Eendracht maakt macht

 Jan Schinkelshoek, oud-Tweede Kamerlid voor het CDA

Natuurlijk bestaat fractiediscipline.

Hoe erg is dat eigenlijk?

Als politiek in een parlementaire democratie een gefatsoeneerde manier is om zo veel mogelijk je zin te krijgen, heb je zoiets als maximale fractie-eenheid nodig om dingen voor elkaar te krijgen.

Niet voor niets heette de fanfare vroeger bij ons op het dorp: ‘EMM’. Eendracht maakt macht. Zo zou ook een doorsnee fractie in de Tweede Kamer kunnen heten. Samen sta je sterker. Samen bereik je meer.

Het is onderdeel van wat misschien wel de kern van politiek is: geven en nemen. Wie weet te geven, kan bij gelegenheid ook nemen. Wie een hecht, gesloten blok vormt, staat in dat onderhandelingsproces sterker dan wie verdeeld is. En had je je kiezers niet beloofd om je voor dit of dat ‘hard’ te maken?

Daarom oefent de fractieleiding - soms treedt de voorzitter dan weer de secretaris op als ‘chief whip’ - een zekere druk uit om de gelederen gesloten te houden. Zeker bij belangrijke kwesties.

De ene partij maakt meer werk van die disciplinering dan de andere. De oude communistische fractie in de Tweede Kamer kende een unverfroren ‘democratisch centralisme’, een Nederlands eufemisme voor partijdictatuur. Bij de SP zie je ook nooit kamerleden uit de boot vallen. Het CDA is een blok van eenheid vergeleken met een van z’n voorgangers, een losjes georganiseerde christelijke partij als de CHU.

 

Je kunt niet zonder fractiediscipline.

Stel je voor dat de Tweede Kamer zou bestaan uit onafhankelijke, eigenzinnige en los van elkaar opererende eenlingen. Hoe ingewikkeld zou het dan wel niet worden om knopen door te haken. Meer dan ooit wordt een land afhankelijk van toevallige meerderheden. En je ziet premier Rutte al een dagelijkse zoektocht door het Kamergebouw maken, biddend en smekend om steun.

Veel ingewikkelder is het niet.

Ingewikkelder wordt het pas, zodra kamerleden onder zware pressie worden gezet om tegen hun stellige overtuiging te gaan. Al helemaal als het gepaard gaat met dreigementen.

Dat is stellig gebeurd, zo weet ik uit jarenlange ervaring aan het Binnenhof. Fraai is het niet.  Ik heb kamerleden tijdens die lange jaren - als journalist, als voorlichter, als parlementariër - verkreukeld uit de kamer van de fractievoorzitter zien komen. Stevig onder handen genomen. Bezworen het landsbelang voorrang te geven, gesmeekt de partij niet te laten splijten, bedreigd met een onverkiesbare plaats bij de volgende verkiezingen.

Wie voor die druk zwicht, wie zich voegt, moet niet met lamentabele verhalen aankomen. Uiteindelijk kan niemand een kamerlid dwingen. Uiteindelijk bepaal je zelf wat je voor je rekening neemt.

En voor elke beslissing heb je een prijs te betalen. Hetzij die van verlies aan politieke of zelfs persoonlijke geloofwaardigheid, hetzij die van einde van een al dan niet veelbelovende parlementaire carrière.

Als lid van de Tweede Kamer heb ik binnen het CDA steeds de fractielijn gevolgd. Soms met vraagtekens, soms met weerstand. Na een lastige afweging, soms tussen belabberd en allerbelabberd, meende ik het uiteindelijke besluit steeds te kunnen verdedigen. Eventueel als het minst slechte.

Op een keer na. Toen heb ik een streep getrokken - ik wilde mijn handtekening niet zetten onder een ‘heilloos’ regeerakkoord en een dito regeringscombinatie - en ben opgestapt.