Personele strubbelingen bij nieuwe partijen

De PVV heeft in toenemende mate te maken met personele problemen op lokaal en provinciaal niveau. De recente affaire rond Statenlid Cor Bosman in Limburg is daarvan een sprekend voorbeeld. Toch doet de PVV het wat onderlinge problemen betreft veel beter dan veel andere 'nieuwkomers'. In Den Haag blijkt Geert Wilders tot nu toe veel beter in staat om conflicten te voorkomen (of binnenskamer te houden) dan bijvoorbeeld de LPF.

Sinds de jaren zestig zijn er naast de partijen uit de drie traditionele stromingen (liberalen, christendemocraten en sociaaldemocraten) diverse partijen ontstaan. Sommige, zoals D66 en SP, wisten zich blijvend te vestigen. Andere maakten een korte opleving door, maar kregen spoedig te maken met ruzies. Voorbeelden daarvan zijn de Boerenpartij, het Algemeen Ouderenverbond en de LPF. Hieronder een beknopt overzicht.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

PSP

De PSP werd in 1957 opgericht en kreeg al in 1959 zetels in de Tweede Kamer. Pas in de jaren zeventig ontstond er een ernstig conflict in de partij, maar dat was vooral ideologisch en strategisch van aard. Persoonlijk ruzies in de Kamerfracties kwamen niet voor.

2.

Boerenpartij

Bij de Boerenpartij, die in 1963 in de Tweede Kamer kwam, was met name tussen 1966 en 1969 sprake van diverse conflicten. In 1966 zorgde de verkiezing van ir. Adams tot Eerste Kamerlid tot een ernstige rel. Adams was 'fout' geweest tijdens de Bezetting, maar Boerenpartij-leider Hendrik Koekoek bleef volledig achter zijn verkiezing staan. Voor enkele (vooraanstaande) leden was dat reden om de partij te verlaten. Eén van hen was Tweede Kamerlid P. Voogd. Een aantal gemeenteraadsleden vormden de nieuwe partij, Noodraad.

Bij de verkiezingen van februari 1967 bleef de Boerenpartij met zeven zetels achter bij de verwachtingen op grond van raadsverkiezingen van 1966. De alleenheerschappij van Koekoek (politiek leider en partijvoorzitter) wekte bovendien steeds meer wrevel. Eén van de Kamerleden, P.W. Lefferstra, raakte in conflict met de partij en nam ontslag als Kamerlid.

De tegenstellingen spitsten zich toe op een conflict tussen partijsecretaris E.J. Harmsen en Koekoek en in juni 1968 kwam het tot een uitbarsting. Vier Kamerleden vormden een afzonderlijke fractie en zij richtten later dat jaar de partij 'Binding Rechts' op. In 1971 hield de Boerenpartij nog slechts één Kamerzetel over.

3.

PPR

Het enige personele conflict in de Tweede Kamerfractie van de PPR deed zich in 1975 voor. Het Kamerlid Pier van Gorkum - weinig bereid tot collegiale samenwerking - wilde dat de partij eventueel zou aansturen op een conflict met het kabinet-Den Uyl over medezeggenschap in bedrijven. Toen hij daarvoor onvoldoende steun kreeg, stapte hij op als Kamerlid.

4.

NMP

In 1971 behaalde de Nederlandse Middenstandspartij verrassend twee zetels bij de Kamerverkiezingen, maar vanaf de eerste dag viel de fractie uiteen. Reden van het conflict was de bezetting van de tweede zetel naast lijsttrekker A.W. Te Pas. Te Pas wilde dat Martin Dessing Kamerlid zou worden, maar volgens de Kieswet kwam de zetel toe aan Jacques de Jong.

Rechtzaken over steekpenningen en smaad volgden en al in september 1971 vormde De Jong een afzonderlijke fractie. Beide Kamerleden (bij de pers bekend als het duo Te Pas en Te Onpas), die in 1972 elk met een eigen lijst aan de verkiezingen deelnamen, verdwenen binnen twee jaar uit de Kamer.

5.

DS'70

Het in april 1970 opgerichte DS'70 was in 1971 de grote winnaar van de verkiezingen: nieuw met acht zetels. De partij van Drees jr. kwam direct in het kabinet-Biesheuvel. Een jaar later leidde een conflict over de financieel-economische politiek tot een breuk en het uittreden van de DS'70-bewindslieden.

