Italië in de muntunie, Zalm spartelde

Heeft Nederland zich in 1998 keihard verzet tegen de toetreding van Italië tot de eurozone? Of waren het niet meer dan een paar ‘spartelingen’ van minister Zalm (financiën)? En zouden politieke motieven uiteindelijk toch de doorslag geven, zoals het kamerlid Schutte (GPV) veronderstelde? Het Parlementair Documentatiecentrum sloeg de Handelingen van de Tweede Kamer er op na.

Op 30 januari 1998 debatteerde de Tweede Kamer met minister Zalm en premier Kok over de toetreding van Italië tot de monetaire unie (EMU). Die monetaire unie zou op 1 januari 1999 zijn beslag krijgen door introductie van de euro. Voor deelname aan de muntunie gold als voorwaarde dat de begroting op orde moest zijn. Over Italië bestonden op dat punt grote twijfels. Minister Zalm zou daarom in het kabinet met zijn portefeuille hebben gezwaaid. Hij vond dat Nederland alleen mocht instemmen met Italiaanse toetreding als de EU-begrotingsregels ten aanzien van Italië strikt werden gehandhaafd.

Een artikel in weekblad Der Spiegel wekte de indruk dat minister-president Kok zich soepeler opstelde. De Tweede Kamer wilde daarover opheldering. Noch een brief van minister Zalm noch het debat namen alle vragen weg. En zo bleven er twijfels over hoe hard Nederland zich zou opstellen. 

GPV-fractievoorzitter Gert Schutte trok zijn eigen conclusie: de bezwaren van Zalm waren slechts 'spartelingen' van een ongeruste minister. Uiteindelijk zouden volgens Schutte politieke motieven de doorslag geven over wie mee mochten doen bij de invoering van de euro. Dat waren profetische woorden.

 

De Voorzitter: Aan de orde is het debat naar aanleiding van uitspraken van de minister van Financiën over de toetreding van Italië tot de EMU.

De heer Ybema (D66): Mijnheer de voorzitter! Het proces van de economische en monetaire integratie is een zeer ingrijpend en belangrijk proces, niet alleen voor Europa, maar natuurlijk ook voor Nederland. Daarom zijn over dat proces terecht harde afspraken gemaakt in het Verdrag van Maastricht en later in het Stabiliteitspact. Iedereen zal zich aan die harde afspraken moeten houden.

(...) In de brief die ik gisteren heb gevraagd, en die vandaag bij de Kamer is gekomen (...), wordt het standpunt van het kabinet over de toetreding nogmaals weergegeven. Dat standpunt was natuurlijk bekend en het staat er nu nog een keer heel helder. De fractie van D66 is het daarmee eens en is het daar ook steeds volledig mee eens geweest (...). Strikte toepassing van de criteria, niet meten met twee maten, gelijke monniken, gelijke kappen. Zoals in de brief staat: zonder geografische of historische vooroordelen strikte toepassing van de criteria. Als resultaat daarvan kunnen wij komen tot een harde euro, een euro die wat D66 betreft minstens zo hard zou moeten zijn als onze gulden (...).

De heer Hoogervorst (VVD): Voorzitter! De heer Ybema verwijt de VVD-fractie dat zij zich kritisch heeft uitgelaten over Italië. Ik heb dat inderdaad gedaan. Ik heb ook heel positieve dingen over Italië gezegd, maar daar gaat het nu even niet over. Is hij van mening dat de VVD-fractie helemaal niet meer over welk buitenland dan ook mag praten? Wij worden toch straks op monetair gebied elkaars binnenland?

De heer Ybema (D66):  Natuurlijk is het niet zo, dat wij niet over het buitenland mogen praten. Het gaat mij erom dat wij ons inzake het EMU-dossier moeten gedragen volgens de afspraken die wij daarover hebben gemaakt. Die afspraken liggen onder andere vast in het Verdrag van Maastricht, dat de heer Hoogervorst mede heeft goedgekeurd (...). Als wij daar dwars doorheen toeteren dat het met Italië toch niks wordt, dan vind ik dat een riskante aangelegenheid.

