Langzaam op stoom: beleidsdaden en wetgeving in een half jaar Rutte IV

maandag 27 juni 2022, 13:00, analyse van Prof.Dr. Bert van den Braak

Ieder kabinet heeft enige tijd nodig om met zichtbare plannen te komen en dat is zeker het geval als de eerste (eigen) begroting nog even op zich laat wachten. Voor Rutte IV geldt natuurlijk wel dat de politieke samenstelling niet anders is dan die van Rutte III. Normaal zou er dan veel 'liggen'. Maar het kabinet-Rutte III, immers demissionair sinds januari 2021, was niet enorm ambitieus (zeker niet op wetgevingsgebied) en had het ontwikkelen van nieuwe plannen even in de ijskast gezet.

Rutte IV kreeg bovendien te maken met acute kwesties, waarvan de oorlog in Oekraïne de ernstigste was. Die heeft immers impact op de economie (met name de inflatie), leidde tot extra druk op de asielketen en maakte extra defensie-inspanningen onvermijdelijk.

Van de 'oude' dossiers zijn afhandeling van het toeslagenschandaal en van de problemen in het Groningse gaswingebied de meest aansprekende, maar bijvoorbeeld ook de haperende asielketen en de aanpak van zware criminaliteit vroegen al veel aandacht.

Eerste plannen

De losgebarsten discussie over de stikstofproblematiek laat zien dat het kabinet nu wel echt op stoom aan het komen is. Eerder verscheen ook een Defensienota van minister Ollongren en staatssecretaris Van der Maat en kwam minister Jetten met plannen over het behalen van de klimaatdoelen. Staatssecretaris Van Ooijen heeft contouren aangegeven van een nieuw jeugdhulpbeleid. En zo zijn er meer.

Bij het stikstofbeleid van de ministers Van der Wal en Staghouwer gaat het nog om een eerste aanzet: het aangeven van de doelen en een globale routekaart. Gezien de maatschappelijke impact zal het nog de nodige politieke strijd opleveren.

Wetgeving

Zes maanden na zijn aantreden heeft het vierde kabinet-Rutte bijna veertig wetsvoorstellen ingediend, waarvan er vijf als noodwet zijn te beschouwen (onder meer over de Oekraïnecrisis). Eén daarvan, over de vijfde verlenging van de geldingsduur Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19, is inmiddels door de Eerste Kamer verworpen.

De overige circa 35 wetsvoorstellen zijn hoofdzakelijk van ondergeschikt belang. Er zitten bijvoorbeeld zeven wetsvoorstellen bij ter implementatie van Europese richtlijnen. Verder gaat het bijvoorbeeld om de opleidingseisen van beveiligers in de havens, het verankeren van een experiment bij de lerarenopleiding, enkele goedkeuringswetten van verdragen en wetgeving inzake de Caribische gebieden.

De twee belangrijkste voorstellen zijn de Wet toekomst pensioenen en de wet die de Natuurcompensatiebank instelt. Recentelijk kwam minister De Jonge met een wetsvoorstel over goed verhuurderschap.

Dat wetgevingsinitiatieven nog even op zich laten wachten heeft twee belangrijke oorzaken. Ten eerste is wetgeving minder belangrijk dan het verleden was. Veel beleid komt zonder wetgeving tot stand, denk aan de klimaataanpak. Voor het stikstofbeleid geldt dat dit vooral op regionaal niveau vorm moet krijgen. Daarnaast zijn er complexe vraagstukken, die meer tijd vragen. Het omvormen van het toeslagenstelsel of een belastingherziening zijn gewoon ingewikkeld.

Historisch perspectief

Omstandigheden waarin kabinetten aantreden, verschillen meestal. Het in mei 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl nam als eerste de vooral symbolische stap om de eigen salarissen te matigen. De oliecrisis van het najaar van 1973 leverde onvoorziene problemen op. De begroting voor 1973 leidde niettemin tot belangrijke koerswijzigingen ten opzichte van het voorgaande centrumrechtse kabinet.

Toen het eerste kabinet-Lubbers in november 1982 aantrad lag er al een begroting (van het zomerkabinet-Van Agt III). De toestand van de overheidsfinanciën maakte het voortvarend nemen van maatregelen (met name kortingen op salarissen en uitkeringen) wel direct noodzakelijk. Al na twee weken bracht het kabinet een nota uit over het sociaaleconomische beleid in 1983 en minister Ruding kwam direct met diverse belastingmaatregelen.

Voor het eerste paarse kabinet (Kok I) gold dat er in belangrijke mate voortzetting was van plannen die al onder Lubbers III waren voorbereid, bijvoorbeeld over de verzelfstandiging (denk aan de spoorwegen) en de privatiseringen in de energiesector. Het kabinet kwam toen bovendien snel met nieuwe wetgeving in de sociale zekerheid, zoals aanscherping van de referte-eisen in de WW, de nieuwe Nabestaandenwet en nieuwe regels over boeten in de sociale zekerheid.

Heel voortvarend was ook het kabinet-Rutte I (VVD/CDA, met gedoogsteun van PVV). Al snel ontvouwde dat kabinet plannen voor bezuinigingen op cultuur, natuur, ontwikkelingssamenwerking en defensie. In de twee jaar dat het kabinet aan het bewind was, werd belangrijke wetgeving tot stand gebracht . Denk aan de Politiewet (overigens al ingediend door Balkenende IV) en de Wet fraudeaanpak sociale zekerheid.

Langzaam?

De conclusie dat het vierde kabinet-Rutte langzaam uit de startblokken komt, is tot op zekere hoogte waar. Dat zit echter meer in de lange aanloop, met een formatie van bijna een jaar, dan in de daden van het kabinet. Veel was blijven liggen en vraagt nu om daadkracht. Hopelijk is iedereen daarvan doordrongen.

 

Prof.Dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.

Deze bijdrage stond in