Kiesdrempels dragen niet bij aan regeringsvorming

vrijdag 23 september 2016, 16:50, column van Prof.Mr. Erik Jurgens

We hadden een systeem waarbij kandidaten voor de Tweede Kamer gekozen werden in kiesdistricten. Daar moest je een absolute meerderheid halen, anders volgde er een tweede ronde tussen de twee met de meeste stemmen.

Beter dan het Britse systeem (“first past the post”, zodat je met 30% al gekozen kunt zijn als er veel kandidaten zijn!). In 1917 werd het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging (EV) bij ons ingevoerd. Er was vooraf enige discussie geweest over de vraag of EV wel bijdraagt tot democratische besluitvorming.

EV is vooral een zuivere afspiegeling van de verhouding bij de kiezers tussen de verschillende partijen, of kieslijsten (zoals de PVV). Ook de Eerste Kamer is dus een afspiegeling van de politieke verhoudingen.

Maar die mooie afspiegeling levert op zichzelf niets bij aan het vormen van een parlementaire meerderheid, hetgeen bij Tweede Kamerverkiezingen van groot belang is. Geen probleem, dacht men toen, dat lossen de grote partijen in de praktijk wel op. Maar die bestaan nauwelijks meer. Versplintering is wat we zien bij de kiezers, geen meerderheidsvorming.

De gedachte in de jaren 1970 (voorstel Van Thijn (PvdA) Goudsmit (D66) en Aarden (PPR)) om de kiezer een extra stem te geven (op kandidaten voor het ambt van kabinetsformateur) haalde het niet. Bedoeling was om coalities te laten ontstaan al voor de verkiezingen rond zo’n kandidaat-formateur. Aldus kreeg de kiezer ook een stem inzake coalitie en regeringsvorming.

Voorstellen zijn ook over de jaren gedaan om die afspiegeling af te dempen door het stellen van een hogere kiesdrempel.

Tot 1956 - met honderd zetels in de Tweede Kamer - was die drempel 1%. Bij 150 zetels werd dat 0,66%, wel heel laag. Niemand dacht er aan om de drempel gewoon op 1% te laten staan, en te eisen dat je die 1% echt moest halen.

Maar echt geholpen zou het niet hebben. Een systeem vooral gericht op afspiegeling is eigenlijk ongeschikt voor een parlementaire democratie. Zelfs de draconische eis van 5% die geldt in de BRD, deze helpt niet. Het kostte de vorige keer zelfs een voormalige regeringspartij de kop (FDP).

Ook helpt in de BRD niet het feit dat je als kiezer zowel kunt stemmen op een kieslijst (partij), als - met een tweede stem - op een persoon in jouw kiesdistrict. Dat element van het districtenstelsel maakt de keuze wel iets persoonlijker dan bij ons, maar helpt niet.

Wij verlaagden destijds hoopvol de eis dat een kandidaat 50% van de kiesdeler moest halen om met voorkeurstemmen gekozen te worden (ook een kiesdrempel!), en wel naar 25%. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen lukte het één kandidaat om aldus te worden gekozen…

Al met al zitten we met die afspiegeling. Het wordt niet meer gecompenseerd door het feit dat, zoals tot voor kort, er in feite drie grote politieke stromingen zijn. Er zijn er nu wel zeven (VVD, PvdA, CDA, GL, D66, PVV, SP) die de buit moeten delen, met ook nog een paar kleintjes.

De kiezer mag zich via EV eerlijk vertegenwoordigd achten. Dat is mooi. Maar de gekozen vertegenwoordigers weten niet wat voor een beleid die kiezers in de praktijk willen. Anarchie dreigt. Wijziging van het kiesstelsel is al vaak aan de orde geweest. Van Thijn-Goudsmit-Aarden was het enige concrete voorstel. Bijna een halve eeuw geleden… Vergeet het dus maar.

Erik Jurgens