De heer Hoogervorst (VVD): Ik heb nooit gezegd dat het met Italië nooit iets wordt. Dat land is trouwens al heel wat. Ons wordt vaak verweten dat er in Nederland helemaal geen debat is over de EMU. Het zou vreemd zijn als wij zes jaar lang onze mond op slot doen en pas in mei tijdens een debat van pakweg vijfenhalf uur een oordeel geven (...).

De heer Rosenmöller (GroenLinks): Voorzitter! De positie van de fractie van GroenLinks in het debat over de EMU is dat deze Economische en monetaire unie niet haar monetaire unie is. Met het definitieve besluit over de EMU en de euro straks is het Europa voor rechts af terwijl wij toch het perspectief zien van het sociale en het groene Europa. En dat perspectief wordt moeilijker gerealiseerd als je het financiële Europa – die markt en die munt – definitief regelt.

Het is één van de redenen geweest waarom de fractie van GroenLinks tegen het Verdrag van Maastricht heeft gestemd. Wij hebben bij dat Verdrag van Maastricht gepleit voor een referendum, onder andere vanwege het feit dat het debat over de toekomst van Europa op dat moment eigenlijk nog plat lag en nog in volle hevigheid gevoerd zou moeten worden. In die zin ben ik het dus eens met de achterliggende gedachte bij de interruptie van de heer Hoogervorst. Er kan niet genoeg debat over Europa worden gevoerd. Het kabinet heeft zich in de afgelopen periode eigenlijk wel in een behoorlijke mate van stilzwijgen gehuld. Dit wilde ik zeggen ter bepaling van de positie (...).

De heer Marijnissen (SP):  Mijnheer de voorzitter! De heer Zalm zei bij de laatste financiële beschouwingen nog niet zo lang geleden in deze Kamer het volgende. "Het opgeven van de Nederlandse gulden, van onze monetaire soevereiniteit, is een zeer majeure, unieke, historische stap." En zo is het. Volgens de SP-fractie is die stap zelfs zo majeur, uniek en historisch dat de Nederlandse burger het recht zou moeten krijgen om zich door middel van een referendum uit te spreken over de monetaire unie en de euro. Meer dan 60% van de burgers wil dat ook, zo blijkt uit een Nipo-onderzoek dat de SP vorig jaar liet houden. Alleen denkt de meerderheid van deze Kamer daar helaas anders over.

Men durft duidelijk de confrontatie niet aan met de burger over de euro. Daar kan ik mij ook iets bij voorstellen. Nu de realisering van de euro per 1 januari 1999 dichterbij komt, neemt toch ook de scepsis onder de burgers toe, naar mijn inzicht weliswaar iets te traag. Steeds meer mensen zijn met ons van mening dat het met name het internationale kapitaal is geweest, verenigd in de European round table, die de politieke agenda met betrekking tot de euro en de EMU heeft bepaald (...).

De heer De Hoop Scheffer (CDA): Mijnheer de voorzitter! Het standpunt van de CDA-fractie in de discussie rond de Economische en monetaire unie is volstrekt helder. Dat ligt ook vast in een motie van mijn hand van juni verleden jaar, die door de Kamer is aangenomen: strikte toepassing van de criteria, geen wrakke euro, maar een sterke euro en duurzaamheid. In de algemene politieke beschouwingen ben ik daar uitgebreid op ingegaan. Dat standpunt is helder. Dat vind ik ook verwoord aan het slot van de brief van de regering. Ik denk dus dat wij daarover niet van mening verschillen.

Als wij dan terecht constateren dat wij hier inderdaad over een historische beslissing praten, die later dit jaar genomen zal moeten worden, moeten wij daar dus veel debat over hebben. De vraag is echter of je dat debat moet voeren zoals wij het nu voeren, namelijk op basis van heibel, op basis van gedoe. Want er is gedoe. En de brief van de regering is goed. Daarin staat, zoals collega Marijnissen citeerde, dat er geen sprake kan zijn van een positie, want wij kennen de cijfers niet. Toch is er gedoe. Ik zou graag van de minister-president en van de minister van Financiën willen weten waarom (...).

