Politiek primaat

In de afspraken die de coalitie met D66, ChristenUnie en SGP heeft gemaakt is ook het sociaal akkoord betrokken, waarin de afspraken tussen het kabinet met de sociale partners zijn neergelegd. Aalt Willem Heringa betoogt dat op deze manier alle hoofdrolspelers een aandeel in de besluitvorming hebben waardoor pas echt van een 'participatiemaatschappij' sprake is.

Het issue is wat gesust en de stofwolken zijn opgetrokken. De coalitie en de meest loyale drie oppositiefracties hebben in hun afspraken de afspraken in het sociale akkoord aangepast, naar voren gehaald of versneld. In ieder geval (enigszins) veranderd. De sociale partners lijken zich daarbij te hebben neergelegd. De achterliggende vraag, hoe om te gaan met afspraken tussen sociale partners dan wel tussen andere belangrijke maatschappelijke groepen, blijft actueel. De vraag wordt nog pregnanter als de regering zich daarover uitspreekt en aangeeft die afspraken te steunen.

Een aantal overdenkingen:

  • 1. 
    Uiteraard is het zo dat in ons staatsbestel uiteindelijk de wetgever beslist en dat daarmee dus ook de Staten-Generaal de regering over haar steun aan maatschappelijke afspraken kan aanspreken en zelfs kan overrulen.
  • 2. 
    Voor uitvoerbaarheid, draagvlak en het zoeken naar maatschappelijke consensus zijn afspraken zoals in een sociaal akkoord ook van belang. Cruciaal is uiteraard wel dat de Tweede Kamer een kiezersmandaat heeft en de maatschappelijke sociale partners niet. Dus ligt het ook vanuit dat perspectief voor de hand dat de Tweede Kamer het laatste woord heeft.
  • 3. 
    Maatschappelijke sociale partners vertegenwoordigen over het algemeen deelbelangen of eigen belangen en de Staten-Generaal heeft nu juist als functie om deelbelangen tot een samenhangend beleid samen te voegen en tegen elkaar af te wegen en het algemeen belang te dienen. Ook dat pleit voor het primaat van de wetgever.
  • 4. 
    Vanuit het perspectief van betrouwbaarheid is het aangewezen dat een regering zich niet lichtvaardig aansluit bij een maatschappelijk akkoord, en dat na aansluiting er niet lichtvaardig van zo'n akkoord wordt afgeweken. Aan de andere kant dienen sociale partners er ook oog voor te hebben of een regering wel in staat is voor een sociaal akkoord steun in de Staten- Generaal te verwerven. In die zin is er uiteraard een onderzoeksplicht en kan er minder sprake van vertrouwen zijn dat een sociaal akkoord integraal wordt nageleefd als de inhoud ervan in de Staten Generaal minder goed valt.
  • 5. 
    Datzelfde perspectief van betrouwbaarheid leidt er toe om oog te hebben voor continuïteit. Een continu proces van veranderen en aanpassen van regelingen over pensioenleeftijd, BTW, subsidies, sociale zekerheid, loonkosten, zorg voorzieningen, maakt dat de overheid niet als betrouwbaar wordt gezien maar als een hindermacht. Vanuit dat perspectief passen sectorale afspraken, zo bijvoorbeeld met de gezondheidszorg over de maximale groei per jaar, omdat ze zekerheid scheppen en instellingen vastigheid geven voor investeringsbeslissingen. In dat opzicht passen akkoorden en past dat ' de politiek' die afspraken accepteert en respecteert.

Dit betekent dat sociale en maatschappelijke partners een grote rol bij draagvlak, legitimiteit en uitvoerbaarheid vervullen. Maar die rol betekent niet dat zij er vanuit kunnen gaan dat de wetgever maar uitvoert wat zij bedenken. Een sociaal akkoord dat niet weerspiegelt wat de meerderheid in de Staten Generaal wenst, zal tot overruling kunnen leiden. Als de regering zich bij zo'n akkoord aansluit of partij is, zoals in de zorgakkoorden, mag er uiteraard van worden uitgegaan dat de afspraken kunnen rekenen op een meerderheid in de Staten-Generaal. Maar zoals we nu weten, zeker is dat niet. Daarvan dient men zich uiteraard te vergewissen voordat het akkoord als in steen gebeiteld beschouwd wordt. Anders gezegd, de sociale partners, moeten er niet vreemd van opkijken dat er nu is gebeurd wat er gebeurd is.

De huidige situatie heeft uiteraard tal van nadelen. Geringe politieke stabiliteit, onzekerheid over de koers, een coalitie met krappe meerderheid in de Tweede Kamer en geen meerderheid in de Eerste Kamer, grote bezuinigingen en veranderingen, impact van de EU, decentralisatie-operaties en organiseren van draagvlak. Een voordeel is dat gezocht moet worden naar meerderheden en draagvlak. Dat is uiteraard lastig als op verschillende niveaus (EU, nationaal, decentraal) en met verschillende stakeholders (maatschappelijke partners, politieke partijen, Tweede en Eerste Kamer) moet worden geschaakt. Maar er wordt daarmee wel publiekelijk gediscussieerd en naar draagvlak en meerderheden gezocht. Is dat geen winst?

Ook is het een mooie oefening voor de ontwikkeling van de natiestaat en de zich daarin ontwikkelende wijzen van besluitvorming. Meer flexibel, minder zeker, meer overleg, en meer zoektochten naar partners en consensus. En dat op verschillende niveaus, met verschillende partners, met publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten en afspraken. Dat wil zeggen pluriform, divers, veel gelaagd en niet één dimensionaal en verticaal. De staat als vlechtwerk. Met participatie van velerlei actoren, stakeholders, burgers, vertegenwoordigers, publieke instellingen: de echte participatiemaatschappij....

Dit artikel verscheen in De Hofvijver nr. 35 dd. 28 oktober 2013.