N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ode aan de inhoud – Toespraak van Michiel van Nispen
In de aanloop naar Prinsjesdag wordt sinds 2013 jaarlijks de Prinsjesprijs uitgereikt aan een politicus die van bijzondere betekenis is of is geweest voor het gezag en de vitaliteit van de parlementaire democratie. De PrinsjesPrijs is een initiatief van het Prinsjesfestival. Eerdere winnaars zijn onder anderen Hans Vijlbrief (2024), Hanke Bruins Slot (2023) en Herman Tjeenk Willink (2022). Dit jaar is de prijs toegekend aan Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid voor de SP. Volgens de jury onderscheidt Van Nispen zich als een volksvertegenwoordiger die scherp toezicht op de macht combineert met constructieve oplossingen. “Hij laat zien dat parlementariër zijn een vak is dat tijd en ervaring vraagt. Met zijn vertrek verliest de Kamer een gezaghebbend en ervaren lid.” aldus het juryrapport.
In zijn reactie bij de uitreiking van de prijs gaf Van Nispen aan de waardering voor zijn inzet voor de parlementaire democratie en de rechtsstaat te beschouwen als een ‘ode aan de inhoud’.
Ik zal niet onder stoelen of banken steken dat ik heel erg trots en vereerd ben dat ik deze prijs heb gewonnen. Het zijn niet de minsten die de afgelopen jaren deze prijs toegekend hebben gekregen. Ik sta hiermee in een mooi rijtje, en het juryrapport doet me blozen.
Ik vind het dus echt heel eervol. Het is geen valse bescheidenheid als ik zeg dat ik dit ook niet had verwacht. Ik vind mezelf namelijk géén opvallend Kamerlid. Jullie hebben de prijs niét toegekend aan iemand die schittert in de talkshows. Of die het grappigste of felst is over de ophef van de dag, op X of andere socials. Je kunt namelijk veel van me zeggen, maar niet dat ik actief ben op sociale media. Maar jullie hebben de prijs toegekend aan een ander type Kamerlid. Dat vind ik ergens ook mooi. Nog los van de trots die ik persoonlijk echt heel erg voel. Ik licht dit graag toe.
Ieder Kamerlid is een passant. Niemand zit voorgoed in de Tweede Kamer. Ze komen en gaan. Soms iets te snel, dat zeker. Maar dit is hoe het werkt en ergens is dat ook goed: je zit er namelijk niet voor en namens jezelf. Je zit daar om het volk te mogen vertegenwoordigen en dat is de grootst mogelijke eer.
Je bent gekozen op basis van de ideeën om de zorg of het onderwijs te verbeteren, Nederland socialer te maken of wereldvrede te bereiken. Daarbij draait het niet om jou, maar om de ideeën en ideologie.
Ik heb me dan ook enorm verbaasd over de politieke transfermarkt van de afgelopen zomer. Politici verhuisden sneller van partij dan voetballers van club. En ik dacht: Hoe dan!? Hoe kun je nou het ene moment bij de ene partij zitten, en het volgende moment bij een andere club, met hele andere ideeën en idealen? Het wekt bij mij de indruk dat je jezelf en de eigen positie dan zo belangrijk vindt dat je er een partij bij zoekt. Het zou precies andersom moeten zijn - vind ik -, maar dat terzijde.
Deze prijs, die jullie dus hebben toegekend aan mij als persoon, beschouw ik als een prijs voor de ‘niet-altijd-aandacht-trekkende volksvertegenwoordiger’, waar er nog zoveel meer van zijn.
Ik beschouw het ook als een ‘ode aan de inhoud’. Ik ben mij de afgelopen jaren in toenemende mate gaan ergeren aan het politieke circus wat er soms van gemaakt wordt. Met name door kabinetsleden en fractievoorzitters. Het geruzie in de coalitie en tegelijk niet één probleem in Nederland oplossen; beeldvorming boven inhoud, tot in extremis. Soms schaamde ik me ervoor hier onderdeel van uit te maken. Je had bijna wat uit te leggen op verjaardagsfeestjes, dat ‘we’ er zo’n bende van maakten daar in Den Haag!
Voldoening haalde ik vervolgens uit de wat minder spectaculaire commissiedebatten over juridische beroepen of strafrechtelijke onderwerpen. Hierin voerde je met politieke opponenten en soms bondgenoten de controlerende taak uit en probeerde je met inhoudelijke plannen het beleid bij te sturen- daarbij gevoed door heel veel verschillende mensen.
