De terugkeer van de geopolitiek in Oost-Europa

Tony van der Togt is Senior Research Fellow aan het Clingendael Instituut.

2014 was het jaar waarin de EU haar onschuld verloor. Jarenlang was Brussel er vanuit gegaan dat “soft power” alleen volstond om een ring van stabiele, democratische en economisch welvarende buurlanden tot stand te brengen. “Hard power” werd uitbesteed aan de NAVO en speelde vooral nog in “out of area”-conflicten als Afghanistan een rol. Territoriale verdediging en afschrikking waren van minder belang. Poetin’s revisionistische politiek zette iedereen terug met beide benen op de grond en MH-17 bracht het Oekraïne-conflict wel heel dichtbij. Ineens knalden twee visies op internationale betrekkingen hard op elkaar: het Russische machtspolitieke denken en het meer post-moderne EU-beleid.

De uitdaging

Lange tijd zijn we in het Westen ervan uitgegaan dat ook Rusland zich uiteindelijk wel zou transformeren tot een democratische rechtsstaat en een liberale markteconomie, gebaseerd op rechtsregels en niet op machtspolitiek. Maar na de terugkeer van Poetin als president in 2012 werden de bakens verzet. Steeds meer begon Rusland zich af te zetten tegen het Westen, inclusief de EU. Prioriteit voor Rusland werd het herstel van een eigen imperium, vooral binnen de grenzen van de voormalige Sovjet-Unie. Feitelijk zijn we hiermee terug naar het denken in invloedssferen, waarbij voor een land als Oekraïne hooguit een vazalstatus is weggelegd: een soort Brezjnev-doctrine 2.0.

Poetin wendde ook economisch de steven oostwaarts en begon actief de kwetsbaarheid van de Russische politieke en economische elite voor beïnvloeding vanuit het Westen te beperken. En Oekraïne werd door Poetin ineens voor de harde keuze gesteld: ofwel associatie en verdere integratie met de EU ofwel onderhorig blijven aan Moskou. De Maidan-revolutie maakte duidelijk wat de bevolking hiervan vond: liever een Europese toekomst dan deel blijven uitmaken van een corrupt kleptocratisch systeem onder Russische dominantie.

Poetin werd door de Maidan ernstig in verlegenheid gebracht, maar dacht dat hij door de verzwakking en onderlinge verdeeldheid in het Westen toch weg zou kunnen komen met een nieuwe vorm van “hybride oorlogvoering”. Hierdoor zou hij Oekraïne blijvend kunnen beïnvloeden via de annexatie van de Krim en verregaande destabilisatie van Oost-Oekraïne. De informatie-oorlog die hiermee gepaard ging leidde aanvankelijk tot verwarring en verdeeldheid binnen ook de EU. Desinformatie verlamde snelle besluitvorming in een situatie waarin geopolitiek machtsdenken weer centraal kwam te staan. En dat waren we niet meer gewend en druiste ook in tegen de vele zakelijke belangen die inmiddels de relaties met Rusland waren gaan domineren.

Het antwoord

Het duurde dan ook even voordat het ook in de EU bij eenieder voldoende doordrong dat het hier ging om een bedreiging van de hele veiligheidsordening van na de Koude Oorlog. Zwaardere economische en financiële sancties kwamen pas echt in beeld nadat de MH-17 was neergeschoten. Toen pas kon de EU op één lijn komen en was het voor iedereen duidelijk dat van een “business as usual” geen sprake meer kon zijn.

Maar sancties zijn hooguit instrumenten van beleid en geen vervanging voor een op de lange termijn gerichte strategische koerswijziging ten opzichte van Rusland. Het conflict rond Oekraïne zal immers op korte termijn hooguit ingedamd kunnen worden; Rusland zal daarbij hopelijk door dreiging met nog zwaardere sancties ervan afgehouden kunnen worden door te gaan met destabilisatie van Oekraïne en mogelijke verdere uitbreiding van het conflict.

Het westerse antwoord op de Russische dreiging zal strategisch moeten zijn. We moeten ons realiseren dat we met Rusland een regionaal (en misschien zelfs wel mondiaal) schaakspel spelen en geen monopolie.

Dit betekent dat de EU een meer geïntegreerd beleid moet gaan voeren, waarvan buitenlandse politiek, handelsrelaties en energie-politiek integraal deel uitmaken. Ook zal de EU, nu gebleken is dat soft power-instrumenten onvoldoende zijn, ofwel nauwer met de NAVO moeten samenwerken waar het om hard power gaat, ofwel zelf in zijn Europees Veiligheids- en Defensiebeleid een sterkere hard-power component moeten ontwikkelen. En wanneer de OVSE als het overall platform wordt beschouwd om nieuwe scheidslijnen tussen Oost en West te voorkomen, zal de EU ook optimaal moeten inzetten op een versterking van de OVSE: niet alleen als discussie-platform, maar ook met een krachtiger (peace keepings-) missie in Oost-Oekraïne. Alleen met een dergelijk antwoord neemt de EU niet alleen de dreiging serieus, maar ook haar eigen externe optreden.

Genoeg basis voor goede voornemens dus voor 2015.