Verzwakt in het centrum

De grote, klassieke volkspartijen CDA, PvdA en VVD worden niet snel meer wat ze geweest zijn. De traditionele politiek is zo in de greep geraakt van maatschappelijke ontworteling en populistische concurrentie dat de Grote Drie van weleer zullen moeten leven met een verzwakte positie aan het Binnenhof.

De traditionele bestuurspartijen verkeren de laatste tijd in zwaar weer. Door de toegenomen ver­an­derlijkheid van de kiezer kunnen zij niet meer zoals vroeger reke­nen op een min of meer vast elec­toraal aandeel. Daarnaast raakt als gevolg van de door de populistische concur­rentie aangewakkerde polarisatie het politieke midden leger, juist in een tijd dat een stabiel bestuur gewenst is.

In electoraal opzicht hebben CDA, PvdA en VVD een behoorlijke veer moeten laten. Haal­den zij bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 gedrieën 133 zetels, in 2010 waren dat er nog maar 82. In dezelfde periode halveerde hun gezamenlijke ledental van zo’n 320.000 tot 160.000.  Door individualisering en ontzuiling vielen de traditionele, vastom­lijnde col­lec­tieve identiteiten in de samenleving waarop de volkspartijen rustten uiteen, en verdween het organisatorische net­werk dat hen met de maatschappij verbond. In de beginjaren van de 21-ste eeuw ziet de positie van deze belangrijke bestuurspartijen, die van oudsher het lands­bestuur hebben gedragen, er radicaal anders uit. De PvdA domineert niet langer de linker­zijde van het politieke bestel, zoals zij sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft gedaan. De VVD ziet zich na de eeuwwisseling voor het eerst in haar bestaan ter rechterzijde gecon­fronteerd met serieuze concur­rentie, en het CDA verliet zijn tra­ditionele middenpositie, van­waaruit het tegen­strij­dige belangen en opvattingen trachtte te verzoenen.

Deze ontwikkelingen lijken structureel te zijn. Zij hebben te maken met de opkomst van populistische partijen, die de neiging hebben het politieke speelveld breed te houden. De SP zette zich in de jaren negentig vooral op sociaaleconomisch terrein af tegen de PvdA, de PVV (en eerder de LPF) polariseert op basis van de na 9/11 opgekomen nieuwe sociaal-cul­turele scheidslijn in de Nederlandse politiek (met als thema’s immigratie, integratie, islam en Euro­pese eenwording). Zowel programmatisch als strategisch zien CDA, VVD en PvdA zich in uiteenlopende mate gedwongen daarin mee te gaan – de christendemocraten en liberalen in de gedoogconstructie met de PVV, de sociaal­demo­craten door meer naar de SP te kijken. De middel­puntvliedende krach­ten die het partijstelsel beroeren, kunnen vroeger of later de span­kracht van de onzeker geworden bestuurspar­tijen beproeven – zoals het CDA in de herfst van 2010,  toen de partij in zijn voe­gen kraakte van­wege de samenwerking met de PVV.

Maatschappelijke ontworteling (aanhoudend ledenverlies en sterk toegenomen elec­torale beweeglijkheid) en populistische concurrentie hebben de positie van het CDA, de PvdA en de VVD ondermijnd. Hun van oudsher centrale positie in de Nederlandse politiek is ver­zwakt, een terugkeer naar de hegemonie van de jaren tachtig ligt niet voor de hand.