De heer Van der Ploeg (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Het baart ons ook zorgen dat er een discussie ontstaat over een zekere verdeeldheid die gesuggereerd zou worden binnen het Nederlandse parlement maar ook een zekere onzekerheid over de toekomst van de euro. Het is jammer dat er in krantenberichten staat dat de minister van Financiën gedreigd zou hebben met aftreden. Ik ben blij dat daar heel prompt op gereageerd is door de minister in het journaal en dat hij dat tegengesproken heeft. (...)

Ik wil erop wijzen dat het toch gevaarlijk is om onzekerheid te laten voortbestaan over de euro. De EMU is voornamelijk in het belang van Nederland. Geen land in Europa handelt meer met de andere Europese landen dan Nederland. Uitgerekend Nederland heeft belang bij een goede invoering van de euro, bij de interne markt en bij het Europese integratieproces.

(...) De PvdA is van mening dat de hardheid van de euro, de waardevastheid van de euro gegarandeerd moet worden. Daarvoor vinden wij het van belang dat strikt voldaan wordt aan de criteria van het Verdrag van Maastricht, ook met het oog op duurzaamheid. Wij vinden het van belang dat de onafhankelijkheid van de Europese centrale bank gewaarborgd wordt; er moeten niet te veel euro's gedrukt worden (...).

Ik eindig met de opmerking dat geen enkele partij, in de Kamer of elders, de suggestie moet wekken dat er in het Nederlandse parlement verdeeldheid zou heersen. Geen van de regeringspartijen, maar ik meen ook het CDA niet, wil de criteria versoepelen. Door dit soort suggesties kan in het buitenland de indruk ontstaan dat er andere partijen zijn dan de VVD die misschien wél willen versoepelen (...). 

De heer Van der Vlies (SGP):  De minister-president heeft naar ik meen enige tijd geleden gezegd dat hij niet van plan is om met een rekenmachientje af te reizen naar de Eurotop waar over EMU-deelname zal worden beslist. Maar ik mag toch aannemen dat hij de laatste zin uit de brief van de minister van Financiën onderschrijft, dat de EMU-criteria strikt naar letter en geest en zonder geografische en historische vooroordelen dienen te worden geïnterpreteerd en toegepast? (...)

De heer Schutte (GPV): De toelatingscriteria en het Stabiliteitspact zijn uiteraard van waarde, maar zij moeten niet suggereren (...) een mate van hardheid te hebben die niet past bij de geschetste politieke context. (...)  Dat maakt het ook aannemelijk dat minister Zalm zich wel eens ongerust toont. Maar dat zijn dan spartelingen die, hoe begrijpelijk en terecht ook, maar spartelingen zijn. En de spartelaars hebben zichzelf gebonden aan de leiband van het Verdrag van Maastricht. En die leiband zal ervoor zorgen dat uiteindelijk politieke motieven mede zullen bepalen welke landen zullen deelnemen aan de derde fase van de EMU. Zo behoort het niet, maar de gevolgen van een andere handelwijze kunnen politiek zo verstrekkend zijn dat het toch gebeurt.

Minister Zalm:  Voorzitter! Ik wil allereerst stellen dat ik het helemaal eens ben met degenen die zeggen dat de besluiten over de toetreding tot de EMU buitengewoon belangwekkend zijn. Wij zullen de voorbereiding van die besluitvorming zeer zorgvuldig moeten doen. Voordat de regering een standpunt inneemt, zal zij over alle informatie moeten beschikken.

Voorzitter! Ik zit een beetje met een dilemma. Een aantal woordvoerders heeft mij gevraagd uitspraken te doen over Italië, terwijl de heer De Hoop Scheffer mij dat het liefst verbiedt. Wellicht heeft hij er niet zo'n bezwaar tegen als ik ook een paar aardige opmerkingen over Italië maak. Dat is misschien wel toegestaan. De heer Ybema heeft gevraagd naar de financiële prestaties van Italië. Die zijn inderdaad indrukwekkend. Er is grote vooruitgang geboekt op het gebied van zowel de begrotingssanering als de inflatie als de rente.

