Weinig verschil tussen uitgaven linkse en rechtse kabinetten

Wimar Bolhuis is verbonden aan het Montesquieu Instituut

Ondanks de vooroordelen lijkt de politieke Links-Rechts dimensie in Nederland weinig invloed te hebben op de uitgaven van de centrale overheid. Onderzoek naar zestig jaar uitgaven vertelt dat de partijsamenstelling van kabinetten niet uitmaakt voor de totale overheidsuitgaven, alleen in beperkte mate voor de uitgavensamenstelling. Hoe linkser de regering, hoe hoger de budgetgroei van uitgaven aan publieke diensten, sociale zekerheid en onderwijs. Maar op de beleidsterreinen zorg, defensie, infrastructuur, internationale samenwerking, overheidssteun aan bedrijven en het begrotingstekort zijn er geen verschillen.

Over het algemeen gaan politieke wetenschappers er natuurlijk vanuit dat linkse regeringen meer uitgeven dan rechtse regeringen. Dit komt doordat Links en Rechts van nature anders denken over de gewenste mate van overheidsingrijpen in de samenleving. Omdat de waarde ‘gelijkheid’ voor Links leidend is, willen linkse partijen een grote, actieve overheid om met allerlei beleid de verschillen tussen groepen te verkleinen en meer gelijkheid te brengen. Aangezien de waarde ‘vrijheid’ voor ‘Rechts’ leidend is, willen rechtse partijen een kleine, terughoudende overheid om individuen niet in de weg te zetten en vrijheid te bieden.

Politiek economen denken op een andere manier over politiek. De eerste aanname is dat politici, of ze nu rechts of links zijn, proberen het aantal stemmen tijdens de volgende verkiezingen zo groot mogelijk te maken. Meningsverschillen tussen economen bestaan vervolgens over de vraag op welke manier men de meeste stemmen haalt. Het ‘Partisan’ model veronderstelt dat politici zullen proberen de wensen van hun partijleden te vervullen en het verkiezingsprogramma uit te voeren, om zo zoveel mogelijk stemmen te trekken. Of partijen dus Links of Rechts zijn maakt daadwerkelijk een verschil. Maar er bestaan ook andere meningen. Het ‘Downsian’ model denkt dat politieke partijen simpelweg alles doen om het aantal stemmen zo groot mogelijk te maken. De scheiding tussen linkse en rechtse partijen zal praktisch geen verschil maken. Het komt overeen met de vaakgehoorde opmerking dat politici beloftes maken die ze toch niet kunnen waarmaken.

Het onderzoek naar zestig jaar overheidsuitgaven laat steun voor beide modellen zien. Voor uitgaven aan publieke diensten, sociale zekerheid en onderwijs heeft Links een hogere uitgavengroei dan Rechts. Dit komt overeen met het ‘Partisan’ model. Een goede verklaring, zeker voor de publieke diensten en de sociale overheid, is dat deze onderwerpen sterk gepolitiseerd zijn en zowel Links als Rechts ‘issue-owner’ zijn, hoewel in verschillende richtingen. Opmerkelijk is dat de verschillen in uitgaven stabiel zijn over een regeerperiode, er blijkt geen versterkte groei of daling van de uitgaven op te treden als coalities langer op het pluche zitten. Het ‘Downsian’ model ondersteunt de afwezigheid van verschillen op de terreinen zorg, defensie, infrastructuur, internationale samenwerking, overheidssteun aan bedrijven en het begrotingstekort. Coalities lijken hier onafhankelijk van politieke kleur te acteren. Nederlandse regeringen blijken dus te balanceren om zowel de ‘Partisan’ als de ‘Downsian’ kiezer tevreden te kunnen stellen.

Niet de stemmacht van Links in de Tweede Kamer heeft de grootste invloe dop de overheidsutigaven, maar het aandeel linkse zetels in de regeringscoalitie. Het bewijst dat de interne (macht)verhoudingen binnen een kabinet belangrijker zijn dan de externe stemverhoudingen in het parlement. Dit is te verklaren met onze gewoonte dat coalities voorafgaande aan de regeerperiode over een regeerakkoord onderhandelen. Indien een linkse partij in deze onderhandeling door haar grootte een sterke positie ten opzichte van de regeringspartners heeft, kunnen de linkse partijen afspraken maken over de samenstelling van de uitgaven. Maar enkel een sterke stemmacht in het parlement is niet voldoende, aangezien regeringspartijen elkaar steunen naar de letter van het regeerakkoord en niet alle stemcombinaties in de Tweede Kamer toelaten. Het credo blijft dus: regeren is meedoen, oppositie is toekijken.

maart 2012