Vrouwen als lijsttrekker en premier

vrijdag 10 maart 2017, Monique Leyenaar, Hoogleraar Vergelijkende Politicologie

De verkiezingsdebatten in de aanloop naar 15 maart 2017 maken pijnlijk duidelijk dat het lijsttrekkerschap, en dus ook het premierschap, een zaak van mannen is. Vrouwen zijn weliswaar goed genoeg om als tweede op de kandidatenlijst te staan, maar wanneer de functie van partijleider vacant is, stromen zij in de grotere partijen niet door zo blijkt uit het overzicht van 60 jaar vrouwelijke ministers in Nederland.[1]

De concurrentie is nu eenmaal groot, het gaat immers om de machtigste politieke functie van Nederland. Wel blijkt uit de interviews met vrouwelijke ministers dat een aantal van hen er moeite mee heeft zichzelf te ‘verkopen’ door campagne te voeren voor haarzelf. Het lijkt een duivels dilemma: geeft men geen blijk van ambitie, dan bestaat de kans dat je – als vrouw – over het hoofd wordt gezien als kandidaat voor het lijsttrekkerschap. Want als premiers altijd mannen zijn geweest, beïnvloedt dit het stereotype beeld over hoe een leider hoort te zijn: de ‘typische minister-president’.[2] Doet een vrouwelijke dat wel, dan wordt zij onderdeel van het politieke spel waarbij de eigen, zeer sterke, profilering voorop staat. Leiderschapsverkiezingen zijn een ‘zero-sum game’, met slechts één winnaar waardoor het risico om af te branden hoog is. Bovendien is winst bij een leiderschapsverkiezing geen garantie voor een premierschap en zal men ook bereid moeten zijn om zitting te nemen in een kabinet als vicepremier of in de Tweede Kamer als fractievoorzitter. Dit kan ook een reden zijn om ervan af te zien.

Leiderschapswisselingen

Onderzoek naar leiderschapswisselingen in 55 politieke partijen in tien Westerse democratieën toont aan dat de kans op een vrouwelijke partijleider groter is wanneer de partij geen onderdeel uitmaakt van een regering en electoraal op verliezen staat. [3] Ten tijde van electoraal verlies, of wanneer de partijleider vanwege een schandaal moet opstappen, maken vrouwen kans om tot leider te worden gekozen. Redenen hiervoor zijn dat de competitie dan geringer is: prominente mannelijke partijleden en kandidaten voor het leiderschap besluiten om tot een volgende keer te wachten én -wanneer het om een schandaal gaat - dat de vrouwelijke kandidaat niet wordt geassocieerd met de vertrekkende partijleider en zijn vertrouwelingen. [4] Vrouwelijke partijleiders zullen minder vaak gezien worden als ‘business as usual’ politiek, maar eerder als vernieuwing en een breuk met het verleden.[5]

Toch had Nederland in 1967, ver voordat in Groot Brittannië Margaret Thatcher (1979) en in Noorwegen Gro Harlem Brundtland (1981) werd benoemd, al door een vrouwelijke premier kunnen worden bestuurd. De eerste vrouwelijke minister Marga Klompé is tijdens de verkiezingen van 1967 lijsttrekker voor de KVP in het noordoosten van Nederland en een deel van de KVP-top wil haar als formateur. Maar zijzelf vindt hat zij niet over voldoende financieel-economische kennis beschikt en meent ook dat Nederland nog niet rijp is voor een vrouwelijke minister-president.

Vrouwelijke premiers

In 2017 is dat anders. De tijd dat ‘Nederland niet rijp’ zou zijn voor een vrouwelijke premier is voorbij. Het stereotype beeld dat een minister-president per definitie een man moet zijn is aan het vervagen. Er komen dan ook steeds meer vrouwelijke premiers in Europa: van de 14 vrouwelijke premiers in de periode 1945-2014 (in 12 Europese democratieën) zijn er zes benoemd of gekozen tussen 2010 en 2014.[6] In een tijd van sterke polarisering, zowel partijpolitiek gezien als in de samenleving, is er veel behoefte aan charismatisch, bindend en competent leiderschap, eigenschappen die vrouwen zeker hebben, zoals uit de interviews met vrouwelijke ministers is gebleken. Een vrouw als minister-president is bovendien iets nieuws en zij kan dit gebruiken om een brug te slaan naar die delen van de bevolking die ofwel minder zijn geïnteresseerd in politiek, ofwel partijpolitiek zijn gaan wantrouwen. Dus gezocht: de vrouw die X opvolgt!

 

[1] Deze bijdrage is gebaseerd op interviews met 27 van de 44 vrouwelijke ministers die Nederland heeft gekend. Zie M. Leyenaar, Hare Excellentie. 60 jaar vrouwelijke ministers in Nederland. Prometheus, 2016.

[2] Susanne Bruckmüller en Nyla R. Branscombe, ‘The glass cliff: When and why women are selected as leaders in crisis contexts’. In The British Psychological Society, 49, 2010:435.

[3] Diana O’Brien, ‘Rising to the Top: Gender, Political Performance, and Party Leadership in Parliamentary Democracies’. In American Journal of Political Science, 59:4, 2015:1022-1039.

[4] Karen Beckwith, ‘From Party Leader to Prime Minister? Gender and Party Leadership Contests in West Europe’, Paper gepresenteerd op de ECPR Joint Sessions Workshop ‘Gender, Representation, and Power in the Executive Branch’, Universiteit van Salamanca, Spanje, 10-15 April, 2014:10.

[5] O’Brien, 2015:1026.

[6] Müller-Rommel, Kubbe en Vercesi, 2014:5.

Deze bijdrage stond in