Rationaliteit bevraagd

woensdag 6 september 2023, 10:00, analyse van dr. Anneke Ribberink

Recensie van Alex Mintz, Nicholas A. Valentino and Carly Wayne, Beyond Rationality. Behavioral Political Science in the 21st Century (Cambridge UK: Cambridge University Press 2022).


Theorieën en empirisch onderzoek over emoties nemen in de geschiedwetenschap met name sinds de millenniumwisseling een hoge vlucht. Dit geldt in toenemende mate ook voor de politieke geschiedenis. Recente voorbeelden zijn het werk van de Duitse politiek-historicus Frank Biess, die een boek publiceerde over de rol van angst in de naoorlogse Duitse politiek en het artikel van de Nederlandse historici Milan van Lange en Ralf Futselaar over emoties in de Nederlandse politieke cultuur vanaf 1945 tot 1989.1

Voor iemand die zich bezighoudt met vrouwen- en gendergeschiedenis is dit wennen. Werden in het verleden emoties niet voornamelijk aan vrouwen gekoppeld en bovendien doorgaans niet met een gunstige duiding? In een groot deel van de twintigste eeuw behandelden Nederlandse politieke biografieën, die voornamelijk over mannen gingen, in hoofdzaak de openbare verrichtingen van hun protagonisten. Dat waren immers de aangelegenheden van belang. De privésfeer en bijbehorende emoties kregen slechts in afgeleide zin aandacht. Voor inzicht in de relatie emoties-politiek moest je te rade gaan bij grote literaire schrijvers als de Rus Lev Tolstoj, de Vlaming Hugo Claus en, meer recent, de Canadese Margaret Atwood en de Britse Hilary Mantel. De toegenomen personalisering van de politiek sinds de opkomst van de televisie en de veranderingen van de jaren zestig en zeventig hebben ertoe bijgedragen dat het terrein van de privésfeer en de emoties is opengegooid in de politieke geschiedenis. Biografieën zonder aandacht voor de privésfeer worden steeds minder geschreven, al blijft de combinatie van vrouwen en emoties een gevoelige kwestie.2

Niet alleen de politieke geschiedwetenschap maakt deze ontwikkeling door. Ook de politieke wetenschap political science in engere zin kent een vergelijkbaar proces, zoals blijkt uit het hier besproken boek. De auteurs (afkomstig uit Israël en de Verenigde Staten - Michigan enWashington) geven met hun verdediging van de Behavioral Political Science (BPS) een aanvulling en correctie op de in hun wetenschappelijke discipline nog altijd invloedrijke Rational Choice Theory (RCT). Deze is gebaseerd op een sinds Aristoteles (vierde eeuw voor Christus) bestaande benadering, die ervan uit gaat dat mensen ‘rationele’ en calculerende beslissingen nemen op basis van vaak materialistische en economische overwegingen De BPS probeert aan te tonen dat ‘zachte’ terreinen van meer belang zijn bij de politieke keuzes van zowel brede massa’s als politieke elites dan verkondigd in de RCT. De BPS heeft aandacht voor belemmerende organisatorische en bureaucratische factoren, maar tevens voor immateriële overwegingen als geïnternaliseerde normen en waarden en emoties als boosheid en angst: psychologische factoren kortom.

De auteurs benadrukken hun positieve waardering voor RCT:

“We argue that one of the greatest contributions of RCT is its insistence on clear assumptions and strong logic in all theorizing about human political choices.”3

Ook wijzen ze erop dat bij aanhangers van de bekritiseerde theorie wel degelijk aandacht bestaat voor emotionele factoren en wel op het terrein van de internationale politiek, zoals vrees, wraakzucht en boosheid. Maar hun eigen onderzoek “…challenges a core assumption of RCT: that individuals are able to systematically process information in their environments in ways that lead them to make consistent, optimal choice.”4

De drie wetenschappers hebben uitvoerige en gevarieerde literatuur- en bronnenstudie verrricht om hun theorie te onderbouwen. Ze beweren niet de laatste waarheid te verkondigen, maar hebben onder meer als these dat veel ‘gewone’ mensen hun normen en waarden (idealen) meer gewicht toekennen dan het onmiddellijke economisch belang, wat op het eerste gezicht ‘irrationele’ politieke keuzes zou kunnen verklaren. De auteurs geven toe dat meer onderzoek op dit punt nodig is. Het in BPS gebruikte empirisch materiaal varieert van klassieke tekstuele bronnen en statistische gegevens tot data afkomstig uit de medische technologie. Ze gaan hierbij gedurfd te werk en schuwen zelfs de suggestie van een verband tussen genetische aanleg en politieke voorkeuren niet, waarbij alle gedane beweringen steeds zijn gebaseerd op breed en uit uiteenlopende disciplines verzamelde gegevens.

