Is de houdbaarheidsdatum van ons parlementair stelsel overschreden?

Nicolas Cramer, Parlementair Documentatie Centrum Universiteit Leiden

Is ons parlementair stelsel nog wel voldoende toekomstbestendig? Dat is de vraag die de Eerste Kamer aan een nog in te stellen staatscommissie zou willen voorleggen. Zij sprak die wens - na een lezenswaardig debat - uit in een motie die op 2 februari 2016 met 47 stemmen voor en 28 stemmen tegen werd aangenomen. Daarbij was de Eerste Kamer wat de reikwijdte van de motie betreft bepaald niet kinderachtig. Zo zal deze staatscommissie zich moeten bezinnen over 'over verkiezing, taken, positie en functioneren van het parlementair stelsel en de parlementaire democratie'. Ook zou de commissie zo nodig voorstellen tot aanpassing moeten doen.

De overwegingen achter deze vraag laten zien dat de Eerste Kamer geen last heeft van een tunnelvisie. Naast de Europese besluitvorming, de decentralisatie van taken naar andere overheden, de wispelturigheid van de kiezer, de digitalisering en de opkomst van de social media noemt de Kamer als eerste en belangrijkste (?) overweging de veronderstelde ambitie van de Nederlandse burger om 'meer betrokkenheid bij beleid en politiek'.

Waar de vraag zo breed is, past het ook om ver terug te kijken, bijvoorbeeld naar het recept dat Montesquieu 286 jaar geleden aan onze constitutie-bouwers heeft meegegeven. Zijn recept voor het inrichten van een goed werkende parlementaire democratie bepaalt immers nog steeds voor een groot deel de architectuur van ons huidige parlementair stelsel.

Het recept van Montesquieu

Dit recept kent drie cruciale ingrediënten die elkaar op kunstige wijze aanvullen, versterken en in evenwicht houden. Het resulterende democratische gerecht heeft in ieder geval niet verhinderd dat Nederland zich tot één van de gelukkigste landen van de wereld kan rekenen.

Het kritisch bezien van deze ingrediënten en hun samenhang in onze moderne tijd ligt in de rede. Zou het bijvoorbeeld niet zo kunnen zijn dat de houdbaarheidsdatum van deze ingrediënten inmiddels al ver overschreden is?

Zou zo niet de muffe smaak die veel burgers bij ons hedendaags democratisch gerecht menen te proeven, verklaard en door aanpassing aan de eisen van onze tijd weggenomen kunnen worden? Of zou die vieze bijsmaak niet ook veroorzaakt kunnen zijn doordat we de onderlinge verhouding tussen deze ingrediënten uit het oog verloren hebben of dat nieuwe minder passende ingrediënten de smaak onbedoeld bederven?

Ter inspiratie van de toekomstige staatscommissie lopen we de ingrediënten vast even na:

  • 1. 
    Spreiding van macht

De gedachte dat er geen macht mag zijn die zo nodig niet door een andere macht gecontroleerd en gestopt kan worden is veruit het bekendste ingrediënt van Montesquieu en lijkt nog weinig aan actualiteit verloren te hebben als we de krant van alle dag mogen geloven die ons op dit punt steeds weer nieuwe verrassingen presenteert.

Zelfs het goede behoeft een teugel vond Montesquieu en je zou je bijvoorbeeld kunnen afvragen of we op dit punt niet te soepel zijn geworden. Het in het leven roepen van bewust op een afstand van de politiek geplaatste zelfstandige bestuursorganen die deze spreiding van macht niet als eerste in het vaandel hebben staan, zou Montesquieu vast niet vrolijk stemmen.

  • 2. 
    Daadkracht en draagvlak in balans

De nog steeds actuele betekenis van dit ingrediënt laat zich aardig illustreren aan de hand van de huidige perikelen rond de Europese Unie waar het gebrek aan draagvlak bij de Europese bevolking de daad- en slagkracht van deze unie parten speelt. Pogingen om het draagvlak te verbeteren zijn dan ook begrijpelijk, maar nog niet zo eenvoudig.

Zo kunnen referenda wellicht het draagvlak versterken, maar dit instrument heeft als ongewenst neveneffect dat zij de zaken vertraagt en daarmee ook de daadkrachtzijde van de balans uit evenwicht brengt. Bovendien vergt dit instrument dat op een geloofwaardige wijze wordt omgegaan met de uitslag. Waar dat niet gebeurt, zal de beoogde draagvlakwinst al gauw in het tegendeel verkeren.

  • 3. 
    Doenlijke taken en verstandige vertegenwoordigers

Montesquieu had de praktische gedachte dat je in een staatkundig bestel geen ondoenlijke taken moet neerleggen. Hoewel hij vond hij dat de wetgevende macht eigenlijk bij het volk zelf zou moeten berusten, was dit voor hem de reden om het volk in plaats daarvan verstandige volksvertegenwoordigers te laten kiezen.

Immers het zou voor het volk ondoenlijk zijn om voor ieder te nemen besluit op te komen draven om zijn stem uit te brengen. Hij was van mening dat de burger daar noch tijd, noch vaardigheden, noch kennis voor had. Er moet immers ook nog gegeten, gewerkt en geslapen worden en kennis en politieke talenten komen je niet vanzelf aanwaaien. Politiek bedrijven was in zijn ogen gewoon een 'vak'.

Waar de in te stellen staatscommissie zich dan ook op zal moeten bezinnen, is de vraag of de technische zegeningen van onze moderne tijd de praktische beletselen die Montesquieu zag, niet weg zouden kunnen nemen. Immers met een slimme telefoon valt het 'opdraven' wel mee en wat de vereiste kennis en talenten betreft: waar de burger veertig jaar geleden alleen onder begeleiding van het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf een stekker in het stopcontact mocht steken, weet de doorsnee burger tegenwoordig met slim 'doe het zelf'-gereedschap zijn eigen woning in goede staat te houden.

Ligt dan de weg naar 'meer betrokkenheid bij beleid en politiek' of zelfs naar de 'doe het zelf'- democratie - of deftiger - de participatie-democratie niet voor ons open? Het antwoord op deze vraag is een aparte column waard, maar voor wie daar niet op wachten kan:

Klik HIER om te lezen wat het Sociaal Cultureel Planbureau ons zegt over het participerend vermogen van de samenleving en de belastbaarheid van de burgers in zijn rapport Niet buiten de burger rekenen!