Achtergrond: Blok niet de eerste die zich onverstandig uitliet

vrijdag 20 juli 2018, 10:31

Stef Blok is niet de eerste bewindspersoon die door ongelukkige uitspraken in politieke problemen kwam. Zijn voorganger Halbe Zijlstra is uiteraard ook in dat opzicht de bekendste 'voorganger'.

Eerder, in 2004, leidde een al te openhartig interview tot het vertrek van staatssecretaris Annette Nijs. Zij uitte kritiek op haar 'eigen' minister Maria van der Hoeven. Ook staatssecretaris Jan Glastra van Loon moest in 1975 aftreden na een interview waarin hij kritiek had geuit op de leiding van het ministerie van Justitie, met name op secretaris-generaal Albert Mulder. Minister Dries van Agt dwong hem tot vertrek.

Een recenter voorbeeld van onverstandige uitlatingen deed zich in februari 2014 voor toen minister Ronald Plasterk in de media een verkeerd beeld gaf van mogelijke Nederlandse betrokkenheid bij afluisterpraktijken. Adviezen om terughoudend te zijn over de samenwerking met de Amerikaanse NSA had hij in de wind geslagen.

Interviews waren geregeld aanleiding voor opschudding. Minister Alexander Pechtold wekte in 2006 de indruk dat de samenwerking met zijn collega's slecht was. Hij zei onder meer over de tegenwerking door hen: "Achter elkaars rug om, ach, ach, ach, het is allemaal veel vuiler en vunziger dan mensen denken."

In 2002 zei minister Hilbrand Nawijn dat hij voor herinvoering van de doodstraf was en later noemde hij het parlement 'een groot ritueel'. De Kamer riep hem daarover beide keren op het matje. Dat gebeurde in 1984 ook met de ministers Onno Ruding en Elco Brinkman. Ruding liet zich negatief uit over werklozen en Brinkman had kritiek op het parlement. Het interview van Ruding met Het Vrije Volk was overigens een doelbewuste aanzet tot een harder beleid.

Uitlatingen van minister Wim Deetman over 'onwerkbare afspraken' in het regeerakkoord over bezuinigingen op onderwijs waren in mei 1988 aanleiding voor een Kamerdebat.

In 1974 was een erg openhartig interview van minister Henk Vredeling met Vrij Nederland aanleiding voor een interpellatie en een (verworpen) motie van afkeuring.

In 1971 vergaloppeerde de (toen jonge) minister Van Agt zich in een persbijeenkomst. Hij zei over de kwestie van mogelijke vrijlating van drie levenslang gevangen Duitse oorlogsmisdadigers dat die voor hem moeilijker lag, omdat hij anders dan zijn voorganger (Carel Polak) 'Ariër' was. Het gebruik van die Nazi-term leidde tot felle reacties.

De pas aangetreden premier Jan de Quay moest in 1959 door hem op een cocktailparty gedane uitlatingen terugnemen, waarin hij - anders dan het kabinetsbeleid was - suggereerde dat Nederland voor internationalisering van de kwestie-Nieuw-Guinea was.