De in de westerse cultuur traditionele opvatting sinds, alweer, Aristoteles, was altijd dat mannen rationeler zijn dan vrouwen.5 Impliciet is de RCT vooral een op mannen toepasselijke theorie. Het onderhavige boek hanteert niet een genderbenadering, maar laat wel zien dat van de lange tijd aangehangen opvatting over de man als verpersoonlijking van de ratio – ditmaal toegepast op de politiek – niet veel overeind blijft. Opnieuw blijkt hoe invloedrijk voor de westerse cultuur deze klassieke filosoof was en is.

Veel van de in dit boek gepresenteerde voorbeelden zijn ontleend aan de politieke situatie in de VS. Zo weten de auteurs aannemelijk te maken dat de campagne van Donald Trump in 2016 succesvol was omdat hij inspeelde op gevoelens van boosheid bij kiezers, die motiverend werken en mensen naar de stembus dirigeren. Terwijl Hillary Clinton angstgevoelens exploiteerde over welk onheil zou optreden als Trump aan de macht kwam, wat juist demotiverend op een stembusgang werkte: boosheid stimuleert, angst doet het tegenovergestelde. Mensen met gevoelens van angst en ongerustheid denken meer na over hun keuzes en gaan voorzichtiger en dus ook terughoudender te werk. Enthousiasme voor een kandidaat werkt (uiteraard) wel stimulerend voor een stembusgang. Dit patroon komt overeen met een breder beeld bij andere verkiezingen en vond ik één van de meest verrassende inzichten in dit boek.

Obligater voor historici is het gegeven dat bij het brede publiek levende vooroordelen en intuïtie nogal eens een rol spelen bij het kiezen van een politieke kandidaat of het maken van andere politieke keuzes. Groepsidentiteit en traditie zijn van belang. Dit kan een op ratio gebaseerde beslissing tegenwerken, maar hoeft niet per se slecht te zijn en wijst soms op een verstandig soort waarschuwing. Minder opmerkelijk is tevens dat op zich rationeel lijkende besluiten bij politieke leiders ook vaak (in eerste instantie) intuïtief tot stand komen. Een voor historici eveneens bekend discussiepunt tussen RCT en BPS is het belang van de persoonlijkheid van de leider, die, zoals te verwachten valt, bij BPS als groter wordt geduid dan in de andere, concurrerende, theoretische zienswijze. Het stemt de auteurs somber dat er nogal eens sprake is van het kritiekloos volgen van op een handige wijze geframede boodschappen, die het dan winnen van een bestudering van de feitelijke inhoud. Het noopt hen tot kritische vragen naar het democratisch gehalte van de door hen onderzochte op westers model gebaseerde samenlevingen.

Inzichten uit BPS zijn inmiddels gemeengoed in delen van de regeringsapparaten van de VS, het Verenigd Koninkrijk en Israël. Dit is een wenselijke, maar voor veel historici ook vanzelfsprekende zaak.

 

Anneke Ribberink is gastonderzoekster bij de sectie Politieke Geschiedenis van de Vrije Universiteit Amsterdam.

 

[1] Frank Biess, German Angst. Fear and Democracy in the Federal Republic of Germany (Oxford 2020); Milan van Lange en Ralf Futselaar, ‘De emotionalisering van de samenleving? Een diachrone verkenning van emotionaliteit in de Nederlandse politiek en media, 1945-1989’, Tijdschrift voor Geschiedenis 134.4 (2021) 626-648; Zie voor een vroegere periode: Edwina Hagen, ‘De emotionele opmaak van revolutionairen. De politieke (revolutie-)biografie en het vraagstuk van de emotie-duiding’, Tijdschrift voor Geschiedenis 135.4 (2022) 422-431.

[2] Laura Kalman, ‘The Power of Biography’, Law and Social Inquiry, 23,2 (Lente 1998) 479-530: 490; Hans Renders, ‘Privé in de politieke biografie’, in: Idem en Gerrit Voerman (ed.), Privé in de politieke biografie (Amsterdam: Boom 2007) 7-13:9; Possing, Understanding Biographies. On Biographies in History and Stories in Biography (Odense: University Press of Southern Denmark 2017).

[3]199.

[4] 189.

[5] Nicholas D. Smith, ‘Plato and Aristotle on the Nature of Women’, Journal of the History of Philosophy 21, 4, October 1983, 467-478: 477; Eveline Groot, ‘Vrouwen door Plato’s bril’, Bij Nader Inzien. Tijdschrift gesponsord door de Nederlandse Onderzoeksschool Wijsbegeerte (OZSW) 25 juni 2020, https://bijnaderinzien.com/tag/plato/ (gezien 30 september 2022); Anneke Ribberink,’’Leidsvrouwen en zaakwaarneemsters’. Een geschiedenis van de Aktiegroep Man Vrouw Maatschappij (MVM) 1968-1973 (Hilversum: Verloren 1998) 33; F. Buytendijk, De vrouw. Haar natuur, verschijning en bestaan. Een existentieel-psychologische studie (Utrecht: Het Spectrum 1969, 16e druk, eerste druk 1951), 10-17, 253-259, 269,272, 273.