Vloek van de goede daad

Jan Schinkelshoek

‘Niks is zo erg als goede bedoelingen.’ Er bestaat in de politiek, zo verkondigde Jan de Koning, minister van ongeveer alles in de jaren ’80, tegenover iedereen-die-het-horen-wilde, zoiets als ‘de vloek van de goede daad’.

Een typisch voorbeeld is het burgerinitiatief, een meer dan goedbedoeld initiatief vanuit de Tweede Kamer dat burgers - ‘gewone burgers’, zeggen ze aan het Binnenhof vaak - het recht geeft onderwerpen op de Kameragenda te plaatsen. De bedoeling is sympathiek: het verkleinen van de zgn. kloof tussen ‘Den Haag’ en de rest van het land. Maar het bizarre is dat die ‘goede daad’ averechts uitpakt: diezelfde gewone burger voelt zich te vaak door datzelfde burgerinitiatief lelijk bedot. En - de Kamer doet zichzelf per saldo pijnlijk tekort.

Op papier is het simpel. Wie 40.000 mensen achter zich weet te krijgen, mag z’n plan of voorstel in de Tweede Kamer toelichten. Er zijn sinds 2006 elf van dat soort burgerinitiatieven geweest, uiteenlopend van pleidooien voor een vuurwerkverbod tot voorstellen om de AOW te verhogen. Vier initiatieven hebben de Kameragenda ‘gehaald’, maar ook die successen voelden ‘eerder een nederlaag’, zoals een teleurgestelde actievoerder achteraf eens zei.

De frustratie zit als het ware in het burgerinitiatief ingebakken: de Tweede Kamer is niet verplicht er iets mee te doen. Dat is niet meer dan vanzelfsprekend: een land kan zich niet de wet laten stellen door 40.000 burgers, bij elkaar opgeteld nog niet eens goed voor één zetel in de Tweede Kamer. Leg aan een actievoerder maar eens uit dat hij zich voor niks het vuur uit de sloffen heeft gelopen. Is hij met veel moeite geslaagd om 39.999 medestanders te vinden om ‘fout vlees’ te stoppen, katten-en hondenproeven te verbieden of de sluitingstijden van cafe’s te vervroegen - om dan te merken dat de Kamer nauwelijks in beweging komt.

De ‘goede daad’ is nog veel frustrerender. Als een onderwerp twee jaar er voor op een of andere manier in de Tweede Kamer aan de orde is geweest, verdwijnt een burgerinitiatief al op voorhand in de prullenmand. Ook dat is, bezien vanaf het Binnenhof, begrijpelijk: je blijft aan de gang. Voor mensen achter het burgerinitiatief - in vuur en vlam voor een bepaalde zaak, boos over een vermeende misstand, gedreven om aan onrecht een einde te maken - voelt het als een al te bureaucratische beknotting. Moet je je mond houden omdat er anderhalf jaar geleden al over is gesproken? Waarom na de jaarwisseling geen nieuw burgerinitiatief voor een vuurwerkverbod? Omdat er voor oud & nieuw ook al over is gesproken? En een jaar geleden ook al?

De grootste ‘vloek van deze goede daad’ treft de Tweede Kamer zelf. Een beetje Kamerlid heeft toch geen 40.000 handtekeningen nodig om aangezet te worden een zaak - een knelpunt, een misstand of een wens - aan de orde te stellen? Je stuurt toch geen boze, verontwaardigde of bezorgde burger terug met de boodschap om 39.999 handtekeningen te verzamelen? En je agendeert zo’n zaak toch per ommegaande?

Weet je wat het probleem met die goede bedoelingen is? In zijn tijd wist Jan de Koning het al: ze ogen zo sympathiek.

Jan Schinkelshoek

Den Haag, januari 2012

Jan Schinkelshoek is hoofdredacteur van De Hofvijver en oud-lid van de Tweede Kamer voor het CDA