N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘De nieuwe bestuurscultuur.’ De kabinetsformatie en verder
Terwijl Den Haag galmde van pleidooien voor een nieuwe bestuurscultuur voltrok de kabinetsformatie zich in grote beslotenheid. Er werd zelfs niet gelekt, hooguit slordig met vertrouwelijke stukken omgesprongen. Zelfs de Tweede Kamer, op papier de regisseur van de formatie, werd spaarzaam geïnformeerd - en liet het gebeuren. Er is geen nieuwe bestuurscultuur voor nodig om het parlement er meer bij te betrekken. Is het te veel gevraagd dat de Kamervoorzitter, net als vroeger de Koningin, desnoods (regelmatig) vertrouwelijk wordt ingelicht over de stand van zaken? Dat ze om een brief moest vragen, is toch wat al te armetierig.
De oppositie viert die nieuwe bestuurscultuur als een feestje. Alsof het regering en coalitie verplicht zichzelf steeds weer ter discussie te stellen. Hoog tijd om weer met beide benen op de grond te gaan staan, De nieuwe bestuurscultuur zal echt niet betekenen dat een coalitie kwesties uitonderhandelt en verantwoordelijkheid wil nemen voor de gesloten compromissen (inclusief alle gedoe, affaires en tegenslagen), en dat daarna andere fracties zich vrij achten om desgewenst te kunnen verlangen dat ook hun wensen worden gehonoreerd.
Nieuwe bestuurscultuur zou moeten zijn dat de Tweede Kamer goed en tijdig én volledig wordt geïnformeerd. Dat het parlement de wetgeving en de uitvoerbaarheid kritisch, ter zake kundig en diepgravend bespreekt. Dat rechters de wetgever op de huid zouden mogen en vooral ook moeten zitten. Dat de Tweede Kamer een effectievere werkwijze ontwikkelt met negentien fracties - en erkent dat maar een paar fracties alle commissies kunnen bemensen. Dat uitvoering van beleid zo mogelijk nog belangrijker is dan het bedenken van nieuw beleid. Dat wetgeving ook bestaat uit het evalueren van bestaande regels en uitvoering en het zorgen voor kwaliteit en uitvoerbaarheid.
Dualisme wordt aan het Binnenhof veel te vaak opgevoerd als een vorm van gemakzucht, een kwestie van vrij en onbeperkt prijsschieten, met name van de oppositie. Alsof men in sprookjes gelooft. Dualisme is niet op de tast regeren. Het is tegenwicht bieden aan wat de regering presenteert. Zoek het in goed onderzoek (á la de Commissie die het toeslagenschandaal in kaart bracht), in analyses van feilen in regels, in een degelijk toeslagen/fiscaal stelsel, in samenspraak/dialoog met de rechterlijke macht als deze rechtmatigheidsfouten en uitvoeringshardheid constateert, in samenwerking met instituties zoals de Nationale Ombudsman.
In het regeerakkoord is de nieuwe bestuurscultuur niet veel concreter geworden. Wát gaat er nu precies veranderen? Komen er cruciale staatsrechtelijke veranderingen ten aanzien van referendum, rol en belang van de Eerste Kamer, rechterlijk toetsingsrecht en bewaking van de proportionaliteit van harde regels, bestaffing en ondersteuning van het parlement? Tot nu toe komt ook de Tweede Kamer komt nog niet veel verder dan goede bedoelingen. Er is niet veel meer dan een reeks, op zich nuttige aanbevelingen van een commissie onder voorzitterschap van Kees van der Staaij [SGP]. Maar of dat gaat leiden tot minder moties, minder interrupties, minder grote woorden, minder aanvallen en minder beledigingen? Vindt dat advies eenzelfde rustplaats - diep in een bureaula - als de aanbevelingen die tien jaar geleden voortvloeiden uit een parlementaire zelfreflectie?
Een van die concrete bestuurlijke vernieuwingen zou het rechterlijke toetsingsrecht kunnen zijn. Het is een item dat al jarenlang aan de orde is. Het kabinet gaat het uitwerken en ook dat klinkt niet erg dynamisch, voortvarend of concreet. Terwijl er alle aanleiding toe is het serieus ter hand te nemen. Het vertrouwen van de burger in de politiek daalt en vooral bij specifieke groepen in de samenleving. Er is sprake van een serieuze vertrouwensbreuk en dat laat zich met alleen maar miljarden niet herstellen. Hulp van de rechter kan behulpzaam zijn die schade te repareren: de rechter als instantie die een bijdrage levert aan de betrouwbaarheid van de overheid door overheidshandelen te controleren. Niet alleen door het te toetsen aan verdragen, maar ook aan algemene rechtsbeginselen en de eigen grondwet. Daar is geen constitutioneel hof voor nodig.
Trek het breder. Wat meer in het algemeen nodig is, is constitutioneel onderhoud: staatsrechtelijke instellingen die op correcte en gepaste wijze met elkaar omgaan, door betrouwbare informatie, door gedegen en degelijke wetten en regels, door aandacht voor uitvoering, door oordelen en adviezen van anderen (de Nationale Ombudsman) serieus te nemen, door zichzelf te onderwerpen aan oordelen van de rechter over de kwaliteit en rechtsstatelijkheid en evenredigheid van wetgeving.
Aalt Willem Heringa is hoogleraar vergelijkend staatsrecht aan de Universiteit Maastricht. Jan Schinkelshoek, oud-lid van de Tweede Kamer voor het CDA, lid adviseur van het Montesquieu Instituut.
Dit is een voorpublicatie uit de bundel over de kabinetsformatie ‘Lang, te lang’, een nieuwe aflevering in de Montesquieu Reeks die in de tweede helft van maart verschijnt.