Duitse hegemonie in Europa

Sascha Hardt is universitair docent Vergelijkend Staatsrecht bij de Universiteit van Maastricht en MI-fellow.

Duitsland heeft veruit de sterkste nationale economie van alle lidstaten van de Europese Unie, en ook ook de grootste bevolking. Dat er daarom voor Duitsland een bijzondere rol is weggelegd in de vormgeving van de Europese Unie en in het Europese eenwordingsproces spreekt bijna vanzelf. Dat zien we dan ook telkens weer in de dagelijkse Europese politiek, bijvoorbeeld in onderhandelingen over de voortzetting van financiële steun aan Griekenland, of thans met betrekking tot de grote instroom van vluchtelingen naar de EU. Europees beleid draagt vaak een Duitse stempel, en beleid maken tegen de wil van Duitsland is moeilijk.

Maar wat is het effect van die leidende rol in de dagelijkse politiek, die Duitsland ongetwijfeld speelt, op de diepere, constitutionele vormgeving van de Europese Unie? Is er (straks) inderdaad sprake van een Europa deutscher Prägung?

Het antwoord daarop is gevarieerd.  

Duitse macht, Duitse verdeeldheid 

Aan de ene kant geldt het bovengestelde met betrekking tot het dagelijks beleid van de Europese Unie a fortiori voor structurele veranderingen: zo stoten wijzigingen van de Verdragen, nieuwe financiële instrumenten en maatregelen die leiden tot een overdracht van nationale bevoegdheden aan de Unie vaak op weerstand van het machtige constitutionele hof in Karlsruhe en het – in verhouding tot andere lidstaten – eveneens machtige parlement. 

Aanpassingen van het beleid op centrale vraagstukken zijn zonder Duitsland onhaalbaar (dat zijn ze soms echter ook waar het initiatief tot aanpassing van Duitsland uitgaat, zie de pogingen tot hervorming van het Dublin-systeem en de verdeling van vluchtelingen binnen de EU), en Duitsland kan zowel een drijfveer als een struikelblok zijn als het gaat om de toetreding van nieuwe lidstaten. Kortom, Duitsland zit in een machtpositie, en dit zal zo blijven.

Anderzijds zijn er factoren die het schrikbeeld van de Duitse hegemonie in Europa duidelijk tegenspreken. Het belangrijkste voorbeeld is het Duitse federalisme, dat er op zeer betrouwbare wijze voor zorgt dat Duitsland ook met betrekking tot structurele vraagstukken vaak niet met één stem spreekt. Zo komt het voor dat binnen dezelfde week de federale regering de Hongaarse omgang met vluchtelingen ten scherpste veroordeelt, en de Landesregierung van Beieren Victor Orbán op staatsbezoek uitnodigt. 

Duitsland, hegemon?

In Brussel zijn het wel de federale ministers en de bondskanselier die voor Duitsland spreken, ook zij moeten echter rekening houden met de sterke, en structureel diep verankerde, verdeling van de politieke mening in hun land. Een tweede belangrijke factor is politiek-cultureel van aard, namelijk het feit dat Duitsland zichzelf niet als Europese hegemon begrijpt. Tenminste in het openbaar aarzelt de Duitse politiek nog steeds, om haar feitelijk leidende rol in de EU te erkennen, en dit is niet alleen koude berekening maar een vast bestanddeel van het naoorlogse Duitse zelfbesef, dat, ondanks alle feitelijke macht en ondanks tegenovergestelde signalen tijdens de Griekenlandcrisis, ook en met name door de regering Merkel wordt voortgezet. Het is te verwachten, dat dit ook tijdens de komende jaren zo gaat blijven.