Terug van weggeweest

Jan Willem van Rossem is universitair docent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht

5 juni 1806 is een bijzondere datum in het Nederlandse staatsrecht. Dan komt een einde aan de Bataafse Republiek en houdt het Nederlandse volk formeel gesproken op soeverein te zijn. Deze soevereiniteit heeft het Nederlandse volk nimmer teruggekregen. Althans, niet in grondwettelijke zin. Anders dan het geval is in de meeste andere Europese monarchieën, zwijgt onze Grondwet in alle toonaarden over de grondslag van het overheidsgezag. Het enige dat zij over het volk kwijt wil, in artikel 50, is dat dit wordt vertegenwoordigd door de Staten-Generaal.

De laatste tijd is het Nederlandse volk echter hard op weg om het meer dan tweehonderd jaar geleden prijsgegeven terrein terug te winnen. Dat gebeurt sluipenderwijs, buiten het pad van de Grondwet om, met hulp van de Staten-Generaal, maar ook tegen de parlementaire stroom in. Voorlopige climax is de Wet raadgevend referendum, die vorig jaar in werking trad en twee weken geleden haar eerste, voor menigeen toch wat wrange vrucht afwierp. Maar ook andere constitutionele wapenfeiten zijn onderdeel van deze dynamiek, zoals het burgerinitiatief, de nieuwe regels voor de kabinetsformatie en zelfs de openbare beëdiging van ministers.

Interne en externe soevereiniteit

De bevolking eigenaar van de publieke zaak maken is van verschillende politieke partijen een oude wens. Deze wens komt in de eerste plaats voort uit optimisme over het vermogen van burgers om democratisch te handelen. Maar men voelt zich in Den Haag ook opgejaagd door de schijnbaar almaar groeiende kritiek op het functioneren van de representatieve democratie. Zoals bekend wordt deze kritiek op haar beurt weer gevoed door het proces van Europese integratie en de (ervaren) onmacht van het parlement om in dat proces de belangen van het Nederlandse volk te behartigen. Aldus ontvouwt zich een even merkwaardige als verklaarbare paradox. Waar voor Nederland als gevolg van Europese integratie de externe soevereiniteit steeds meer uit het zicht verdwijnt, halen organen van de Nederlandse staat de banden met de interne soeverein juist weer aan.

Deze laatste reageert niet bepaald deemoedig op de avances uit Den Haag. Dit werd pijnlijk duidelijk op 21 januari 2014, bij de behandeling in de Tweede Kamer van een burgerinitiatief over een referendum bij bevoegdheidsoverdrachten naar de Europese Unie. Initiatiefnemer Thierry Baudet hield de Kamer toen voor dat zij bezig was zichzelf op te heffen. Daartoe had het parlement volgens Baudet evenwel het recht niet. Die beslissing was voorbehouden aan het soevereine volk. Uiteraard kan Thierry Baudet niet worden vereenzelvigd met dit volk. Het soevereine volk is echter een amorfe massa. En dus is het relevant wie namens hem het woord neemt, zoals we ook rond het referendum over het associatieakkoord met de Oekraïne hebben kunnen zien.

Interne soevereiniteit leidt tot Nexit-referendum?

In de wereld van het staatsrecht klinken zulke machtsaanspraken maar beperkt door. Zolang de Grondwet blijft zwijgen over het fenomeen soevereiniteit, is de commune opinie dat de Nederlandse democratie hierdoor niet wordt aangedreven. Dit standpunt staat steeds meer los van de constitutionele werkelijkheid. Met confessionele, van oudsher tegen volkssoevereiniteit gekante partijen op hun retour, zal het gros van de Kamerleden niet twijfelen de soevereiniteit bij het volk neer te leggen. Een meerderheid van hen toont zich zelfs bereid het grondwettelijke recht tot het uiterste op te rekken. Anders kun je de beslissing van veel politici om bindende kracht toe te kennen aan een bij gewone wet ingevoerd, niet-bindend referendum niet uitleggen.

Legt de ontwikkeling naar meer interne soevereiniteit veel gewicht in de schaal wat betreft het zelfbeschikkingsrecht van Nederland binnen de Europese Unie? Waarschijnlijk niet waar het gaat om bewegingsruimte binnen bestaande institutionele kaders. De genoemde ontwikkeling brengt mogelijk wel een referendum over een Nexit dichterbij. Een afrekening met de gebeurtenissen in 1806 is dan in de maak. Destijds besloten Bataafse hoogwaardigheidsbekleders, onder druk van Napoleon, af te zien van een referendum over een verdrag met Frankrijk dat de komst van Lodewijk Napoleon en het Koninkrijk Holland voorbereidde. Het volgens de Bataafse staatsregeling soevereine volk had het nakijken. Het volk van nu mist deze formele status. Bij een referendum over een Nexit zouden de hoogwaardigheidsbekleders van vandaag hierin echter geen beletsel zien om hun oren bij hem te luister te leggen over een evenzeer fundamenteel verdrag.