De viering van 1813: het parlement liet meestal verstek gaan

Alleen in 1863 was er parlementaire belangstelling voor de in 1813 herwonnen onafhankelijkheid en de 'geboorte' van het Koninkrijk. In 1913 en 1963 gingen de herdenkingen voorbij zonder dat de Kamers daaraan veel aandacht besteed, behalve dat er in 1963 nog even werd gesteggeld over de kosten.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

1863

Tekening van een paleis voor de Staten-Generaal

Alle leden van de Tweede Kamer brachten op 18 november 1863 hulde aan de koning, om daarmee vijftig jaar Koninkrijk te herdenking. Bij de herdenking in 1863 stond in het parlement verder vooral de stichting van een paleis voor de Staten-Generaal centraal. Het kabinet-Thorbecke diende daartoe in oktober 1863 een wetsvoorstel in 'tot erkentelijke gedachtenis aan de vestiging van de hoofdbeginselen onzer Staatsregeling en het grondwettig verbond tusschen Ons Stamhuis en het Nederlandsche volk sedert 1813".

Erg enthousiast was de Tweede Kamer niet, al werd het voorstel nog wel aangenomen (met 29 tegen 19 stemmen). Maar er gebeurde daarna niets. Pas in januari 1865 kwam er een programma van eisen en een prijsvraag, die echter op niets uitliep. Het uiteindelijke ontwerp zou afbraak van een deel van het stadhouderlijk kwartier noodzakelijk maken  - waaronder de Eerste Kamer en de Trèveszaal! Vooral de conservatief Wintgens deed alles om dat te voorkomen en met succes. De plannen gingen uiteindelijk niet door en er kwam geen paleis.

2.

1913

Herdenkingspenning 1913

Op 21 november 1913 vaardigde de koningin een proclamatie uit en kwam er een gedenkpenning. De minister van Koloniën maakte tijdens de begrotingsbehandeling in november 1913 bekend dat er een comité was gevormd om 1813 feestelijk te herdenken. In Bandoeng! De antirevolutionaire fractievoorzitter Van der Voort van Zijp hekelde bij de algemene beschouwingen in december 1913 het feit dat in de troonrede geen enkele aandacht was besteed aan de herdenking. Dat was de enige parlementaire uiting in dat herdenkingsjaar.

3.

1963

Eerste dag-enveloppe herdenlingszagels

In 1963 werd gevierd dat het Koninkrijk 150 jaar bestond. Er kwam een nationaal comité onder voorzitterschap van kroonprinses Beatrix, er werd hier en daar wat gevierd (onder andere een slecht bezocht spectakelstuk in Nijmegen, wat overigens een particulier initiatief was), kerken en dagbladen besteedden er aandacht aan en sommige scholen gaven op 30 november vrij. Ook werden speciale herdenkingspostzegels uitgegeven.

In de troonrede van september 1962 werd die viering al aangekondigd en naar aanleiding daarvan maakten enkele fractievoorzitters er opmerkingen over tijdens de algemene beschouwingen van dat jaar.

Als enige wijdde de CHU-fractievoorzitter Pollema tijdens de algemene beschouwingen van 1963 in de Eerste Kamer enige woorden aan 1815, in het bijzonder aan de betekenis van Van Hogendorp. In de Tweede Kamer kwam de herdenking nauwelijks aan de orde. Het meest in het oog lopende moment was de behandeling van een begrotingswijziging (Hoofdstuk II) over de kosten verbonden aan de nationale herdenking 1813-1963).

De PSP'er Henk Lankhorst zette de herdenking 1813-1963 af tegen de in zijn ogen magere wijze waarop de bevrijding op 5 mei werd gevierd. Volgens de (republikeinse) PSP'er ging het bij de herdenking van 1813 meer om een restauratie dan om een vernieuwing. Hij vond de herdenking nogal geforceerd en had grote bedenkingen bij het daarvoor uitgetrokken bedrag (f 300.000).

Minister-president Marijnen vond het jammer dat Lankhorst zo negatief was. Hij wees erop dat er al een stroom van publicaties op gang was gekomen. Ook kranten, radio en televisie besteedden aandacht aan de herdenking. Verder werden enkele opmerkingen gemaakt over de tekorten die in Nijmegen waren ontstaan, maar daar bleef het bij. Alleen de PSP stemde tegen de begrotingswijziging. Het zelfde gebeurde in december 1963 in de Eerste Kamer.

In januari 1964 vierden beide Kamers in een gezamenlijke bijeenkomst wel wat uitgebreider het 500-jarig bestaan van de Staten-Generaal.

4.

2013

Of er in het parlement op enigerlei wijze aandacht wordt besteed aan tweehonderd jaar Koninkrijk is maar de vraag. Wel heeft de Tweede Kamer al aan historici de opdracht gegeven een boek te schrijven over de geschiedenis van dat instituut.

Dit artikel verscheen in 'De Hofvijver' nr. 36 d.d. 25 november 2013.