Hongarije is testcase voor de EU

Afgelopen week maakte de Hongaarse premier Viktor Orbán een rondje langs de Europese instellingen om uit te leggen wat zijn regering nu eigenlijk aan het doen is. Hongarije ligt zwaar onder Europees vuur sinds een reeks van wetten, inclusief een grondwetswijziging, door het Hongaarse parlement is gedrukt. Dit heeft tot gevolg dat de conservatief-nationalistische meerderheidspartij van Orbán directe controle heeft op de binnenlandse instituties. Het land was al hard op weg naar een economisch bankroet, maar de nieuwe wetten die de onafhankelijkheid aantasten van de media, de rechterlijke macht, de centrale bank en de veranderingen in het kiesstelsel die in het voordeel zijn van de partij van Orbán, brachten ook de politieke kredietwaardigheid van deze Europese lidstaat ter sprake.

Tijdens zijn rondgang in Brussel kreeg Orbán pittige kritiek van de nieuwe Europese Parlementsvoorzitter Schultz en ook de rest van het parlement liet zijn  tanden zien. Commissievoorzitter Barroso had met Orbán een ‘constructief gesprek’ en  kreeg de belofte dat ‘de aangesneden kwesties snel ter hand worden genomen’. Uit het gesprek met de president van de Europese Raad Van Rompuy is niets bekend geworden.

Hongarije behoort niet tot de eurozone, maar de ontwikkelingen in dit land en de reactie vanuit Brussel maken het tot een testcase voor de Europese Unie. Het land heeft een enorm begrotingstekort en gaat vrijwel zeker failliet zonder financiële steun vanuit de EU en het IMF. De Europese Commissie is inmiddels een inbreukprocedure gestart vanwege de strijdigheid van de nieuwe Hongaarse grondwet met het Europees recht. De sancties op Hongarije bestaan uit de opschorting van subsidies voor regionale ontwikkeling en boetes door het Europees Hof. Het land is dus een testcase voor het afdwingen van begrotingsdiscipline in de EU en het naleven van democratische spelregels. Als Hongarije niet tot de orde geroepen kan worden, hoe dan de politiek van no-nonsens in de eurozone straks serieus te nemen? En wat betekenen dan de democratische principes in de EU waarover het Europees Parlement zich grote zorgen maakt?

Hongarije is voor de EU ook een testcase om een andere reden. Daarvoor zijn de binnenlandse aangelegenheden belangrijk. Het pokerspel van Orbán in Brussel kreeg binnenlandse ruimte na een periode van acht jaar bestuur door de sociaal-democratische MSZP-partij. Anders dan de Fidesz-partij van Orbán waren de sociaal-democraten sterk voorstander van de vrije markt en integratie met het Westen. Een reeks schandalen ondergroef het vertrouwen van de bevolking in deze partij. Een premier moest het veld ruimen omdat hij eerder tijdens het communistische regime had gespioneerd. Zijn opvolger kwam ernstig in verlegenheid toen een geluidsopname uitlekte waaruit bleek dat de regering de bevolking voorloog over de problemen in het land om de volgende verkiezingen niet te verliezen. Uit die tape bleek ook dat er vrijwel niets werd gedaan aan de penibele financiële toestand van het land.

Intussen werden veel Hongaren steeds cynischer over de politieke elite, de financiële staat en de economische vooruitzichten van het land. Velen hadden het gevoel dat de transformatie naar een markteconomie slechts een kleine elite in Hongarije welvarender had gemaakt. Daarnaast kwam de vrees op dat leningen bij het IMF ten koste gingen van de autonomie van het land. Er ontstonden sceptische gevoelens over het IMF, maar ook over de EU. ‘Wij willen geen kolonie worden’ is een populaire uitroep geworden. Deze maatschappelijke frustratie leverde het politiek momentum voor de Fidesz-partij van Orbán om bij de verkiezingen in 2010 een absolute meerderheid te veroveren en in het parlement zelfs een tweederde meerderheid.

Met het forceren van een ingrijpende grondwetswijziging en een reeks van 200 andere wetten heeft Orbán zijn hand zwaar overspeeld en wordt hij nu dus door de Europese Commissie stap voor stap op de knieën gedwongen. Voor het binnenlandse publiek legt hij zijn rondgang in Straatsburg en Brussel wel uit als ‘het verdedigen van de eer van Hongarije’, maar het effect hiervan in eigen land is inmiddels een verder groeiend cynisme en een afkeer van de politiek, zo bleek uit de meest recente opiniepeiling onder de bevolking.

Hongarije is daarom niet alleen een testcase voor de mores en het afdwingen van discipline rond budgettaire en democratische spelregels in de EU, maar ook voor de richting waarin de binnenlandse discussie over Europa zich in de diverse lidstaten beweegt. Vaak wordt de opkomst van het nationalisme wel gesignaleerd en wijst men op de gevaren voor de eenheid in Europa, maar is men blind voor de aanleidingen van dat nationalisme. Dat er pas aandacht komt voor de situatie in Hongarije nu de basiswaarden van Europa in het geding komen, is een miskenning voor de toestand waar dit land al langer in verkeerd. De vraag is of die blindheid niet het echte gevaar is voor de eenheid in Europa, dat we ‘hun’ pas zien wanneer ‘zij’ ‘onze unie’ en ‘onze  kernwaarden’ in gevaar brengen. Juridische en economische sancties zullen Orbán op de knieën kunnen dwingen, maar zullen het gevoel van machteloosheid slechts versterken. Het zal een bewijs zijn voor de relativiteit van de Hongaarse autonomie en een bevestiging van de macht van Brussel. De vraag die dan volgt is hoe deze sentimenten zich uiten en wat de expressie van het cynisme zal zijn. Het gaat er juist nu om de ander te begrijpen, om solidair te zijn, Europese verbondenheid te tonen. Begrippen die te subjectief zijn om juridisch vast te leggen, maar die cruciaal zijn om de eenheid te bewaren.

januari 2012

Matthijs de Jong is masterstudent bestuurskunde aan de Universiteit Leiden/Campus Den Haag. Hij heeft zich tijdens zijn bachelor Culturele Antropologie aan de Universiteit van Amsterdam verdiept in Hongarije rondom de thema’s macht en identiteit. Tevens heeft hij een deel van zijn bachelor Bestuurskunde in Boedapest, Hongarije gevolgd.

Arco Timmermans is onderzoeksdirecteur van het Montesquieu Instituut, Den Haag