N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ongeregeldheden in de Eerste Kamer
Abraham Kuyper zou het waarschijnlijk wel geweten hebben. Als minister-president deinsde ‘Abraham de Geweldige’ er meer dan een eeuw geleden niet voor terug om de Eerste Kamer te ontbinden. Maar zo’n politieke krachtproef is van zijn verre opvolger, de ‘driedubbel demissionaire’ Dick Schoof niet te verwachten.
Wat zich in de Eerste Kamer voltrekt is tranentrekkend. De Kamer die zich steevast opwierp als een bastion van degelijkheid, rechtsstatelijkheid en betrouwbaarheid – zeker in vergelijking met de rommelige, volkse Tweede Kamer – is in hoog tempo bezig te verworden tot iets pijnlijks ongeregelds.
Ja, het gaat over de vele, bijna niet meer bij te houden afsplitsingen in de Senaat. Twee jaar geleden, direct na de verkiezingen, startte de Eerste Kamer met vijftien zelfstandige fracties. Inmiddels zijn er het 19 geworden. Sinds de start zijn zeven senatoren van kleur gewisseld. Het is een patroon dat al ettelijke jaren school maakt in de Tweede Kamer. Sinds 2000 hebben zich daar 25 scheuringen in Kamerfracties voorgedaan; in totaal 16 Kamerleden zijn voor zichzelf begonnen. Geert Wilders is vermoedelijk de bekendste uit dat rijtje, Pieter Omtzigt volgde hem in 2021.
Op papier, het papier van de Grondwet, mag het. Kamerleden zitten er niet namens een partij; zij worden geacht – als eigenstandige parlementariërs, zonder last – het Nederlandse volk in z’n geheel te vertegenwoordigen (artikel 50 Grondwet). Maar het heeft toch iets ongemakkelijks als een Kamerlid, gekozen op de slippen van zijn lijsttrekker, besluit om na een tijdje voor zichzelf te beginnen. Zeker als je niet op eigen kracht voldoende stemmen voor een zetel hebt binnengehaald. Het mag, het kan, maar je zou het niet moeten willen.
Die versplintering past in een breed politiek patroon. Het ‘partijkartel’, zoals Thierry Baudet het met voorliefde noemt, is al een tijdje bezig z’n greep op politiek en parlement te verliezen. Waar CDA, PvdA en VVD, de drie klassieke volkspartijen, in 1986 nog meer dan 130 van de 150 zetels in de Tweede Kamer bezetten, is na 29 oktober van die meerderheid-van-toen nauwelijks nog iets overgebleven: 60 (inclusief GroenLinks). Links en rechts zijn allerlei concurrenten opgedoken.
En net zoals partijen hun greep op het politieke proces verloren, boetten zij ook intern aan kracht in. Minder dan ooit voelen Kamerleden zich verlengstuk, laat staan zetbaas van hun partij. Al was het maar omdat de partij hun niet de zekerheid kan bieden dat ze de volgende keer herkozen zullen worden. Vandaar dat bij opflakkerende meningsverschillen Kamerleden nogal eens besluiten het op eigen kracht te proberen.
Die ontwikkeling, een versplintering, gaat uitgerekend in de Eerste Kamer –nogmaals: ooit bolwerk van zelfverklaarde integriteit – een nieuwe fase in. Parlementariërs scheiden zich niet alleen af om op hoop van zegen door te gaan, maar sluiten zich bij andere fracties aan. Het is alsof halverwege de voetbalwedstrijd Sparta-De Graafschap spelers een ander shirt aantrekken en op de ander helft gaan meespelen.
Ook dat is niet nieuw. In de Tweede Kamer – niet het favoriete schoolvoorbeeld voor de Eerste Kamer – is dat overstappen eerder begonnen: Kamerleden als Agnes Joseph (NSC), stapten in 2025 kennelijk zonder hartzeer over naar de concurrentie. En die namen hen zonder kennelijk ballotage op, zonder met de ogen te knipperen.
Van partijen als FVD, JA21 en BBB kun je, met alle respect, zoiets verwachten. Dat zijn geen systeempartijen. Systeempartijen rekenen het onder andere tot hun missie om fatsoenlijk parlementair en politiek functioneren te bewaken. Maar het wordt – laten we zeggen – opmerkelijk als ook een partij als D66 zich inlaat met dit soort praktijken. In korte tijd zijn twee BBB-Senatoren (Robert Croll en Arie Griffioen) uit hun fractie gestapt om zonder al te veel misbaar toe te treden tot de D66-Senaatsfractie.
Dat zegt natuurlijk iets over dat duo. Het is een duizelingwekkende politieke salto mortale van jewelste: van een partij die dankzij boerenprotesten veel stemmen verwierf naar een partij die bepleitte de veestapel te halveren. Hoe je dat kunt uitleggen? En het ergste is, is dat het niet eens is geprobeerd … Je kunt de kiezers niet onder ogen komen.
Maar het meest opmerkelijke is dat D66 – een partij waar je een heleboel over kunt zeggen, maar niet dat ze democratie, politiek en parlement niet serieus nemen – zonder ogenschijnlijke scrupules meewerkt aan dat soort politieke transfers. Dit zijn transfers die de slechte roep van de politiek – baantjesjagers, plucheklevers, onbetrouwbaar – bevestigen.
Nog niet zo lang geleden was zoiets ongehoord – mooi woord: ongehoord. In de jaren ‘80 probeerden twee afgescheiden CDA’ers, Jan Nico Scholten en Stef Dijkman, stilletjes de PvdA-Kamerfractie binnen te komen. Maar dat was buiten fractievoorzitter Joop den Uyl gerekend: “Zo is de sociaaldemocratie niet gebouwd.” Om eraan toe te voegen: “Bij ons kom je alleen via de voordeur binnen.”
Je gaat bijna verlangen naar Abraham de Geweldige om de Eerste Kamer een lesje te leren.
Jan Schinkelshoek was lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Hij was campagneleider van Ruud Lubbers in de jaren ’80. Bert van den Braak is emeritus-hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel.