Jaren 70 herleven tijdens deze campagne

Annemarie Walter, Universitair Docent Communicatiewetenschap aan deVrije Universiteit van Amsterdam, promoveerde in 2012 op het proefschrift 'Negative Campaigning in Western Europe: Beyond the Vote-Seeking Perspective'.

De afgelopen dagen hebben journalisten en politici in de media hun zorgen geuit over de retoriek in de huidige verkiezingscampagne. Geert Wilders zou volgens Sybrand Buma hebben gelogen over de hypotheekafspraak in het Catshuis en Emile Roemer beticht Mark Rutte van het liegen over het eigen risico in de zorg. Er zouden niet eerder zulke harde woorden gevallen zijn in een Nederlandse verkiezingscampagne en het zwartmaken van de tegenstander zou enkel leiden tot  minder vertrouwen in de poliltiek.

Deze beide beweringen zijn onjuist. Ook polderland Nederland kent al langer dan vandaag negatieve campagnevoering. Met name in de jaren 70 ten tijde van de polarisatie haalden politici fel uit naar elkaar.  Aanvallen op de integriteit van de politieke tegenstander werden daarbij niet gemeden. Zo zei  VVD-lijsttrekker Hans Wiegel  in de campagne van 1972: “De PvdA en D66 vallen ons altijd aan op het feit dat we geen echt sociaal beleid zouden voeren, in wezen zijn dat pure leugens. (..) En ik wil dus dat soort leugens weerleggen met feiten en cijfers” of D66 politicus Hans Gruijters:  ‘’Als ik een confessioneel een hand gegeven heb moet ik mijn vingers natellen.’’  De aanvallen van Buma en Roemer zouden er zo tussen passen.

Naast dat er niets nieuws onder de zon is, is er ook geen reden tot zorg. De claim dat negatieve campagnevoering leidt tot minder vertrouwen in politici en de politiek in het algemeen is niet bewezen. Negatieve campagnevoering, inclusief integriteitsaanvallen zijn niet per definitie slecht. Politici die worden uitgemaakt voor leugenaar zullen dit niet over hun kant laten gaan en zich verdedigen, daarbij zullen vaak inhoudelijke argumenten worden aangedragen waarom de politieke tegenstander het bij het verkeerde eind heeft.  Dit is waarvoor verkiezingscampagnes bedoeld zijn, namelijk een moment waarop politici verantwoording afleggen over gemaakte beloften uit het verleden en toezeggingen voor de toekomst. Kiezers zullen hierdoor meer informatie krijgen en beter in staat zijn om een oordeel te vellen over de betrouwbaarheid van een politicus, zijn of haar partij en de kans dat verkiezingsbeloften ingelost zullen worden  dan wanneer politici zich enkel van positieve campagnevoering bedienen. Positieve campagnevoering leidt zelden tot een daadwerkelijk debat tussen politici.

Nederland heeft dan ook niet te maken met ‘Amerikaanse praktijken’, de politieke partijen vallen elkaar niet meer aan dan vroeger. Nu bij deze campagne in ons versnipperde politieke landschap en instabiel economisch klimaat links en rechts weer recht tegenover elkaar zijn komen te staan bedienen politici zich van scherpe verkiezingsretoriek en daarmee lijken de jaren 70 te herleven.