Gele kaartprocedure: "Tweede Kamer, wees leeuw noch lam, maar wijze uil".

Het Nederlandse parlement doet het goed als het erom gaat om naar Europese wetsvoorstellen te kijken. Jammer alleen dat het als machtsinstrument wordt opgevat, en niet als constructief dialoog.

Sinds het Verdrag van Lissabon zijn nationale parlementen uitgenodigd om Europese wetsvoorstellen aan een subsidiariteitstoets te onderwerpen. Als iets beter nationaal kan worden geregeld, kunnen de Tweede en Eerste Kamer een brief naar Brussel sturen. Als genoeg parlementen bezwaar uiten, moet het voorstel niet per se ingetrokken maar in ieder geval heroverwogen en opnieuw gemotiveerd worden.

Genuanceerde wetenschappers vinden dat je de “subtoets”, zoals men in Den Haag zegt, vooral niet als medewetgeving moet begrijpen, laat staan als vetoprocedure. Het gaat veeleer om het stellen van intelligente vragen aan Brussel, om de kwaliteit van de motivering van Europese wetgeving. En toch blijven de instincten van de politici nog steeds dezelfde. De zelfreflectie van de Tweede Kamer over haar rol in de EU van april, getiteld “Bovenop Europa”, draait op dat punt vooral om één vraag: hoe krijgen we genoeg andere parlementen gemobiliseerd om Europese wetsvoorstellen tegen te houden? Terwijl het Nederlandse parlement eigenlijk heel braaf is: het houdt zich in zijn brieven aan de Europese Commissie aan het formaat, en loopt de punten subsidiariteit, rechtsbasis en evenredigheid keurig af. In de Britse House of Lords of de Duitse Bondsraad trekt men zich bijvoorbeeld helemaal niets van dat formaat aan, en zegt men gewoon wat men vindt. Misschien vindt men in Den Haag dat je voor zoiets vooral bij je ministers moet zijn.

Hoe dan ook: een dialoog over de rechtvaardiging van Europese wetten is waardevol, maar je moet het kennelijk brengen als een leuke manier om voorstellen af te schieten, anders doet niemand mee. Of je haalt mensen over de streep in de naam van de democratiebewaking, ook al heeft de subtoets veel meer met transparantie en wetgevingskwaliteit te maken dan met democratie. Maar dat doet er niet toe. Als er maar belangstelling is voor Europese wetgeving, en voor wat Nederlandse ministers en Nederlandse ambtenaren stiekem in Brussel proberen uit te spoken, is dat prima. En grondiger gemotiveerde wetsvoorstellen van de Europese Commissie zijn dan mooi meegenomen.

Pjilipp Kiiver, mei 2011