Daarmee is deze prijs ook een ode aan al die mensen die met mij hebben samengewerkt en mij van informatie voorzagen. Een ode dus aan het gevangenispersoneel, sociaal advocaten, gerechtstolken en ál die anderen die vanuit het dagelijkse werk of vanuit de wetenschap ons werk mogelijk maakten. Zonder eigen onderzoek en dit soort gesprekken heb je geen recht van spreken. Je kunt niet het volk vertegenwoordigen zonder ‘het volk’ te betrekken.
Deze prijs is ook een ode aan het werk achter de schermen. Het parlement heeft een bijzonder zware verantwoordelijkheid. Je hebt met een selecte groep mensen de unieke bevoegdheid om wetten, in meerderheid, aan te nemen. En die wetten kunnen grote betekenis hebben voor mensen. We hebben gezien wat er fout kan gaan als daar te lichtzinnig of politiek opportunistisch mee wordt omgegaan.
Dit zagen we onder andere in het rapport ‘Blind voor Mens en Recht’ van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening. Hierin mocht ik 2 jaar lang, grotendeels achter de schermen, onderzoek doen en lessen trekken. Een van die lessen ging precies hierover: het serieus nemen van de wetgevende en controlerende taken van de leden die in de Kamer mogen zitten, vanwege de impact op mensen.
Nog zo’n les: zorg ervoor dat wetten niet strijdig zijn met de Grondwet.
Je moet dat niet alleen achteraf laten corrigeren door een rechter, maar juist vooraf door de wetgever zelf. Daar komt het hele idee vandaan van de tijdelijke commissie Grondrechten en Constitutionele Toetsing. Dit is een nieuwe Kamercommissie die ik samen met collega’s en hele goede ondersteuning op heb mogen zetten, en waar ik de eerste voorzitter van mocht zijn.
Het is dit belangrijke werk achter de schermen, dat maar al te vaak ondergewaardeerd wordt, ook door de journalistiek, maar in ieder geval niet door de jury van deze prijs. Daarom noem ik dit een ode aan de inhoud en een ode aan het werk achter de schermen.
Ik ben misschien soms wat streng voor mezelf en voor andere Kamerleden. Laat ik tot slot ook een wens uitspreken- of zie het als een strenge opmerking - richting de journalistiek. Onafhankelijke media zijn cruciaal in onze democratische rechtsstaat. Kritische onderzoeksjournalisten kunnen schandalen en misstanden blootleggen en daarmee de sociale en rechtsstatelijke vooruitgang dienen. Maar te veel journalisten die dag in dag uit op de vierkante kilometer in Den Haag verslag doen van exact hetzelfde, namelijk de ophef van de dag, kan volgens mij schadelijk zijn.
Het is een papegaaiencircuit, waarbij Kamerleden en journalisten elkaars roeptoeter zijn en de ophef verder wordt versterkt. In de huiskamers zien mensen alleen maar de ophef en politici die ruziënd over straat rollebollen, en niet een commissiedebat over strafrechtelijke onderwerpen (bij wijze van).
Laten we stoppen met dit kluitjesvoetbal, de ogen op de bal houden, maar ook breder kijken wie er vrij is gelopen en waar het eigenlijke doel staat. Misschien moet ik me niet wagen aan metaforen. Maar wat ik bedoel is: het gaat om onze democratische rechtsstaat. Waar we zuinig op moeten zijn. Sterker, die we moeten versterken!
Wetten die strijdig zijn met de grondrechten mogen gewoon niet meer worden aangenomen en anders wil ik ophef in de media zien over het schenden van de Grondwet! De toegang tot het recht moet verder worden versterkt. Omdat het fundamenteel is dat iedereen zich kan beroepen op de wetten en de regels die we hebben, niet alleen mensen met veel geld. Dan krijgen we namelijk klassenjustitie. En voor sociale en juridische hulp moet je in je eigen buurt terecht kunnen. Mensen moeten ook persoonlijk contact op kunnen nemen met de overheid. Want mensen moeten soms een beetje geholpen of begeleid worden, in plaats van beoordeeld of veroordeeld.
Mensen mogen van de politiek verwachten dat we alles op alles zetten om te voorkomen dat een schandaal, zoals het toeslagenschandaal, morgen weer kan gebeuren. Ik denk namelijk dat de blindheid van de wetgever en de uitvoering voor mens en recht nog niet weg is. We moeten blijven werken aan een sterkere rechtsstaat, voor mensen, waarin grondrechten worden gerespecteerd en rechtsstatelijk wordt gehandeld.
Ik vind dat alle Kamerleden, bewindspersonen en journalisten dat voor ogen moeten houden. Ik zal me daar ook voor in blijven zetten, maar dan vanaf een andere plek. Ik zal mijn opvolgers en alle andere Kamerleden en de journalisten kritisch in de gaten houden, zeg ik met een dikke knipoog en een hele grote glimlach. Maar met een serieuze ondertoon.