N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘De meeste politici deugen, maar de spelregels niet’ - verslag van het Actualiteitendebat 'Anders kiezen'
DEN HAAG (PDC) - ‘De meeste politici deugen, maar de spelregels niet’, zei Kristof Calvo gisteren tijdens het Actualiteitendebat, dat werd georganiseerd door het Montesquieu Instituut, in samenwerking met Nieuwspoort, ProDemos en Filmhuis Den Haag. Met in gedachten de policy paper ‘Vergezichten over Vertegenwoordiging’ van Kristof Calvo en Simon Otjes over de Nederlandse en Belgische kiesstelsels en de vijf voorstellen die zij daarin doen, gingen Otjes en Calvo onder leiding van Eva Kuit in debat met VVD-senator Henk Jan Meijer en NRC-journalist Wafa Al Ali. In de paper worden vijf utopische voorstellen gedaan om los van het huidige politieke systeem te kunnen nadenken over vernieuwing. Otjes wees erop dat onderzoek wel keer op keer uitwijst dat het Nederlandse kiesstelsel één van de beste kiesstelsels van Nederland is, dus dat daarom ook enkel een radicale verandering kan zorgen voor verbetering.
Tijdens de inleiding lichtte Otjes eerst twee ‘utopische voorstellen’ uit. Allereerst het voorstel voor het opdelen van de kiesgerechtigden in leeftijdscohorten. Hierbij zouden dan bijvoorbeeld alle 18-jarigen, 19-jarigen, 20-jarigen et cetera een eigen vertegenwoordiger hebben. Het doel hiervan is om jonge mensen een duidelijkere stem te geven in de politiek en ze zo ook meer te betrekken. Het tweede uitgelichte voorstel was het instellen van een gelote Kamer naast een gekozen Kamer. Deze gelote Kamer zou dan een veto kunnen uitspreken over de voorstellen van de gekozen Kamer. Calvo nam het tweede deel van de inleiding voor zijn rekening, waarin hij toelichtte hoe de vijf utopische voorstellen uit de paper naar de praktijk kunnen worden omgezet. In plaats van de gelote Kamer zouden Kamercommissies bijvoorbeeld uit een mix van gelote burgers en gekozen vertegenwoordigers kunnen bestaan. Meijer wees erop dat lokaal al meer gebruik wordt gemaakt van burgerfora of andere vormen van burgerparticipatie. In zijn tijd als burgemeester heeft hij hier ook veel mee gewerkt, en heeft dit als zeer effectief ervaren. Al Ali merkte op dat slechts twee partijen burgerfora in hun programma hadden bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen, terwijl veel partijen de mond vol hebben over ‘de band tussen burger en politiek versterken’. Dit is voor haar een teken dat veel partijen op dit vlak niet de daad bij het woord willen voegen.
Na de inleiding vroeg Al Ali zich hardop af welk probleem er nou eigenlijk zou worden opgelost met de voorstellen. Voor haar vormt het grootste probleem dat vrijwel alle politieke partijen ongrondwettelijke voorstellen deden in hun verkiezingsprogramma’s en dat dit de kiezers niet leek te deren. Als dit de stem van burgers niet beïnvloedt, dan is de vraag hoeveel zin andere vormen van participatie hebben. Er zou werk van gemaakt moeten worden om zowel burgers als politici meer expertise op dit gebied te geven, aldus Al Ali.
De macht van politieke partijen was ook een onderwerp van discussie. Voor Calvo en Otjes staat dit de invloed van burgers op welke personen in het parlement komen in de weg, omdat de partijleiding in veel gevallen de kandidatenlijst bepaalt. Otjes heeft uitgerekend dat 147 van de 150 Kamerleden bij de laatste verkiezingen hun zetel te danken hadden aan hun plek op de lijst. Meijer wees erop dat het echter ook van belang is dat partijen voor continuïteit kunnen zorgen en voor bestuurlijke meerderheden.
Op een vraag uit het publiek wat men kan doen om te zorgen dat ook niet-stemmers meer een plek kregen in de politiek, opperde Meijer dat je die zetels leeg zou kunnen laten, om zo duidelijk te maken dat die groep zich niet vertegenwoordigd voelt. Calvo wees er ook op dat na de verkiezingen niet-stemmers eigenlijk geen enkele rol meer spelen in de politiek. Hij vond dit onderwerp, wat te doen met mensen die niet of blanco stemmen, een mooie aanleiding voor een volgend debat.