Een toekomst voor de Hollandse stad

'Iedereen doet mee en iedereen doet er toe. Deze vorm van sociale cohesie is kenmerkend voor de Hollandse stad', zo typeerde burgemeester Bas Verkerk de Hollandse stad tijdens een conferentie die door de Stichting Vrienden van het Huis voor Democratie en Rechtsstaat, Gemeente Delft, Kennisnetwerk Lokaal 13 en het Montesquieu Instituut op vrijdag 31 januari 2014 werd georganiseerd. De conferentie stond in het teken van de toekomst van de Hollandse stad. Heeft de Hollandse stad toekomst? En hoe ziet die er uit? Dat waren de vragen die centraal stonden tijdens deze conferentie onder leiding van Clairy Polak.

Burgemeester Bas Verkerk
Het publiek luistert aandachtig
Henri de Groot
Het publiek luistert aandachtig
Henri de Groot
Het publiek luistert aandachtig
Laurens de Graaf
Iemand uit het publiek stelt een vraag
Burgemeester Bas Verkerk en Laurens de Graaf
Iemand uit het publiek stelt een vraag
v.l.n.r Bas Verkerk, Henri de Groot, Clairy Polak en Laurens de Graaf
Lunch

De stad is ouder dan de staat en ook veel langer identificatiepunt voor haar inwoners; stadslucht maakt immers vrij. Zij staat historisch meer open voor nieuwe inwoners, nieuwe activiteiten en nieuwe culturen dan de nationale staat. Dat komt goed uit, want langzaam maar zeker wordt de Europese Unie als ordeningsmechanisme van economie, sociale bescherming en culturele ontwikkeling steeds belangrijker, ten koste van de nationale staat.

Steden merken bovendien dat zij in Europese regio’s liggen, die elkaar kunnen voeden maar ook beconcurreren. De Hollandse steden behoren tot een Europese ring van stedelijke centra, zoals de Vlaamse stedenring dat doet en het Duitse Ruhrgebied. Wat betekent dat Hollandse steden, in bondgenootschap met elkaar, het Europese perspectief tot uitgangspunt moeten kiezen van hun planning en het bestuur voor de langere termijn.

De stad is tegelijk een belangrijke kweekplaats van de participatiesamenleving, waarin burgers initiatieven ontplooien, sociale samenhang organiseren en democratische vormen van samenwerking en bestuur beproeven. Het stedelijk bestuur moet daarvoor ruimte maken; zij moet zich ook realiseren dat zij in beslissende mate van zulk initiatief afhankelijk is. Dat heeft verregaande consequenties voor het karakter en de rol van de volksvertegenwoordiging in de stedelijke democratie. Een andere rol van de raad kan ook de politiek weer terugbrengen in het openbaar bestuur. Stedelijk bestuur is en blijft organisatie van solidariteit. Maar, het zwaartepunt verschuift van de staat naar de stad; van de verzorgingsstaat naar de verzorgingsstad.

Al deze ontwikkelingen mogen niet worden verstoord door een verkeerd soort decentralisatie en de verplichte opsluiting in vormen van regionale samenwerking die het handelingsvermogen van het stedelijk bestuur eerder verhinderen dan stimuleren, zoals nu dreigt te gebeuren. Stedelijke ontwikkeling moet ten slotte niet worden gefrustreerd door een nationaal en provinciaal herindelingsbeleid dat in naam van ‘opschaling van onderop’ wel grotere gemeenten doet ontstaan maar merendeels ‘met de rug naar de stad’, zoals uitgerekend in de beide Hollandse provincies nog te veel gebeurt.