Staatscommissies en constitutionele vernieuwing

dinsdag 23 juni 2015, 17:07, analyse van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

Staatscommissies en constitutionele vernieuwing gaan niet goed samen. Vooral niet als constitutionele vernieuwing impliceerde dat de grondwet moest worden gewijzigd. Zelfs de integrale herziening van de grondwet van 1983 leidde niet tot (grootschalige) vernieuwingen. Taalkundig werd de grondwet toen bij de tijd gebracht. Ook het hoofdstuk grondrechten kreeg vorm. Door de afwezigheid van het toetsingsrecht bleef de impact daarvan relatief beperkt.

Tal van staatscommissies commissies hebben zich daarna dan ook wederom gebogen over staatsrechtelijk vernieuwingen: de commissie Biesheuvel (1982-1985), de Commissie De Koning (1990-1991) over staatkundige vernieuwing, en de Commissie Thomassen (2009- 2010). Wel zijn er de laatste jaren enkele initiatieven (vanuit de Tweede Kamer) gestart om wederom (nadat eerdere pogingen in de Eerste Kamer strandden!) te komen tot een grondwetswijziging inzake het referendum en de deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoemingen en tot de invoering van het rechterlijk toetsingsrecht. Een 2/3 meerderheid voor deze drie voorstellen is echter zeer kwestieus.

Constitutioneel, niet grondwettelijk, is er de laatste decennia wel veel veranderd. De Tweede Kamer is sinds 2012 door een verandering in haar RvO nu de baas van de kabinetsformatie. Het Europees semester en de ‘fiscal compact’ hebben tot verschuivingen geleid in het primaat over begrotingspolitiek. Überhaupt kan gezegd worden dat de EU na Maastricht en Lissabon door uitbreiding van meerderheidsbesluiten en competenties het bereik van de staten heeft ingeperkt. En in de rechtspraak zijn internationale mensenrechten, en vooral het EVRM, een grote rol gaan spelen ten aanzien van beoordeling van wetgeving. Grote constitutionele veranderingen liggen verder in het verleden:de grondwetswijziging van 1848 en begin 20ste eeuw, de pacificatie met algemeen kiesrecht, evenredige vertegenwoordiging en de onderwijsvrijheid.

De commissie ‘Hermans’

En dan wordt er nu gewerkt aan een nieuwe staatscommissie, die in het spraakgebruik al de commissie Hermans genoemd wordt. Een aanleiding achter dat initiatief is de rol van de Eerste Kamer en de perceptie dat de EK chambre de réflexion behoort te zijn en een gebrekkige democratische legitimatie heeft, maar toch wetgeving vanuit de Tweede kamer kan en mag blokkeren. 

Het lastige daarbij is dat de EK samenhangt met een constitutionele balans en rechtsstatelijke aspecten zoals: de rol van de Raad van State, toetsingsrecht, referendum (raadgevend referendum zoals dat per 1/7/2015 in werking treedt), fragmentering van het politieke landschap en het kiesstelsel, legitimiteit van de EK. Het zoeken is nu naar een commissie die oplossingen kan bedenken die ook aanvaardbaar zijn ( met een twee derde meerderheid!) in de Staten Generaal. Is dan een commissie de beste aanpak, of is dat een beetje een ouderwets instrument?

Ik zou voorstellen om het proces opener en transparanter te maken. Dat is natuurlijk al eens eerder gebeurd met de Nationale Conventie in 2006, en de aanbevelingen daarvan zijn toen ook al in schoonheid gesneuveld. Ten aanzien van de grote vraagstukken zoals ik die hiervoor noemde zou een commissie in een open proces een aantal scenario's kunnen maken, waarin plannen ten aanzien van de EK samenhangen met toetsingsrecht, kwaliteit van wetgeving, kiesstelsel e.d. Scenario's van coherente stelsels waarin doelmatigheid, zeggenschap, kwaliteit en rechtmatigheid samenhangen én op een samenhangende manier worden beschouwd. 

Deze worden dan in een publiek proces via internet teruggebracht tot twee of drie scenario's. En die worden daarna via een volksraadpleging voorgelegd. Op deze manier betrekken we in den brede een ieder bij de inrichting van het constitutionele stelsel, en kunnen oplossingen samenhangend worden bezien. Dat lijkt mij beter dan een commissie van politici en (andere) wijzen die stilletjes broedt op een plan dat vervolgens geen 2/3 meerderheid behaalt.