, lid 4 GW:" De nieuwe kamers overwegen het voorstel en kunnen dit alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen". Aanleiding was het feit dat er voorstellen voorlagen tot herziening, in tweede lezing, terwijl sinds de verkiezingen van de Tweede Kamer die in art. 137, lid 3 worden vereist, nog een keer verkiezingen waren gehouden. Daarbij was de ontbinding niet mede gebaseerd op art. 137, lid 3. Dat artikel werd immers niet genoemd in het ontbindingsbesluit.

Het is duidelijk dat in dat geval van een raadpleging van de kiezers, ook dus formeel, geen sprake meer is. Ik verdedigde in 2004 het standpunt dat de Kamers de voorstellen niet meer konden behandelen, wegens strijd met art. 137, lid 3. In de Tweede Kamer hadden ze, bij de aanvaarding in tweede lezing, het probleem niet eens opgemerkt.... Ik kreeg geen meerderheid voor mijn standpunt.

De Eerste Kamer heeft de voorstellen toch behandeld, en ten dele afgewezen, om andere redenen. Het betekent dus dat inderdaad voorstellen tot herziening van de grondwet na de eerste lezing kunnen blijven liggen tot de initiatiefnemer er een meerderheid voor ziet ontstaan, zoals het voorstel-Halsema over toetsing van wet aan Grondwet.

Wat ik mij wel kan voorstellen is dat de rol van de Senaat in de tweede lezing wordt geschrapt. Laat voor de eerste lezing een gewone meerderheid in beide Kamers nodig zijn. En dan een van twee derden bij de tweede lezing in de Tweede Kamer, na verkiezingen. En daarmee basta.

Voor een referendum voel ik niet. Al was het maar vanwege de noodzaak om een consensus te bereiken over wezenlijke zaken.