Een eerste interne tegenstelling kwam pas in 1975 aan het licht, waarbij zowel de koers van de partij als het optreden van politiek leider Drees centraal stonden. Drees werd met name verweten dat hij te eigenzinnig was. De persoonlijke verhoudingen speelden daarbij overigens slechts een beperkte rol. Wel namen in de loop van 1975 liefst vier Tweede Kamerleden ontslag, omdat zij niet verder wilden gaan met Drees als fractievoorzitter.

6.

RPF

In 1981 kwam de Reformatorisch Politieke Federatie - feitelijke een 'rechtse' afsplitsing van de ARP - met twee zetels in de Kamer. De samenwerking tussen deze twee leden, Meindert Leerling en Aad Wagenaar, verliep spoedig moeizaam, waarbij behalve inhoudelijke verschillen ook een persoonlijk element een rol speelden. In 1985 kwam het tot een breuk. Wagenaar richtte de ARP'85 op, die in 1986 zonder succes deelnam aan de verkiezingen.

7.

AOV

Winnaar van de verkiezingen van 1994 was het door Martin Batenburg opgerichte AOV, die met zes zetels in de Kamer kwam. Bij de selectie van de kandidaten was blijkbaar het een en ander misgegaan, want snel bleek één lid, Theo Hendriks, ongeschikt om met anderen samen te werken.

Andere, hoofdzakelijk persoonlijke tegenstellingen in de fractie en partij leidden tot een breuk, waarbij leden werden geroyeerd en onduidelijk was wie nu de ware vertegenwoordigers van het AOV waren. In 1995 vormden vier Kamerleden de Groep-Nijpels onder voorzitterschap van Jet Nijpels.

Ook de twee overgebleven AOV-leden haalden het einde van de periode niet zonder ruzie. In maart 1998 leidde ruzie tot het ontstaan van een vierde (!) ouderenfractie. Noch het AOV, noch andere ouderenpartijen behaalden nadien een Kamerzetel.

8.

LPF

De LPF is hét voorbeeld van een ruziënde partij. De conflicten hadden bovendien invloed op het kabinet-Balkenende I, waarvan de LPF deel uitmaakte, en leidden in oktober 2002 tot een kabinetscrisis.

De moord op Pim Fortuyn, kort voor de verkiezingen van 2002, zorgde begrijpelijker wijze tot een moeilijke situatie bij de LPF. De kandidatenlijst was sowieso haastig samengesteld, omdat het Fortuyn, na diens breuk met Leefbaar Nederland, aan tijd had ontbroken om dit zorgvuldig te regelen.

De nieuwe leider van de LPF, Mat Herben, ontpopte zich overigens tot een gedegen en stabiele politicus. De fractie en de achterban uitten evenwel spoedig kritiek op hem, vanwege het in hun ogen magere onderhandelingsresultaat bij de kabinetsformatie. Herben trad terug en werd opgevolgd door Harry Wijnschenk. De nummer twee van de lijst, Winny de Jong, bleek geestelijk niet opgewassen tegen de gewijzigde verhoudingen.

In het kabinet zorgde de toenemende populariteit van minister Herman Heinsbroek bij de achterban tot spanningen met vicepremier Eduard Bomhoff. Heinsbroek wierp zich op als nieuwe LPF-leider en kreeg steun van fractievoorzitter Wijnschenk. Diens gezag werd echter aangetast door zwak optreden tijdens de algemene beschouwingen in september 2002.

In de fractie zorgden persoonlijke tegenstellingen tussen onder andere Ferry Hoogendijk en Winny de Jong tot extra spanningen. De Jong en Cor Eberhard werden begin oktober uit de fractie gezet. De fractiemeerderheid verloor ook het vertrouwen in Wijnschenk en verving hem weer door Herben.

Na het debacle in 2002 keerde de LPF in januari 2003 terug met acht zetels. Ook die - kwalitatief veel betere - fractie kreeg te maken met spanningen. Oud-minister Hilbrand Nawijn verliet in 2005 de fractie en in de aanloop naar de verkiezingen van 2006 kozen ook anderen (Joost Eerdmans, Gerard van As) een eigen koers. Kamerlid Margot Kraneveldt stapte over naar de PvdA.

januari 2012

Bert van den Braak