Naam Staten-Generaal

De naam Staten-Generaal (algemene staten) gaat terug tot de Bourgondische tijd. In 1464 werden de Staten voor het eerst door Philips de Goede bijeengroepen. Daarin kwamen de vertegenwoordigers bijeen van de 17 Bourgondische landsdelen in de Lage Landen.

Tijdens de Republiek (1588-1795) was de Staten-Generaal de vergadering van de Republiek der zeven Verenigde Provincies (Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande van Groningen). De Staten-Generaal was toen de soevereine macht (confederale regering) van de Republiek. Zij voerden ook het bewind over de Generaliteitslanden (de gebieden die niet tot een provincie behoorden) en hadden het toezicht over de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie. Sinds 1585 komen de Staten-Generaal in Den Haag bijeen.

De zeven provincies hadden ieder een vast aantal afgevaardigden, die als afgezanten waren te beschouwen. Zij waren 'gedeputeerde ter Staten-Generaal' en hadden de titel 'Hunne Hoogmogende Heren'. De afgevaardigden kwamen met duidelijke instructies van hun provincie naar Den Haag en voerden desgewenst opnieuw overleg over hun standpuntbepaling (last en ruggespraak). Op 1 maart 1796 werd de toenmalige Staten-Generaal opgevolgd door de (Eerste) Nationale Vergadering .

Sinds 1814 bepaalt de Grondwet dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen. Last en ruggespraak werden toen verboden (sinds de Grondwetsherziening van 1983 is het verbod op houden van ruggespraak vervallen).