Opnieuw een parlementaire enquête

Gerard Visscher, Parlementair Documentatie Centrum Universiteit Leiden

Je hoeft geen begaafd profeet te zijn om te voorspellen dat de Tweede Kamer binnenkort – mogelijk voor de aanvang van het zomerreces – besluit een parlementaire enquête te houden naar het Fyra-debacle. Dat is opmerkelijk alleen al gezien het feit dat het pas de 20ste enquête in de parlementaire geschiedenis is, allemaal gehouden door de Tweede Kamer. Ook al maakt de Kamer net als voorheen nog steeds een bescheiden gebruik van haar ‘geduchte wapen’, de Fyra-enquête  zal wel de elfde enquête zijn in een periode van 30 jaar, nadat tevoren in bijna honderd jaar alleen de onvermijdelijke Oorlogsenquête was gehouden. Opvallend is bovendien dat met de nieuwe enquête voor de tweede maal – net als tien jaar geleden - twee enquêtecommissies tegelijkertijd gaan functioneren. Twee maanden geleden besloot de Kamer immers ook al een enquête te houden naar het stelsel van – zeg maar misstanden bij - woningcorporaties.

Zou het Fyra-fiasco ernstige fouten van een gewoon particulier bedrijf betreffen, dan lag een parlementaire enquête niet voor de hand. Gezien het grote maatschappelijk belang van goed openbaar vervoer zou een gedegen onderzoek door deskundigen in opdracht van de regering meer in de rede gelegen hebben.

In dit geval betreft het evenwel geen gewoon bedrijf. De Nederlandse staat is enig aandeelhouder van de Nederlandse Spoorwegen. Op de achtergrond van het huidige fiasco spelen de privatisering van het staatsbedrijf met de nog steeds omstreden afsplitsing van Prorail, de gang van zaken bij de aanbestedingsprocedure veertien jaar geleden en de voortdurende druk van opeenvolgende bewindslieden van Verkeer respectievelijk Infrastructuur. Na de gigantische investering door de overheid in de HSL-zuid – gesproken wordt over wel zeven tot negen miljard euro – moest er toch eindelijk eens een snelle trein over die nieuwe rails gaan rijden.

De werkelijkheid is bepaald ontnuchterend. Toen de trein eenmaal ging rijden bleek er van alles mis te gaan. Het aantal - en de aard van de - klachten zou lachwekkend zijn als het niet zo treurig was. Na anderhalve maand bescheiden vervoer moest de NS stoppen met de Italiaanse Fyra. De Inspectie Leefomgeving en Transport verbood enige tijd later zelfs testritten met de Fyra vanwege gevaren voor personeel en derden. De NS zit met negen – onbruikbare? – treinstellen van 20 miljoen per stuk in zijn maag en besluit de zeven nog bestelde treinstellen niet meer af te nemen. De regering dekt dit besluit. Korte gedingen met de Italiaanse producent, gevolgd door waarschijnlijk heel langdurige procedures over grote bedragen en belangen zullen het nieuws bepalen.

De Tweede Kamer zal met een enquête de verantwoordelijkheid aan Nederlandse zijde vast gaan stellen. In feite betreft het in elk geval ook een onderzoek naar het beleid van opeenvolgende bewindslieden c.q. kabinetten, dat wil zeggen een politieke enquête. In zo’n situatie moet de volksvertegenwoordiging zelf de handschoen opnemen. Een onderzoek naar de politieke verantwoordelijkheid voor zo’n debacle kan immers niet aan een paar deskundigen overgelaten worden. Geen wonder dat precies een dag nadat de woordvoerders van CDA en D66 vanuit de oppositie op relatief hoge toon een parlementaire enquête verlangden, de woordvoerders van de beide regeringspartijen al laten weten het voorstel voor zo’n enquête te zullen steunen. Zo’n hoge snelheid is echt nog nooit vertoond.

Dit artikel verscheen in De Hofvijver nr. 31 d.d. 24 juni 2013.