De heer Van Dijke (RPF): Voorzitter! Ik zou de minister van Financiën vooral willen aanmoedigen om, indien dat nodig is, ook negatieve opmerkingen te maken over Italië. En daar heeft het toch alle schijn van.

Minister Zalm: Die worden mij toch al zoveel toegeschreven. Er is dus grote vooruitgang geboekt. (...).  Als andere landen het verdrag met voeten treden, zijn wij er niet aan gebonden om die voetentrederij te tolereren. Zo simpel is dat. Dat geldt naar mijn idee voor ieder internationaal verdrag. Maar goed, dit gaat mijn rechtsgeleerdheid te boven (...) .

Voorzitter! Wij hebben natuurlijk ook wel eens periodes gehad met grote financiële turbulentie waarbij de Nederlandse overheidsfinanciën meer dan in welk land in Europa ook, gederailleerd waren. Ik wijs op het begin van de jaren tachtig. Waar het om gaat – dat staat ook in de brief – is dat er geen geografische of historische vooroordelen mogen zijn. 

Wij moeten kijken naar de feiten. Daar zit dat duurzaamheidsaspect wel in, maar niet in de zin dat wij van mening zijn dat de Italiaanse democratie zo in elkaar steekt dat het nooit iets zal worden. Dat is geen manier van doen om anderen te beoordelen. Zo'n oordeel zal een ander land zich ook niet dienen aan te matigen over ons land. Wij kijken naar de feiten en wij kijken naar wat er ligt. Daarop baseren wij ons in ons beoordelingskader en niet op allerlei opvattingen over staatsvormen in andere landen (...).

Minister Kok: Voorzitter! Het artikel in Der Spiegel waarop ik in het weekeinde een commentaar heb gegeven, was dinsdag niet direct een aanleiding voor de Kamer om daarover een debat te voeren. Maar nu het toch ter sprake is gebracht, wil ik wel in twee woorden zeggen dat het artikel nergens op sloeg. Daar stond in dat premier Juncker op verzoek van bondskanselier Kohl en president Chirac begin januari naar Nederland was afgevaardigd om hier een soort compromis te smeden of een smeekbede te richten tot Nederland om van de dwalingen zijns weegs terug te keren. Dat is dus complete onzin.

Wat ook volstrekt onwaar was, was de verwijzing in dat artikel naar een Nederlands standpunt als zou Nederland besloten hebben, indien Italië toch lid zou worden van de EMU, dat Nederland erbuiten zou blijven. Het was dus niet zo moeilijk om duidelijk te maken dat dit bericht nergens op stoelde.

Twee dagen later kwam toen het artikel in NRC Handelsblad. Minister Zalm heeft daar spontaan en heel helder op gereageerd, door te ontkennen datgene wat de kern en de kop van het artikel was. Vandaag heeft hij dat ook nog eens in het debat bevestigd. Ik heb geen enkele aanleiding om daarvoor andere bewoordingen te kiezen. Hij heeft gezegd wat hierover te zeggen viel, ook in de contacten met mij. Zo is het dus ook. (...).

De heer Rosenmöller (GroenLinks):  Ik had het volgende nog in de richting van de minister van Financiën willen zeggen. De minister-president speelt zijn rol perfect. Dat bedoel ik niet badinerend, maar hij speelt zijn rol "down". Toch is er een hoop gebeurd. De kern van het artikel in NRC Handelsblad is dat de minister van Financiën gedreigd zou hebben met politieke consequenties in de richting van de minister-president.

Uit zijn reacties op mijn interrupties proef ik dat de minister van Financiën wel zegt wat hij niet heeft gedaan, maar dat hij niet zegt wat hij wel heeft gedaan. Ik vind dat terug wanneer hij bij voortduring benadrukt: ik heb niet gedreigd met aftreden. Dat wil echter nog niet zeggen dat er wel een aantal zaken gebeurd zijn waarover wij hier niet of niet optimaal zijn geïnformeerd. En dat is mijn gevoel.